‘Peking en Berlijn moeten nu handelen’

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Geldschieters vinden niet dat zij concessies moeten doen. Zolang Duitsland en China die mening niet herzien, staat het economische herstel in Europa en in de wereld op losse schroeven, meent George Magnus, zakenbankier en gerenommeerd econoom van UBS Investment Bank in Londen.

In Uprising – will emerging markets shape or shake the world economy? veegt George Magnus, zakenbankier bij het Zwitserse UBS Investment, het vooruitzicht van tafel dat opkomende economieën, China op kop, het westen op korte termijn voorbijsteken. Hij ontkent niet dat er een verschuiving plaatsvindt, maar China en andere groeilanden staan voor nieuwe uitdagingen: de geschiedenis toont aan dat het moeilijk is hoge groeiprestaties te blijven aanhouden nadat een land de kaap van 10.000 euro jaarinkomen per inwoner heeft bereikt.

“Je wordt geen supereconomie als je opstoomt naar 20.000 euro jaarinkomen zonder overschakeling van een geleid staatskapitalisme naar een rechtsstaat waarvan de economische groei gevoed wordt door democratische instituties.” Behalve retoriek over de noodzaak om de Chinese economie te heroriënteren naar meer binnenlandse consumptie, verwacht George Magnus geen concrete stappen in die richting met het twaalfde vijfjarenplan dat Peking nu ontrolt.

“De Chinese inflatie draait rond 5 procent, maar de reële intrestvoet is negatief. Dat verontrust mij voor de economische stabiliteit van China in de komende drie tot vijf jaar. Ze kunnen de vastgoedbubbel niet effectief afremmen, omdat niemand de inflatie wil aanpakken voor de wissel in het leiderschap van 2012.”

Parallel met de debatten in het Chinese Volkscongres over het nieuwe vijfjarenplan, buigen de Europese leiders zich over een reddingsplan voor de eurozone en zoekt de G20 naar oplossingen voor onevenwichten in de wereldeconomie. “Sinds de bankencrisis worstelen de Verenigde Staten en Europa met grote budgettaire problemen en overheidsschulden. We zijn op zoek naar nieuwe groeifactoren nu de financiële industrie en de woningsector uitgevallen zijn.”

Magnus benadrukt dat westerse economieën, om zich te kunnen herpakken zonder zich te laten meeslepen door protectionistische reflexen, vooral moeten focussen op de oplossing van de werkloosheid, schuldenafbouw, zorgen voor beter onderwijs en het in goede banen leiden van immigratiestromen.

GEORGE MAGNUS. “Net zoals de Chinezen vinden de Duitsers dat zij alles volgens het boekje hebben gedaan en dat de problemen van de anderen niet hun schuld zijn. Zij willen niet opdraaien voor het wanbeleid van schuldenlanden. Bondskanselier Angela Merkel gaat ervan uit dat de landen van de eurozone meer inspanningen moeten doen om hun overheidsfinanciën en concurrentiekracht te verbeteren, maar niet iedereen in de eurozone kan een spaarder zijn. Duitsland kan alleen zoveel sparen omdat anderen lenen. We zien hetzelfde in de verhouding tussen China en de Verenigde Staten.

“Als we de wanverhoudingen tussen geldschieters en schuldenlanden niet snel rechttrekken – daarom niet morgen, maar het mag toch geen jaar of twee meer aanslepen – neemt het onderlinge wantrouwen toe. Zowel tussen de leden van de Europese Unie onderling, als tussen de EU en de VS aan de ene kant en de opkomende landen aan de andere kant. Merkel mag niet alleen een competitiviteitspact opdringen, ze moet haar kiezers uitleggen dat de hele Europese constructie op het spel staat.”

De Duitse portemonnee openen in ruil voor structurele hervormingen?

MAGNUS. “Precies, zonder financiële solidariteit met de landen in moeilijkheden wordt het erger. Budgettaire afspraken en competitiviteit zijn belangrijk op de middenlange en langere termijn, maar het zijn niet de meest dringende problemen. Wil je de crisis een halt toeroepen, zodat de lidstaten tijd krijgen om die knelpunten aan te pakken, moet je nu eerst twee zaken doen: het Europese reddingsfonds (EFSF) verruimen en zo nodig de banken herkapitaliseren.

“Want ofwel red je de landen met torenhoge schulden, ofwel red je de banken. Al is de grens tussen het ene en het andere niet zo duidelijk, het is eerder yin en yang. Griekenland heeft zich bezondigd aan financieel wanbeleid, maar Ierland, Portugal en Spanje waren toonbeelden van economische flexibiliteit en Ierland zelfs van fiscale voorzichtigheid. Het schuldenprobleem van deze landen is in wezen een probleem van de private banksector. Als je dat niet dringend aanpakt, blijft de schuldencrisis sluimeren. We moeten de Portugezen verplichten externe bijstand te accepteren om te vermijden dat de kostprijs uiteindelijk nog veel hoger uitvalt.”

De belastingbetaler wil niet langer opdraaien voor roekeloze bankiers.

MAGNUS. “De politici hebben zich laten vangen aan het argument van de banken dat als de aandeelhouders de rekening moeten betalen, er nog heel wat Lehman-fiasco’s volgen. Maar in ruil voor financiële bijstand kan Merkel uiteraard voorwaarden laten opleggen en duidelijk maken dat obligatiehouders, dus de financiële markten, na 2013 voor eventuele nieuwe reddingen van banken opdraaien, niet de belastingbetaler.

“De Europese leiders kiezen best voor het risico op financiële instabiliteit die ze onder controle houden door regelgeving die ervoor zorgt dat banken zich minder roekeloos gedragen, fusioneren of desnoods over de kop gaan. Hoe dan ook moeten de bankiers boeten voor de gevolgen van hun gedrag. Als de burgers weer het gelag moeten betalen, dan worden populistische anti-Europese gevoelens en de roep om protectionisme sterker.

“Dit vergt uiteraard staatsmanschap, maar ik ben ervan overtuigd dat deze discussie achter de schermen gevoerd wordt. Het probleem van de onevenwichten in Europa is tenslotte gemakkelijker op te lossen dan in de wereld, omdat EU-lidstaten een deel van hun nationale bevoegdheden hebben afgestaan.”

U bent minder optimistisch over oplossingen in de G20?

MAGNUS. “Je kunt alleen maar hopen dat de rede terugkeert en we globale instellingen kunnen oprichten om terug te keren naar een soort Bretton Woods-afspraken, zoals het beperken van overschotten en tekorten tot 3 procent van het bruto binnenlands product. De tijd dringt, want het aantal handelsgeschillen neemt toe. Sommige opkomende landen grijpen naar beperkingen op de kapitaalstromen om hun wisselkoers zo laag mogelijk te houden en verwijten de VS een laks monetair beleid.

“Tegenover tekorten in de westerse economieën staan overschotten in de groeilanden. Dus moeten wij meer kunnen exporteren en zij meer consumeren. Want de volgende tien jaar zullen wij in het westen aan schuldafbouw moeten doen in de overheidsuitgaven, de banksector en bij de gezinnen. Als wij meer sparen, moeten anderen minder sparen om de wereldeconomie aan de praat te houden.

“Een dalende dollar is goed voor de Amerikaanse export, maar een probleem voor de Chinezen. Ze zouden kunnen beslissen dat een geleidelijke opwaardering van hun munt ook in hun voordeel speelt als onderdeel van een nieuw evenwicht in de wereldeconomie. Zeggen dat je een consumptiemaatschappij wil worden, is één ding. Het daadwerkelijk laten gebeuren, vergt fundamentele veranderingen in hun fiscaliteit, in wisselkoersmechanismen of hoe intrestvoeten vastgelegd worden. Maar hoe Peking dat effectief wil aanpakken, staat nergens in het twaalfde vijfjarenplan.

“Onevenwichten wegwerken in de wereldeconomie is een internationaal probleem dat alleen opgelost kan worden door nationale regeringen. We hebben er daarom alle belang bij dat problemen tussen ons en de opkomende economieën bespreekbaar blijven, zonder dat het wederzijdse vertrouwen verstoord wordt. Het Internationaal Monetair Fonds kan dat proces begeleiden en bespoedigen. Je kunt niet alle groeilanden op één hoopje gooien, maar bij vele zien we nu ook buitensporige kredietverlening aan banken en stijgende overheidsuitgaven. In een niet zo verre toekomst zou die kredietcyclus en -bubbel kunnen barsten. China, Brazilië, Turkije tot op zekere hoogte, kampen met een oplopende inflatie en kredietexpansie. India en Indonesië minder omdat ze minder exportgericht zijn.”

Verdraagt de wereldeconomie nog een olieschok bovenop stijgende prijzen voor voedsel en grondstoffen?

MAGNUS. “Over de verdere evoluties in de Arabische wereld kan ik weinig zeggen, want ik ben geen kenner van het Midden-Oosten. Wat ik wel weet, is dat 35 procent werkloosheid in Egypte geen fataliteit is, maar een kwestie van management en goed bestuur. In alle weinig geïndustrialiseerde of opkomende landen is er heel wat arbeidscreatie mogelijk, als zij de juiste instellingen ontwikkelen. Voor ons in het westen is de belangrijkste uitdaging hoe we onze kinderen de beste opleiding meegeven zodat we de competitie kunnen blijven aangaan met steeds meer gesofistikeerde producten.”

ERIK BRUYLAND

“Bankiers moeten de rekening betalen, niet de belasting-betaler”

“35 procent werkloosheid in Egypte is geen fataliteit, maar een kwestie van management en goed bestuur”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content