In het Oost-Vlaamse Steenhuize-Wijnhuize ligt de wieg van het Brabantse trekpaard. Ook Camille Van Waeyenberge werd er geboren. Zijn zoon, captain of industry Piet baron Van Waeyenberge, redt al meer dan twintig jaar datzelfde Brabantse trekpaard. “Cultureel erfgoed, dat moet je beschermen”, vertelt hij, terwijl hij ons trots zijn jongste vijf veulens toont.
“Ach, ik vind passie zo’n beladen woord”, vertelt de minzame voorzitter van de familiale investeringsonderneming De Eik. “Ik ben bij de jezuïeten opgegroeid, dus we houden het allemaal wat onder controle. Ik heb het liever over gedrevenheid. Niet alleen de gedrevenheid om iets te doen, maar ook en vooral om dat goéd te doen.”
De familie Van Waeyenberge werd rijk door de zuivelhandel, maar vandaag beheert de familieonderneming De Eik aandelen in een resem bedrijven. Piet Van Waeyenberge, huidig voorzitter van De Eik, werd daarnaast ook bekend als redder van het voormalige omroepgebouw op het Brusselse Flageyplein én als oprichter van De Warande, de exclusieve Vlaamse ontmoetingsplaats in hartje Brussel. Van Waeyenberge wil redden: een gebouw, een Vlaamse aanwezigheid, een met uitsterven bedreigd dier. Zelf lacht hij een beetje verlegen met die analyse: “Ik wil dingen beschermen die maatschappelijk en cultureel relevant zijn, maar doe dat graag in alle bescheidenheid.”
Oude dikke
Zijn passie voor het Brabantse trekpaard ontstond eerder bij toeval. “Wijnhuize blijkt de bakermat van het eerste Brabantse trekpaard. De ‘oude dikke van Wijnhuize’ was in 1838 het resultaat van gewaagde inteelt en kruisingen. De eeuwen voordien was het zware paard nochtans serieus in trek om kanonnen te vervoeren. Door de opkomst van de cavalerie raakte de koudbloed wat in de vergetelheid. De oude dikke uit het dorp van mijn vader bleek ideaal te zijn qua verhouding tussen input en output. Het dier had niet veel eten nodig om toch veel zwaar werk te verrichten.”
Terug naar Van Waeyenberge zelf. In 1973 kon hij het Baljuwhuis naast het Kasteel van Gaasbeek kopen. Het dateert van 1602 en had serieuze lappen weilandgrond. “Wat moest ik op die weiden zetten: koeien, schapen, paarden? Een vriend maakte me er attent op dat het Brabantse trekpaard met uitsterven bedreigd was.” Enkele mannen (onder wie Jan Toye van de Brouwerij Palm) richtten de Vereniging voor het Behoud en het Bevorderen van het Belgische Trekpaard op (met Gaston Geens als eerste voorzitter), en kochten elk enkele trekpaarden.
Ook Van Waeyenberge sloeg aan het fokken. Met succes. Glunderend laat hij ons de veulens Thea, Torus, Tine, Truus en Tessa van Gaasbeek zien. “Met kleine v“, lacht hij. “Het zijn dieren met een stamboek, van adel.” In totaal heeft Van Waeyenberge vierentwintig paarden. “In 1988 telde ons land nog 450 geboorten van Brabantse trekpaarden. Vandaag zijn dat er 900. Belangrijk is daarbij dat we ook alle kleurvariëteiten beschermen.” En hij noemt ze in een drafje op: bruin, vos en zwart. En door kruisingen krijg je bruinschimmel, blauwschimmel, vosschimmel en appelschimmel. De dieren stonden er door de intrede van de tractor enkele decennia werkloos bij: de interesse van de boer verminderde. “Met onze vereniging promoten we nieuwe bestemmingen voor het trekpaard: toeristische ritten, maar ook het mennen of trekwedstrijden. Het zorgt er allemaal voor dat het Brabantse trekpaard in eer hersteld wordt.”
Het paard is daarmee gered. “ik wil niet alleen het Brabantse trekpaard redden. Als dat paard er niet meer zou zijn, dan zouden ook een aantal ambachten, voorwerpen en woorden verloren gaan.” Meteen komt zijn liefde voor de Nederlandse taal naar boven. “Wat zouden we zijn zonder zadelmakers, gareel, kordeel en dissel?” Schoonheid is voor de eeuwigheid, vindt hij. En dat mag niet beperkt blijven tot schilderijen en gebouwen.
Tableau vivant
Hij vertelt bijna lyrisch over de schoonheid van zijn paarden. “Het is zalig om tijdens de lente van in ons huis naar de dartele veulens te kijken die met hun moeder door de weilanden lopen. Dit heuvelachtige land was het decor voor veel van Brueghels schilderijen. Zowel Brueghel als Dürer tekenden trouwens trekpaarden in hun werken. Ik woon in een tableau vivant.”
Een trekpaard: dat is geen dartel renpaard. Terwijl we onder fruitbomen door een aantal dieren bewonderen en voorzichtig door zo’n levende Brueghel stappen, zien we hoe het standvastige, vriendelijke, lieve paarden zijn. Geen storm-in-‘t- velden maar stabiele, langlevende dieren. “Precies zoals een eik. En precies zoals de investeringen die wij met onze familiale onderneming voorstaan”, repliceert Van Waeyenberge. “Een eik is diepgeworteld, groeit langzaam, heeft verschillende sterke takken, wordt oud. Veel van die kenmerken gelden ook voor het Brabantse trekpaard. En voor De Eik. Wij gaan niet voor snelle in-outs maar investeren in duurzame groei.” Doordacht dus. Zoals een trekpaard dat urenlang onder een fruitboom staat, peinzend, starend, stabiel. Om nadien rustig maar hard aan het werk te gaan. Noest en doordacht.
Van Waeyenberge stapt met zijn wandelstok uit Quebec – we krijgen er bij het afscheid een mee – verder tussen zijn geliefde paarden. Hij klopt de veulens tegen de flank. “Je bent een mooi meisje”, zegt hij tegen Tessa. Begrijpend knikt het dier naar haar baas. Ze zal langzaam groeien en sterk worden. Precies zoals die baas dat graag heeft.
Door Aart De Zitter / Foto’s: Thomas De Boever
“Dit heuvelachtige land was het decor voor veel van Brueghels schilderijen. Ik woon in een tableau vivant.”