PENSIOEN PLANNEN IS VOORUITZIEN

Katherine en Tim zijn veertig en willen hun pensioen voorbereiden. Over welke inkomsten moeten ze beschikken om hun levensstandaard in stand te houden zodra ze stoppen met werken?

Katherine en Tim zijn veertig. Beiden zijn actief in de informaticabeveiliging. Ze zijn gepassioneerd door hun beroep, maar dat weerhoudt hen er niet van vooruit te zien naar het moment dat ze stoppen met werken. “We zijn nog 25 jaar verwijderd van ons pensioen en denken dat dit het goede moment is om met de voorbereiding te beginnen. Maar over welk kapitaal moeten we beschikken om een voldoende hoog inkomen over te houden na onze pensionering? En hoe moet we dat bedrag bij elkaar sparen?”

“Een schatting maken van het inkomen dat ze nodig hebben tijdens hun pensioen, is moeilijker dan het lijkt”, zegt Jos De Mulder, expert bij de vermogensspecialist BFO. “Om te beginnen moeten ze niet uitgaan van hun netto-inkomen, maar van hun beschikbare inkomen.” Van de 45.000 euro die ze verdienen, sparen Katherine en Tim elk jaar 10.000 euro. Het beschikbare inkomen waarmee ze hun levensstandaard in stand kunnen houden, bedraagt dus 35.000 euro.

“Maar die 35.000 euro per jaar zal op hun 65ste niet volstaan. Ze zullen veel meer nodig hebben”, stelt De Mulder. “Over zo’n lange periode moeten Katherine en Tim rekening houden met de inflatie. Uitgaand van een gemiddelde inflatie van 2,25 procent per jaar, moeten ze over 61.045 euro per jaar beschikken wanneer ze met pensioen gaan. En de inflatie stopt niet zodra ze 65 jaar zijn. Zo moeten ze op hun 75ste beschikken over 76.000 euro per jaar om hun levensstandaard te vrijwaren.”

Persoonlijke inflatie

Zelfs dat bedrag zal niet genoeg zijn. Jos De Mulder: “Katherine en Tim moeten ook rekening houden met hun persoonlijke inflatie. De behoeftes van een mens evolueren tijdens zijn leven. Zo rijden Katherine en Tim niet meer met hetzelfde type wagen als toen ze twintig waren. Ze gaan wellicht ook vaker buitenshuis eten en brengen hun vakanties anders door dan vroeger. Die evolutie zal voortgaan tot aan hun pensionering. Je mag aannemen dat ze na hun pensioen een budget nodig hebben dat een tiende hoger is dan dat van vandaag. En voorlopig hebben ze als werknemer extralegale voordelen zoals een wagen, een gsm en een pc. Als ze met pensioen gaan, hebben ze die nog altijd nodig, maar ze betalen daar dan zelf voor. Voor werknemers komen die uitgaven uit op ongeveer 10 procent van hun jaarbudget; zelfstandigen moeten zelfs rekenen met ongeveer 20 procent.”

Als ze die persoonlijke inflatie meetellen, moet het jaarlijkse inkomen van Katherine en Tim na hun pensionering dus 73.864 euro bedragen. “In principe moet je van dat bedrag het wettelijk pensioen aftrekken”, vervolgt De Mulder. “Maar het is moeilijk in te schatten hoe ons pensioensysteem zal evolueren, temeer omdat de vooruitzichten veeleer pessimistisch zijn. Wij verwachten dat het wettelijk pensioen de inflatie niet volgt. Het is zelfs voorzichtiger op geen enkel pensioen te rekenen.”

Vier vermogens

Om dat aanzienlijke bedrag te sparen, moeten Katherine en Tim bepalen welk deel van hun vermogen ze gebruiken om hun dagelijkse uitgaven te financieren. Hun vermogen zal moeten bestaan uit vier componenten:

* Het direct consumeerbare vermogen: alle beleggingen die snel in cash kunnen worden omgezet. Tot die categorie behoren alle klassieke beleggingen, zoals obligaties, fondsen en tak21- en tak23-levensverzekeringen. Let wel: het kapitaal op tak21-producten is alleen belastingvrij opvraagbaar na acht jaar.

* Het niet rechtstreeks consumeerbare vermogen: alle beleggingen die wel kunnen worden omgezet in cash, maar minder gemakkelijk. Een voorbeeld is vastgoed: het is altijd mogelijk een onroerend goed te verkopen, maar dat vergt meer tijd. De huur is wel direct consumeerbaar.

* Het tijdelijk niet-beschikbare vermogen: het vermogen dat Katherine en Tim voorlopig niet te gelde kunnen maken, zoals beleggingen die geblokkeerd zijn voor een bepaalde periode.

* Het niet-beschikbare vermogen: daaronder vallen de vermogensbestanddelen die nooit worden verkocht, zoals de gezinswoning.

Overlaten aan de kinderen

“Katherine en Tim moeten ook bepalen welk deel van hun vermogen ze willen doorgeven aan hun kinderen”, aldus De Mulder. “Wat ze willen nalaten aan hun kinderen, kunnen ze niet gebruiken om hun levensstandaard te behouden. Ze kunnen het niet verkopen of ze moeten tevreden zijn met de inkomsten ervan. Laat we eerst uitgaan van het uiterste geval dat ze aan hun kinderen alleen de gezinswoning overlaten. Bij hun pensionering moeten ze dan eenvoudigweg beschikken over een kapitaal dat ze beleggen in een lijfrenteproduct. Er bestaan producten met overdraagbaarheid, wat betekent dat de langstlevende partner nog 75 procent van de rente blijft ontvangen. In het geval van Katherine en Tim zal de rente uitkomen op 6155 euro per maand. Afhankelijk van het product dat ze kiezen, moeten ze daarvoor ongeveer 1.800.000 euro beleggen.”

Willen ze ook een deel van hun kapitaal doorgeven aan hun kinderen, dan moeten Katherine en Tim over meer geld beschikken. “We onderzoeken het andere uiterste geval: dat ze hun volledige vermogen intact willen houden”, zegt De Mulder. “Stel dat hun vermogen jaarlijks 4 procent rendement opbrengt. Om de inflatie te neutraliseren, moeten we daar 2 procent per jaar van aftrekken. Er blijft dus 2 procent over voor hun uitgaven. Om het gekapitaliseerde bedrag te berekenen, moeten Katherine en Tim deze formule gebruiken:

gewenst inkomen / ((1 + rendement)

– (1 + inflatie)) – 1.

Aangezien hun gewenste inkomen 73.864 euro per jaar bedraagt, moeten Katherine en Tim op het moment van hun pensionering beschikken over een kapitaal van 3.767.064 euro.”

Een haalbare doelstelling

“Dat bedrag kan astronomisch lijken, maar het is geen onhaalbare doelstelling”, stelt Jos De Mulder gerust. “Vandaag hebben Katherine en Tim ongeveer 300.000 euro spaargeld, een pensioenspaarplan met een reserve van 20.000 euro en ze weten dat de groepsverzekering van Tim een kapitaal van 150.000 euro uitkeert wanneer hij 65 wordt. Het uiteindelijke bedrag is variabel; het hangt af van zijn inkomen, dat minstens gekoppeld is aan de index.”

Volgens de raming van Jos De Mulder beschikken Katherine en Tim op hun 65ste over 799.750 euro (hun spaargeld gekapitaliseerd tegen 4 procent), 113.116 euro via hun pensioenspaarplan en 261.621 euro uit hun groepsverzekering. Dat betekent dat ze zonder bijkomende spaarinspanning al over 1.177.487 euro beschikken, of een derde van de som die ze nodig hebben. Als ze 10.000 euro per jaar blijven sparen, zal dat spaargeld — tegen een rendement van 4 procent — bij hun pensionering ongeveer 433.000 euro hebben opgebracht. Zonder dat ze hun gewoontes hoeven te veranderen, komen ze dus uit op 1.610.000 euro, iets minder dan het bedrag dat ze nodig hebben om zich een lijfrente uit te keren.

“Vanaf die grens levert elke bijkomende spaarinspanning hun een kapitaal op dat ze aan hun kinderen kunnen geven”, legt Jos De Mulder uit. “Doen ze een bijkomende spaarinspanning van 500 euro per maand, dan hebben ze bijna 260.000 euro extra. Daartegenover staat dat onze schattingen vrij voorzichtig zijn. Het volstaat dat het rendement van hun beleggingen stijgt van 4 naar 5 procent om een substantieel verschil in de doelbedragen te zien: een daling van het vereiste kapitaal van 3.767.064 naar 2.511.376 euro, en een stijging van het kapitaal door hun huidige spaarinspanning tot 501.134 euro. Alles blijft dus mogelijk. Het is raadzaam dat Katherine en Tim een expert in vermogensplanning in de arm nemen om alle details uit te werken en te beschikken over nauwkeuriger schattingen.”

FREDERIC WAUTERS

Het bedrag dat Katherine en Tim moeten sparen voor hun pensioen lijkt astronomisch hoog, maar het is geen onhaalbare doelstelling.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content