Personenbelasting verlagen, was kapitale fout”

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Premier Guy Verhofstadt verschuift de lasten op arbeid naar milieuheffingen om het broeikaseffect te lijf te gaan. Intussen laat hij zijn begroting ontsporen. Hij had beter de vennootschapsbelasting verlaagd en de sociale zekerheid hervormd, zegt internationaal belastingspecialist Frans Vanistendael.

Op 9 februari buigt de Nationale Klimaatcommissie zich over nieuwe maatregelen om bijna 5 miljoen ton minder CO2 uit te stoten. Intussen breekt Guy Verhofstadt (VLD) een lans voor Kyoto Plus, dat de strijd tegen het broeikaseffect moet versterken. Aansluitend op het nieuwe rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) wil de premier de belastingen op arbeid verschuiven naar milieuheffingen. Maar Frans Vanistendael, hoogleraar Belastingrecht aan de KU Leuven en internationaal belastingexpert van het advocatenkantoor Loyens, pleit voor bescheidenheid: “Als amateur-meteoroloog weet ik dat je de natuur niet kunt dwingen. Een wijziging van ons gedrag zal geen verschil maken. Als er echt een opwarming aan de gang is, kunnen wij die evolutie niet tegenhouden. Anderzijds kunnen we het ons niet veroorloven niets te doen. In de meteorologie is een verschil van een graad Celsius soms van levensbelang.”

Toch maakt Vanistendael (de broer van schrijver Geert van Istendael) zich meer zorgen om de openbare financiën van ons land. In de laatste editoriaal van het Algemeen Fiscaal Tijdschrift vorig jaar – “après nous le déluge” – beschuldigt Vanistendael de regering van slechte loodgieterij. “De jongste begrotingen zijn van een ondraaglijke lichtheid. Ondanks de stijgende belastingopbrengsten en de lage rentevoeten slaagt paars er enkel in een budgettair evenwicht te realiseren dankzij eenmalige maatregelen, die de lasten naar de toekomst verschuiven. En het belangrijkste verlies is nog niet in de begroting 2007 ingecalculeerd: de hervorming van de personenbelasting in 2004.”

VANISTENDAEL (KU LEUVEN, LOYENS). “Ja, maar de manier waarop het nu gebeurt en het volume kent geen voorgaande. De oorzaak ligt in de vermindering van inkomsten uit de personenbelasting als gevolg van de tariefverlaging die deze regering heeft doorgevoerd. Dat is een kapitale fout geweest, die de schatkist jaarlijks bijna 3 miljard euro kost. Zo’n groot gat heeft nog geen enkele regering in de begroting gekapt. Daar betaalt ze de prijs voor. Zonder deze maatregel zaten we met een budgettair overschot om de problemen van de toekomst aan te pakken.”

De vergrijzing hangt als een zwaard van Damocles boven ons hoofd?

VANISTENDAEL. “Inderdaad. De babyboomgeneratie gaat met pensioen. Dit betekent dat de hoge lonen op het einde van de loopbaan worden vervangen door lage pensioenen, eventueel aangevuld met extralegale vergoedingen. Maar ze compenseren nooit volledig het bedrag van de lonen. Daardoor dalen de fiscale ontvangsten van de personenbelasting, ook al omdat de pensioenen van een gunstiger belastingregime genieten. In het begin zal dit effect enigszins worden gecamoufleerd door de (relatief lage) heffing op de uitkering van pensioenkapitalen. Na enkele jaren zullen de gevolgen zich opstapelen. De lonen van de jongeren die tot de arbeidsmarkt toetreden, leveren niet dezelfde belastingopbrengsten als de lonen van de ouderen die met pensioen gaan. Samen met de btw is de personenbelasting de voornaamste bron van overheids-inkomsten in ons land. De vraag is: hoe zal de regering dit verlies opvangen?”

Met een vermogensbelasting?

VANISTENDAEL. “De vermogensbelasting als een jaarlijkse belasting op het nettovermogen is de laatste jaren in veel landen afgeschaft. Er zijn andere vormen van onrechtstreekse belasting op kapitalen – zoals de onroerende, maar ook de roerende voorheffing. Zowel wat grondslag als tarief betreft, ligt deze fiscaliteit op hetzelfde niveau als dat van onze buurlanden. Probleem is dat vele belastingplichtigen eraan ontsnappen. Maar hier proberen de Europese spaarrichtlijn en de internationale antiwitwasregels een stokje voor te steken. Laten we eerst de gevolgen van deze maatregelen – een verschuiving van de fiscale druk van arbeid naar kapitaal – afwachten, vooraleer we de lasten op het vermogen verhogen. Jammer genoeg tonen de voorstellen die in bepaalde kringen circuleren, aan dat links nog altijd niets heeft geleerd van de fiscale excessen eind jaren zeventig, toen het maximumtarief nog 72 % op alle inkomsten (ook uit vermogen) bedroeg. Met de gemeentelijke opcentiemen en de tijdelijke solidariteitsbijdragen erbij kwam je zelfs aan 90 %. Niet verwonderlijk dat toen slechts 10 % van de belastingplichtigen het verschuldigde bedrag op de inkomsten uit vermogen betaalde.”

Nochtans zijn de voorwaarden voor de invoering van een vermogensbelasting nog nooit zo gunstig geweest, schreef u drie jaar geleden.

VANISTENDAEL. “De technische voorwaarden worden een voor een gerealiseerd. Het bankgeheim is doorbroken, de effecten aan toonder worden afgeschaft en de financiële instellingen moeten informatie van hun klanten aan de overheid doorgeven. Maar dat wil niet zeggen dat er ooit een vermogensbelasting komt. Zeker in het vooruitzicht van de verkiezingen zal geen enkele politieke partij, behalve de Partij van de Arbeid, voor deze maatregel pleiten. Wel worden inkomsten uit beleggingen steeds meer belast – zoals de heffing op beveks of levensverzekeringen (Tak 21 en 23) – om de discrepantie tussen lasten op arbeid en kapitaal te verkleinen en de afbrokkeling van de belastbare basis in de personenbelasting te compenseren.”

Zijn lagere tarieven voor kapitaalbelastingen niet onrechtvaardig, omdat inkomsten uit vermogen niet voortvloeien uit persoonlijke inspanningen?

VANISTENDAEL. “Dat argument stamt uit de negentiende eeuw. De belastingtarieven worden niet bepaald volgens de inspanningen die iemand moet leveren om zijn inkomen te verwerven. Zeelui, mijnwerkers en bouwvakkers krijgen geen lager tarief omdat ze harder moeten werken voor hun loon. Renteniers moeten niet werken, maar brengen wel permanent een economisch offer om hun kapitaal te laten renderen. Het geld dat ze beleggen, kunnen ze namelijk niet gebruiken voor leuke dingen zoals vakanties, etentjes of terreinwagens. Er staat dus wel een economische tegenprestatie tegenover de vergoeding voor het gebruik van het kapitaal: in plaats van onmiddellijke consumptie wordt het kapitaal gebruikt om te voldoen aan andere behoeften. Bovendien is voor de meeste mensen het vermogen opgebouwd uit inkomsten uit arbeid, die in het verleden al aan een zware belasting zijn onderworpen. Dat wil niet zeggen dat vermogen niet belast mag worden. Wel moet het tarief niet noodzakelijk even hoog liggen als de belasting op inkomen uit arbeid. Ten slotte bestaat de last op arbeidsinkomen in de eerste plaats uit sociale bijdragen, die recht geven op tegenprestaties (werkloosheid, pensioen, ziekteverzekering). Zij komen, met uitzondering van de kinderbijslagen, vooral de lagere inkomenscategorieën ten goede. Belastingen op inkomsten uit vermogen leveren geen enkele individuele tegenprestatie op in de sociale zekerheid.”

Maar dit socialezekerheidsstelsel stevent toch recht op een failliet af?

VANISTENDAEL. “Ja, maar daar doet de regering helaas niets aan. Wel heeft ze de personenbelasting verlaagd. Het effect van deze maatregel op de economische groei blijft echter beperkt, omdat ons land grotendeels van de export leeft. Een verbetering van de internationale concurrentiepositie werpt veel meer vruchten af. Daarom kan je beter de arbeidskosten verminderen. Dat is geen probleem van de personenbelasting, maar van de sociale zekerheid. Aan dit stelsel wordt jammer genoeg niet geraakt. Probleem is dat deze private sociale verzekering taken op zich neemt die niets met arbeid te maken hebben, maar wel door heffingen op arbeid worden gefinancierd. Denk bijvoorbeeld aan de kinderbijslag en de gezondheidszorg. Daarom kampt het regime, als je de fiscale ontvangsten niet meerekent, met een jaarlijks tekort van 30 %. Belastingbetalers delgen deze put, maar krijgen geen inspraak. Waarom moeten gepensioneerden bijvoorbeeld geen sociale bijdragen betalen? De organisatie en controle van de sociale zekerheid blijft in handen van de sociale partners. Als voormalig lid van de Hoge Raad van Financiën pleit ik al meer dan twintig jaar vruchteloos voor een grondige hervorming van dit systeem. Maar de vakbonden en het patronaat voelen niet veel voor dit debat. Door de financiële stromen te wijzigen, zou je aan hun beslissingsbevoegdheid raken en zou een gedeelte van de beslissingen worden onderworpen aan politieke arbitrage vanuit alle sectoren van de overheid. Dat willen ze niet.”

Intussen pleit Unizo voor een tarief van 20 %.

VANISTENDAEL. “Ik sta daar volledig achter. De aanslagvoet in Duitsland ligt sinds begin dit jaar op 25 % en ze plannen een verdere daling naar 18 of zelfs 15 % in 2008. België zal deze trend moeten volgen om economisch te kunnen overleven. Daarom pleit ik voor een degressief tarief in de vennootschapsbelasting en niet een progressief tarief, zoals Unizo voorstaat. Geen lagere aanslagvoeten voor kmo’s – zoals nu – maar voor grote bedrijven, die aan internationale concurrentie onderworpen zijn. Kleine ondernemingen met enkele werknemers – zoals de bakker om de hoek – opereren vooral op lokaal vlak en hebben geen last van de globalisering. Zij kunnen gerust meer betalen. Nu ligt voor zelfstandigen de fiscale druk dubbel zo hoog in de personenbelasting als in de vennootschapsbelasting. Dit extreme onevenwicht verklaart ook de opmars van de zogenaamde managementvennootschappen, wat verkapte arbeidscontracten zijn. Bovendien betalen ze geen sociale bijdragen. Gewone werknemers en ambtenaren hebben die uitvalsweg niet.”

Moeten de sterkste schouders niet de zwaarste lasten dragen?

VANISTENDAEL. “Grote ondernemingen maken relatief gezien niet de grootste winsten. Bovendien hebben zij te kampen met de felste wereldwijde competitie. Hun producten en diensten kunnen makkelijk worden verplaatst. Daarom moeten ze kunnen genieten van dezelfde lage tarieven als in het buitenland, zoals Ierland (12,5 %).”

Kan naar het voorbeeld van de Oost-Europese vlaktaks het mes worden gezet in de talrijke vrijstellingen?

VANISTENDAEL. “Internationaal vindt een algemene tariefdaling plaats. Ook zou de vermindering van het aantal vrijstellingen een goede zaak zijn. Maar je moet wel opletten dat je zo geen dubbele belastingen creëert. Wat de personenbelasting betreft, pleit ik voor een vlaktaks met een proportioneel tarief van 50 % en een drastische verhoging van het belastingvrije minimum tot ongeveer 11.000 euro. Zo kunnen alle bijzondere regimes voor vervangingsinkomens – inclusief pensioenen – en het huwelijksquotiënt worden afgeschaft. Dat is niet asociaal. Dankzij de aanzienlijke vrijstelling betalen de lage inkomens praktisch geen belastingen meer en de werkende gezinnen uit de lagere looncategorieën houden netto meer over dan de niet-actieven. Zo los je het probleem van de werkloosheidsval op. De afschaffing van alle vrijstellingen lijkt mij politiek niet haalbaar, maar je kan daar wel een maximumbedrag op plakken. Na verloop van tijd zullen een aantal vrijstellingen dan vanzelf verdwijnen, met een enorme vereenvoudiging van de aangifte tot gevolg.”

Zit het ministerie van Financiën in een crisis, zoals de vakbonden beweren?

VANISTENDAEL. “De fiscus heeft geen tijdelijke crisismanager à la Karel Vinck nodig, zoals begrotingsminister Freya Van den Bossche (SP.A) stelt. Wel een vaste bewindsman of -vrouw, die aandacht heeft voor goed bestuur. Een staatssecretaris van Financiën zou die rol kunnen vervullen, op voorwaarde dat het geen voorwendsel wordt om de belastingwetgeving politiek te verkavelen onder drie personen (Financiën, Begroting en Belastingen), die behoren tot drie verschillende politieke partijen. De eerste opdracht is paal en perk stellen aan de voortschrijdende politisering en de beroepsbekwaamheid en -integriteit centraal stellen. De tweede opdracht is het personeel reorganiseren en efficiënter inzetten, en eventueel aanvullen met ontbrekende professionele krachten. De derde opdracht is het volledig doorvoeren en gebruiken van de informatisering in al haar aspecten. De laatste opdracht is het moderniseren van de wetgeving over controle en onderzoek. Dat is geen opdracht van een of twee jaar, maar een permanente opdracht op langere termijn, die het best wordt toevertrouwd aan een specialist.”

Op 30 september gaat u met pensioen. Wat zijn uw plannen?

VANISTENDAEL. “Ik heb een opdracht aanvaard om twee dagen per week te werken als academic chairman van het International Bureau of Fiscal Documentation in Amsterdam. Voorts zal ik zo lang mogelijk – al dan niet als gastprofessor – het belastingrecht blijven volgen. Ten slotte hoop ik nog een paar dagen per week gewoon thuis te zijn voor familie, poëzie, muziek en het bestuderen van weerkaarten.”

FISCUS STRIJDT MET NIEUWE WAPENS

Vermogensbelasting duikt weer op. (blz.56)

FRANS VANISTENDAEL

Geboren in Ukkel op 13 mei 1942.

Doctor in de Rechten (1965), licentiaat in Notariaat (1967), Master of Laws (Yale, 1969).

Docent in Belastingrecht (sinds 1972),

Begrotingsrecht (1972-1980) en

Algemene Rechtstheorie (1984-1991),

gewoon hoogleraar sinds 1979 (KU Leuven).

Advocaat aan balie van Brussel, achtereenvolgens bij

De Bandt & Van Hecke, Tournicourt & Vanistendael en

Loyens (sinds 1975).

Kabinetsmedewerker bij Mark Eyskens (CD&V),

minister van Financiën (1980-1981) en bij

staatssecretaris van Financiën Wivina Demeester (CD&V/ 1989-1992)

Lid van de Hoge Raad van Financiën (1981-2000).

Adviseur van het IMF, de Oeso en de Europese

Commissie.

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content