PARTICIPATIEF LOON

Eindelijk een doorbraak ?

Flexibele verloning, financiële participatie en loon naar winst staan momenteel volop in de belangstelling. In het kader van het overleg tussen de overheid en de sociale partners ter bevordering van de werkgelegenheid, wordt ook gezocht naar een mogelijk vervolg of alternatief voor de loonmatiging die einde 1996 afloopt, om de concurrentiekracht van de Belgische ondernemingen te vrijwaren. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven moet trouwens deze maand de concurrentiekracht in het kader van de loonmatiging evalueren. Het regeerakkoord voorzag ook dat vóór einde 1995 zou worden onderzocht hoe de financiële participatie van werknemers in de resultaten van de onderneming kan worden bevorderd en juridisch omkaderd o.m. via een neutraal fiscaal en sociaal statuut voor de winstbewijzen. In december 1995 stelde premier Jean-Luc Dehaene echter dat de inhoud voor hem belangrijker was dan de timing. Ondertussen hebben het ACV en (vooral) het ABVV en de socialistische regeringspartners zich uitgesproken tegen het beginsel van loon naar winst.

Vrijwaring van de concurrentiekracht.

Een meer flexibele loonvorming kan een instrument zijn om de concurrentiekracht van de ondernemingen te versterken en indirect meer werkgelegenheid te scheppen. Het gaat dan immers om niet-recurrente, conjunctuurgebonden loonsverhogingen waarbij er geen koppeling is aan leeftijd, functie of opleiding maar wel aan individuele en/of collectieve prestaties die ieder jaar opnieuw bespreekbaar zijn. Het impliceert wel een verschuiving van de collectieve onderhandelingen van het nationale niveau naar het ondernemingsniveau ; hier wringt allicht het schoentje vermits de vakbondcentrales uitzien naar een herstel van de klassieke sectorale loononderhandelingen over centen. Zij stellen ook dat de winst naar werkgelegenheid moet gaan en dat flexibele verloning leidt tot een grotere inkomensongelijkheid binnen de werknemersgroep.

Gering succes van financiële participatie.

Tot nu toe komen de diverse formules van financiële participatie (winstbewijzen, spaarplannen, aandelenoptieplannen, gratis toekenning of verkoop van aandelen onder gunstvoorwaarden) weinig voor in België. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het ontbreken van een wettelijk kader, een onduidelijk overheidsbeleid en onzekerheid over de sociale en fiscale behandeling van de voordelen die eruit voortkomen voor het betrokken personeel. In het verleden zijn er nochtans initiatieven genoeg geweest ; er was het wetsontwerp Eyskens-Maystadt m.b.t. de winstdelende bezoldigingen, het wetsvoorstel van senator Cooreman tot invoering van een systeem van participatiebewijzen, bedrijfsspaarplannen en de participatiebijdrage, het wetsvoorstel van (ex-)senator Blanpain betreffende de continuïteitspremie en een zeer recent wetsvoorstel van kamerlid De Grauwe waarbij maximum 10 % van het jaarsalaris afhankelijk is van de ondernemingswinst.

Fiscale en sociaalrechtelijke behandeling.

In België is een belangrijke doelstelling van diverse formules van financiële participatie het optimaliseren van de loonkosten. Hierbij zijn vooral de sociale zekerheidskosten voor de werkgever van primordiaal belang. Er bestaat echter geen coherent wettelijk kader en dikwijls worden de fiscale en sociaal-zekerheidsrechtelijke aspecten vergeten. Een typisch voorbeeld was de discussie in de senaat m.b.t. de vraag of de korting van maximum 20 % die kan worden toegestaan op de uitgifteprijs van aandelen waarop het personeel kan inschrijven in het kader van artikel 52 septies van de Vennootschapswetgeving, “loon” is voor de sociale zekerheid. De vertegenwoordiger van de minister van Justitie stelde dat dit niet het geval was omdat de korting het risico compenseert dat de aandelen gedurende 10 jaar niet mogen worden overgedragen. De minister van Sociale Zaken en de RSZ-administratie zijn het hier echter niet mee eens. Een ander voorbeeld is de Agfa-Gevaert-saga (zie ook Trends van 10 februari 1994 en 21 december 1995) dat recentelijk heeft geleid tot een dading met de RSZ waarbij een bedrag van 320 miljoen frank werd betaald bovenop de 300 miljoen die eerder werden betaald. Hierdoor is de juridische discussie stopgezet met alle problemen vandien voor die ondernemingen die ook winstbewijzen invoeren. Recentelijk werd de Spaarbank HBK veroordeeld om 23 miljoen frank te betalen aan de RSZ ; hierbij ging het om een jaarlijkse continuïteitspremie die door HBK werd betaald aan de personeelscoöperatie, die werd opgericht in 1979 door HBK-personeelsleden. Met de premie worden aandelen van de Spaarbank HBK gekocht ; de personeelsleden zijn vennoot van de coöperatie en krijgen daar gratis aandelen. De RSZ viseert ook het systeem van Colruyt waarbij de werknemers kunnen inschrijven met een korting op de prijs voor het bekomen van aandelen naar aanleiding van een kapitaalverhoging en waarbij ook bonusaandelen gratis door de aandeelhouders van Colruyt in onverdeeldheid worden afgestaan aan de kaderleden die ze op hun beurt afstaan aan een coöperatieve vennootschap ; een uitspraak in eerste aanleg wordt binnenkort verwacht.

Mogelijkheid van sociale rulings.

In navolging van een fiscale ruling, is reeds aangekondigd dat er werk wordt gemaakt van sociale rulings waarbij dan o.m. bepaalde vormen van financiële participaties vooraf kunnen worden voorgelegd. Dit in combinatie met een wettelijk kader voor bijv. de winstbewijzen lijkt een goede zaak te zijn.

Jean-Paul TimmermansFrank Ruelens

Jean-Paul Timmermans en Frank Ruelens zijn juridische raadgevers bij Price Waterhouse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content