‘PAROCHIAAL IS HET LAATSTE WAT EEN VLAMING IS’

Welke lessen kunnen onze bedrijven trekken uit het verleden? Luc Van Nevel en Herman Daems, twee veteranen van vele bedrijfsoorlogen, geven tips voor de volgende generaties.

Sorry, maar als je ons samenzet, is het gevaarlijk”, zeggen Luc Van Nevel en Herman Daems aan het einde van een gesprek over het bedrijfsleven in ons land, dat zij mee hebben geboetseerd. Zo was professor economie Herman Daems tot voor kort voorzitter van Gimv en Barco en is hij dat nog altijd bij BNP Paribas Fortis, Lannoo en de KU Leuven. Van Nevel bouwde als CEO de kofferproducent Samsonite wereldwijd uit, en was onder meer ook voorzitter van Elia, Picanol en Greenyard Foods. Opmerkelijk is het nuchtere optimisme dat beiden delen over de toekomst van ons bedrijfsleven, al is er nog genoeg ruimte voor verbetering.

Waarom hebben we in Vlaanderen relatief veel, weliswaar doorgaans kleinere wereldleiders?

HERMAN DAEMS. “De oorsprong daarvan vind je aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. Onderschat niet welke crisis we toen hebben meegemaakt. Heel veel sectoren gingen over de kop. Je had de eerste en de tweede oliecrisis, textiel dat onderuitging, net als de scheepsbouw, de glassector, de staalindustrie en noem maar op. In die periode is het bewustzijn van bedrijven gegroeid om niet langer te proberen alles te doen, maar om zich toe te leggen op een niche. Heel veel bedrijven gingen voor het beste product, van koekjes over diepvriesgroenten tot baggerwerken. Ergens de beste in zijn, is een radicale keuze geweest. Ze beseften ook dat de loonkosten hoog waren en dat het zo zou blijven. Bedrijven hebben zich georganiseerd om met die hoge loonkosten om te gaan. Daarom zijn we zo productief geworden, en niet omgekeerd zoals sommigen wel eens naïef beweren. Het valt op dat onze internationaal sterk scorende bedrijven meestal B2B-bedrijven zijn. Wij leveren aan andere bedrijven.”

Is dat een handicap of een troef?

DAEMS. “Dat komt overeen met ons type economie. Wij zijn geen economie van consumentengoederen. We hebben wel koekjes, pralines en bier, maar eigenlijk moeten we het hebben van professionals die zakendoen met professionals. De baggersector is daar een voorbeeld van, net als de logistiek of een bedrijf als Barco. Die omslag van productoriëntatie naar klantenoriëntatie is een heel belangrijke ontwikkeling in Vlaanderen geweest. Die bedrijven zijn dus producten gaan maken voor een specifieke klant. Dat maakt je sterk en die klant bouwt zijn systemen dan weer verder op de oplossingen die hij van jou koopt, en zo raak je verweven met elkaar.

“Er is wel een groot nadeel. Veel van onze bedrijven zijn ook projectbedrijven. Bij ons heb je veel minder bedrijven zoals pakweg Nestlé, die een stabiel marktaandeel en een constant productieniveau hebben. Wij zitten veel meer in een ratracefilosofie. Het is elke keer opnieuw beginnen.”

Heeft de versnippering van het kapitaal ertoe geleid dat wij niet hebben durven in te zetten op grote consumentenmarkten?

DAEMS. “In Vlaanderen zijn we inderdaad heel slecht in het bijeenbrengen van kapitaal. Er zijn een paar vermogende mensen in Vlaanderen, en die doen elk hun eigen ding. Het is heel moeilijk dat geld te poolen. Wie dat geld zelf heeft verdiend, wil het zelf controleren. Ik heb geprobeerd daaraan te werken, maar dat is niet te doen.”

LUC VAN NEVEL. “In Amerika brengt men het geld samen op de beurs, in Vlaan-deren in het bed. Ik wil u een heel pak voorbeelden geven, maar ik ga dat niet doen.”

Het belang van onze industrie kalft intussen wel af. Kunnen we dat opkrikken?

VAN NEVEL. “Massaproducenten gaan we niet meer worden. Maar aangezien we sterke technologie hebben, kunnen we heel sterke nichespelers worden, voor zover we dat al niet zijn. En dan komt het erop aan dat op grotere schaal uit te bouwen, en dan staan we er weer. Andere regio’s hebben ook hun problemen. Ik raad u aan eens in Peking of Sjanghai te zijn als de wind verkeerd zit. Bij Picanol zaten de monteurs van de weefgetouwen soms dagen in hun hotel opgesloten door de smog. The world goes global. People go local. The art is to reconcile both. En in dat laatste zijn we goed.

“Ik ben dus redelijk positief over onze bedrijven. In ons kleine Belgenland doen wij dat eigenlijk nog zo slecht niet. Alleen zal het slechte macro-economische klimaat een negatieve impact hebben op het relatief goede micro-economische klimaat. Je ziet wat een paar idioten in Griekenland aan het doen zijn. Ze mochten nooit bij de monetaire unie gekomen zijn.”

Hadden we met lagere loonkosten meer potentiële wereldbedrijven gehad?

DAEMS. “We waren veel langer een industrieel land gebleven. Nu zijn we dat nog in heel geringe mate. Pas op, er zal altijd wat industrie zijn. Europa zonder industrie is ondenkbaar.”

VAN NEVEL. “Over die loonkosten zijn we het eens. Met onze nettoloonkosten is ons competitieve nadeel marginaal. Maar de brutoloonkosten zijn problematisch. Dus ik kom terug op de grootste uitdaging, die macro-economisch is. Dat moeten we onder controle krijgen. De oplossing is groei, maar alleen als je die groei niet moet financieren met schulden. Want in dat laatste geval krijgen we de begrotingen niet onder controle. We hebben groei nodig om heel wat problemen op te lossen. Ik was manager in de gouden jaren. Ik ben gestart in 1970. The sky was the limit toen. Als we af en toe eens een kemel schoten, viel dat niet op in onze omzet, want we stegen met 10 à 15 procent. Nu is het een ander verhaal. Nu moeten we de bedrijven runnen, ook als er eens geen groei is, en daarin zijn we goed. Al die fundamentals zullen langzaam maar zeker tot uiting beginnen te komen. Ik ben positief.

“De maakindustrie die we hier nog overhouden, is trouwens helemaal niet slecht. Picanol is daar een prachtig voorbeeld van. Het succes van Luc Tack komt niet uit de lucht gevallen. Hij heeft een enorm risico genomen om een ruwe diamant te kopen en hij is die nu aan het slijpen.”

DAEMS. “Wat we ook goed doen, is een deel van de diensten koppelen aan de industrie, zoals in logistiek. Ik zeg het niet graag, maar als we de financiële sector liever kwijt dan rijk zijn, ondergraven we onze dienstensector. Banken en verzekeringen zijn de twee grote sectoren in diensten. Je hebt nog wat consultancy en marketing, maar dat zijn kleine aantallen. Hierin mis ik een visie in Vlaanderen. Als we onze industrie afbouwen, hoe ziet die dienstensector er dan uit?”

Gezien de vergrijzing zal er al veel gedaan zijn als het overheidsbeslag op 50 procent blijft? De druk is enorm.

VAN NEVEL. “Wij hebben geen vergrijzingsprobleem. Als je 250 miljard euro cash op je rekeningen staan hebt, is er geen vergrijzingsprobleem. Er is vooral een vertrouwensprobleem. We hebben godzijdank gespaard. Hadden we dat aan de overheid moeten geven, dan pas zouden we een vergrijzingsprobleem gehad hebben. Gelukkig hebben we dat in onze eigen portemonnee gehouden en aan een bankier gegeven.”

Maar hoe gaan we die activa managen?

DAEMS. “Daar moeten we mee opletten, want die activa zijn er niet. Jij denkt dat je 250 miljard hebt, maar die middelen zijn aan het werk. Die zitten in de economie, in gebouwen, in auto’s, in fabrieken, in machines, die financieren een stroom van exportgoederen. Het is niet correct te denken dat België een pot cash heeft waar we nog eens iets mee kunnen doen. De vergrijzing is wél een punt. Ik ben het daar niet met jou eens, Luc. Mensen die nu aan het fietsen zijn weer in de arbeidsmarkt inschakelen, dat is de uitdaging.

“Voor groei heb je in de eerste plaats ideeën nodig. Het gaat niet over meer koffers maken of meer projectoren produceren. Weet je waar de Amerikanen supergoed in geweest zijn? Ze zijn nieuwe dingen gaan doen. Ze zijn met dat internet gaan spelen. Met mobiele telefoons, waarmee wij dachten in Europa een voorsprong te hebben, hebben zij iets nieuws gecreëerd: de smartphone. Als wij groei willen hebben, moeten we in Europa dat soort dingen doen. Andere dingen met andere technologieën. Het geld daarvoor zal de staat niet leveren. Dat zal moeten komen van die 250 miljard die we liggen hebben. Als er meer vraag is naar dat geld, zullen de rentevoeten stijgen en dat zal ons allemaal wat helpen. Als we dat niet voor elkaar krijgen, is het over en uit.”

Ondanks onze goede bedrijven is onze productiviteitsgroei stilgevallen?

DAEMS. “Het productiviteitsprobleem kun je alleen oplossen met nieuwe producten en technologieën. Wat mij zo positief stemt, is dat er onderhuids verschrikkelijk veel is. Waar zijn ze op de universiteiten mee bezig? Neem geneeskunde, waar gewerkt wordt aan betere behandelingsmethoden en geneesmiddelen, aan de automatisering van het diagnostische apparaat. Kijk bijvoorbeeld naar een bedrijf als Biocartis.”

Wat zijn de karakteristieken van onze kampioenen?

DAEMS. “De Vlaming wordt dikwijls afgeschilderd als parochiaal. Maar parochiaal is het laatste wat een Vlaming is. Een Vlaming mag dan wel na zekere tijd weer bij zijn kerktoren zitten, maar tussendoor is hij heel de wereld rondgetrokken. Een Vlaming moet het wel hebben van iets praktisch, iets dat het verschil kan maken. Je zal een Vlaming weinig lucht zien verkopen. Een Vlaming ziet het groot, maar nooit te groot. En de Vlaamse financier let op zijn centen. In Amerika geven ze 10 miljoen dollar voor een project. Wij ook, maar dan in schijfjes, tien keer 1 miljoen. Het is van ‘we gaan je 10 miljoen geven, maar we willen eerst even zien wat je ermee doet’.”

Missen we zo kansen?

DAEMS. “Ja, maar dat is ook onze natuur. Daarom pleit ik ook voor het samenbrengen van geld. Dan kun je meer risico’s nemen en kun je meer tijd steken in de beoordeling van een deal.”

Kan de beurs een oplossing zijn? Waarom is die zo lang verwaarloosd?

DAEMS. “De waarderingen waren niet zo spectaculair, en mensen zijn gaan lopen van de regelgeving. Elke maatregel die de politiek bedacht, was alleen voor de beursgenoteerde ondernemingen. Dat gebrek aan visie op de diensten- en financiële sector verwijt ik de politici wel.”

Als je het lijstje van kampioenen ziet, is een deel daarvan allicht binnen vijf jaar overgenomen.

VAN NEVEL. “Waarom zou dat een probleem zijn? Marc Coucke heeft Omega Pharma verkocht. Is dat een issue? Als je een zalfje nodig hebt, ga je dat dan misschien niet meer vinden? België heeft een ongelofelijk open economie, dus what’s the point? Of neem Filip Balcaen, die zijn vinyl verkoopt. Met alle respect, maar er zijn er nog die dat kunnen. Dus overnames vormen geen probleem. Maar soms moeten we opletten wat we doen. We moeten leren uit onze fouten. Neem bedrijven als PetroFina, en vooral Elia. Als zo’n strategisch bedrijf in buitenlandse handen valt, is dat wat anders. Met Electrabel is dat gebeurd, met alle gevolgen van dien. Dat was een grote fout.”

En een bedrijf als Telenet, dat ook in Amerikaanse handen is gekomen?

DAEMS. “Telenet is een prachtig verhaal van iets waarmee we begonnen zijn, terwijl we er de middelen niet voor hadden. Gimv heeft daar toen heel veel risico’s gelopen. En dan doe je wat je in Vlaanderen altijd moet doen: je gaat met de schaal rond. En zo krijg je enkele financiers om de tafel. En dan start je een bedrijf en moet je al die kabelnetwerken overnemen. Je geeft geld uit, maar hebt geen rendement. Heel wat mensen slaan dan in paniek, ook de Vlaamse regering.”

Als iemand als Luc Tack zich inkoopt in de chemiegroep Tessenderlo, wordt hij de hemel in geprezen omdat hij dat bedrijf verankert. Hoe rijmt dat met de verkoop van onze bedrijven?

VAN NEVEL. “Waarom zouden we zo’n bedrijf in Belgische of Vlaamse handen moeten hebben?

Is verankering een voorbijgestreefd concept?

VAN NEVEL. “Dat doet niets ter zake. Behalve als het om strategische zaken gaat.”

DAEMS. “We moeten niet overdreven bezorgd zijn omdat bedrijven verkocht worden. Behalve als het gaat over zaken waar we zelf veel geld mee hadden kunnen verdienen. Een voorbeeld is de luchthaven van Zaventem. We hadden er met onze pensioenfondsen aan kunnen verdienen, waarom hebben we dat aan de Australiërs overgelaten?

Een ander nadeel van zo’n verkoop is dat je opgaat in een groter geheel en als lokale divisie minder een kweekvijver kan zijn van lokaal managementtalent.

DAEMS. “Daarom hebben wij gevochten voor bedrijven als Picanol en Barco. Je hebt wel aantrekkingspolen nodig voor jonge ingenieurs. Met de afbouw van Alcatel zijn we dat een beetje kwijtgeraakt. Zelfs met de afbouw van het vroegere Fortis verschuift veel financiële topkennis. We zullen nu bijvoorbeeld ook zien wat Haasrode nog voor LMS gaat betekenen na de verkoop aan Siemens.

“Je kan niet zeggen dat op Vlaams niveau heel veel grote kenniscentra zijn. Er is weinig echt langetermijndenken over de richting die we uit moeten gaan. Dat verzandt telkens in eindeloze praatgroepen van 200 of 300 man die eigenlijk niets tegen elkaar te zeggen hebben. Ik heb altijd een goede vriend gehad in Finland. Hij vertelde dat politici, bedrijfsleiders en sociale partners daar om de paar jaar een week samenzitten om te denken over waar ze naartoe willen. Hier doet men dat af als Poupehan-achtige ideeën, maar in een klein land is dat zinvol.”

We hebben een Poupehan nodig voor het bedrijfsleven?

DAEMS. “Een mooie titel (lacht), maar dat bedoel ik niet. We moeten een gesprek hebben tussen bedrijven, de politiek en de sociale partners ook, want nu is dat een discussie over details geworden. Het gaat niet over hoe het er over vijftien of twintig jaar moet uitzien. Wat is nú het wervende verhaal?”

BERT LAUWERS, KURT DE CAT EN DAAN KILLEMAES, FOTOGRAFIE THOMAS SWEERTVAEGHER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content