Plas niet op mijn hamburger

Vuilnis in het veevoer, gore slachters en dodelijke bacteriën bedreigen onze dagschotel. Onderzoeksjournalist Eric Schlosser daalde af in de hel van de vleesindustrie en de fastfoodrestaurants.

In de VS veroorzaakt het salmonellavirus elk jaar zo’n 500 doden. Het grote aantal besmettingen wijst op de aanwezigheid van fecale resten in het voedsel. Komt ervan als je wegwerparbeiders inschakelt in kolossale slachterijen waar er geen tijd verloren mag worden om naar het toilet te gaan, als je de ingewanden niet zorgvuldig verwijdert uit de geslachte koeien of als je de ratten niet verjaagt uit de buurt van de gehaktmolens.

Wie nog smakelijk wil eten, mag Het fastfoodparadijs niet lezen. Die grimmige reportagemarathon over de vleesindustrie (en andere voedingstakken, zoals megafrietleveranciers) is niet geschreven door Gaia-voorman Michel Vandenbosch of een andere gewijde dierenrechtenactivist. Het boek stamt van de gerenommeerde (ex-)hamburgerfan Eric Schlosser, redacteur van The Atlantic Monthly, één van die zeldzame bladen die nog ruimte bieden aan kranige onderzoeksjournalistiek. In onvervaarde Günter Wallraff-stijl werkte Schlosser undercover in fastfoodrestaurants, waadde met zijn laarzen door het bloed (en andere smurrie) in slachthuizen en trok de prairie op met ranchers. Behalve een onthutsend verslag van die belevenissen brengt Schlosser ook de geschiedenis van de Amerikaanse (en ook wel Europese) eetgewoonten en de nijverheid die daarvoor zorgt. Tegelijkertijd pluist hij processen en studies uit en interviewde hij zowel slachters, topmanagers als verontruste artsen.

Zonder serveersters. Gemakkelijkheidshalve dreigt Schlossers herculeswerk samengevat te worden als een furieuze aanval op McDonald’s. Het boek gaat echter veel breder, al krijgt de icoon van de sector onvermijdelijk een prominente rol toebedeeld. De gigant heeft zoveel vernieuwingen gelanceerd en zoveel verschuivingen teweeggebracht, dat de geschiedenis die Schlosser vertelt, wel parallel moet lopen met het ontluiken van McDonald’s.

Het begin is gekend, maar Schlosser volgt niet gedwee de officiële geschiedenis die McDonald’s uitbazuint. De broers Richard en Maurice McDonald hadden hun Hollywood-droom ingeruild voor een drive-inrestaurant in San Bernardino, ten oosten van Los Angeles. De zaak floreerde, maar de broers waren het beu dat hun serveersters er vaak de brui aan gaven en dat de (vooral jonge) klanten hun bestek gapten. In 1948 ontsloegen ze al hun bedienend personeel, installeerden een keuken die je kan bedienen zonder enige opleiding en serveerden alleen nog hamburgers en cheeseburgers, waarvoor geen bestek nodig was. Bij de bereiding werden de taken verdeeld in makkelijke, repetitieve handelingen. Voor het eerst werd het principe van de lopende band toegepast in een eethuis. Richard ontwierp ook nog een opvallend logo met de nog altijd gebruikte gebogen M. De broers waren tevreden met hun lokale faam en fortuin. Meer geld kregen ze toch niet geteld. Ze lieten het franchise-idee dan ook over aan Ray Kroc, een verkoper van mengbekers voor milkshakes, die meteen besefte dat hij een goudader aangeboord had.

Door de invoering van de lopende band hadden de broers McDonald geen geschoold personeel meer nodig. Studenten en kansarmen die voor een schijntje wilden werken en niet meteen naar een vakbond holden, konden alles aan. Ironisch genoeg heeft McDonald’s ontzettend veel subsidies opgestreken om personeel een opleiding te bezorgen. Vandaag kan je zelfs terecht in een hamburgeruniversiteit. Het keukenpersoneel kan evenwel nog altijd moeiteloos ingewisseld worden. Dat moet ook wel, het verloop kent er ook nog altijd recordpieken.

Veertien doden per dag. De standaardisering die McDonald’s invoerde, had ook een verregaande weerslag op de vleesindustrie, die het systeem overnam. Daardoor werden de vakbekwame slachters ontslagen, en ingeruild voor ongeschoolden en illegale immigranten. Daardoor daalden dan weer de al belabberde veiligheid en hygiëne tot lugubere dieptepunten.

De grote afname van de uitdijende restaurantketens werkte ook als groeihormonen voor de schaalgrootte van de vleesindustrie. Stilaan kreeg een handvol slacht- en verwerkingsconcerns de markt in handen. Zij kunnen nu hun wil (en prijs) opleggen aan de boeren, voor wie het ook meegroeien of barsten betekent. De boer is geketend aan zowel de landbouwindustrie als de vleesmogols. Ondertussen lobbyen de concerns zo sterk, dat de letterlijk levensnoodzakelijke voedingsinspecties achterwege blijven. Dat alles heeft niet alleen gevolgen voor de fastfood, maar voor zowat de hele voedingssector. Niet alleen een snelle hap in een neontent kan dodelijk zijn, ook het vlees en andere voeding op het bord thuis blijken niet veilig: “Elke dag worden er in de VS ongeveer 200.000 mensen getroffen door een ziekte die via het voedsel wordt overgebracht. Van dat aantal worden er 900 opgenomen in een ziekenhuis en overlijden er veertien.” Smakelijk.

Luc De Decker [{ssquf}]

Eric Schlosser, Het fastfoodparadijs. Spectrum, 332 blz., 21,50 euro.

Zoveel salmonelladoden? Komt ervan als er in de slachterijen geen tijd verloren mag worden om naar het toilet te gaan, als je de ingewanden niet zorgvuldig verwijdert uit de geslachte koeien, als je de ratten niet verjaagt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content