OVERHEIDSSCHULD. Een belastingtoetje bij de schuldentaart

VUB-onderzoekers Jef Vuchelen en Koen Rademaekers publiceren begin 1996 nieuw onderzoekswerk over mogelijke schuldbelastingen. Trends kon de studie inkijken en ging na waar en wanneer zo’n extra-belastingheffing kan worden overwogen.

Geen enkel ernstig konjunktuuranalist gelooft vandaag nog in de 2,2 % reële ekonomische groei die de regering heeft ingeschreven in haar begroting voor volgend jaar. Toch schijnt niemand in de regering-Dehaene zich daarover echt zorgen te maken. Als de rente maar voldoende blijft dalen, zijn er inderdaad meer tegenslagen nodig dan alleen maar die groeiterugval om de 3 %-norm van het Verdrag van Maastricht echt in gevaar te brengen.

Het halen van een deficit van 3 % van het BBP betekent iets en niets voor België. Immers, bij een kombinatie van konjunkturele tegenslag én rentestijging schiet niet alleen het lopende tekort opnieuw de hoogte in, maar ook de schuldratio dit is de overheidsschuld als % van het BBP. En als men er al in slaagt de 3 % aan te houden, zal het primair surplus dit is het saldo op de overheidsrekeningen exclusief de rentelasten lange tijd 5 à 6 % van het BBP bedragen.

TEKORT WEGWERKEN.

Jef Vuchelen, hoogleraar aan het Centrum voor Ekonometrie en Management van de VUB, stelt samen met Koen Rademaekers de vraag of het niet zinvol is te denken aan een of andere vorm van speciale schuldbelasting om tot versnelde terugbetaling van de overheidsschuld over te gaan. Deze studie verschijnt in het januarinummer van het Dokumentatieblad van het ministerie van Financiën en dit onder de titel De Inkomensverdeling en Mogelijke Fiskale “Oplossingen” voor de Overheidsschuld.

Het lijkt merkwaardig. Jef Vuchelen behoorde de voorbije jaren tot degenen die openlijk stelden dat er inzake sanering van de openbare financiën niet alleen te weinig gebeurde, maar dat er bovendien als er dan toch al maatregelen werden genomen te veel een beroep werd gedaan op belastingverhogingen. Jef Vuchelen : “De logika van onze benadering zit in het feit dat een diskussie over de afbouw van de schuld alleen zinvol is als de oorzaak van de schuldaangroei, namelijk het tekort, is opgelost. Onze simulaties zijn geen oplossing voor het probleem van het tekort. Het gaat om eventuele bijkomende maatregelen om de schuld af te bouwen, eens het tekort op een laag peil is gestabilizeerd. “

1 % VAN HET BBP.

Vuchelen en Rademaekers laten mogelijke lastenverhogingen in de sociale zekerheid buiten beschouwing omdat die via het vernietigend effekt op de werkgelegenheid de toestand van de openbare financiën nog verder zouden verzieken. De auteurs kiezen voor een permanente belastingverhoging gelijk aan 1 % van het BBP : niet al te drakonisch en tegelijk toch voldoende om een substantieel effekt op de schuldratio te bekomen. Binnen een redelijke rentehypotese daalt alleen door een schuldbelasting gelijk aan 1 % van het BBP de schulratio op 10 jaar met 12,6 % en op 20 jaar met 33,1 %.

De berekeningen hebben betrekking op 1988, het laatste jaar waarvoor alle gegevens beschikbaar zijn die de onderzoekers nodig hebben om de effekten van hun diverse vingeroefeningen te kunnen berekenen. 1 % van het BBP van 1988 is gelijk aan 55,6 miljard frank. Bijgaande Boordtabel geeft een overzicht van de berekeningen en dit per deciel. Elk deciel bevat 10 % van de belastingplichtigen zodat logischerwijze in deciel 1 de 10 % laagste belastingaangiften van België zitten en in deciel 10 de 10 % hoogste aangiften.

– Een eerste onderzochte mogelijkheid is een verhoging van de personenbelasting. Hier 55,6 miljard halen, betekent een een extra-belasting gelijk aan 2,1 % van het globaal belastbaar inkomen (nogmaals : het betreft cijfers en verhoudingen van 1988). Die verhoging kan ofwel op een gelijke of proportionele manier worden doorgevoerd. In het eerste geval komt bij elk tarief gewoon 2,1 % bij en in het tweede wordt elke aanslagvoet met 2,1 % verhoogd waardoor uiteraard de progressiviteit meer gaat spelen.

Een gelijke verhoging met 2,1 % doet de inkomensbelasting met 13.400 frank stijgen voor het gemiddelde gezin. Voor het laagste deciel ligt dit op 2000 frank, voor het hoogste op 36.400.

Bij een proportionele verhoging blijft uiteraard de gemiddelde toename met 13.400 frank gelijk, maar nu draagt het laagste deciel slechts 200 frank bij tegenover 54.800 frank voor het hoogste deciel.

– Een tweede mogelijkheid die Vuchelen en Rademaekers onderzoeken, betreft een verhoging van de roerende voorheffing met opnieuw 55,6 miljard (1 % van het BBP van 1988). Opdat die opbrengst er zou komen, moet de roerende voorheffing met 8 % omhoog. Zo’n schuldbelasting zou het laagste deciel van de inkomensverdeling in België 5200 frank kosten, voor het hoogste deciel gaat het om 33.100 frank.

– Een derde mogelijkheid betreft een toename van de konsumptiebelasting. Om de beoogde 55,6 miljard frank in het laatje te brengen, moet het BTW-tarief (1988) van 16,7 naar 18,9 %. Gemiddeld gaat het per gezin uiteraard weer om een bijkomende belasting van 13.400 frank per jaar. Voor het laagste deciel bedraagt de extra-konsumptiebelasting hier 4600 frank, voor het hoogste 27.700 frank.

– Onvermijdelijke vierde mogelijkheid tot invoering van een belasting louter gericht op de afbetaling van overheidsschuld is een vermogensbelasting. Maar vooraleer een dergelijke maatregel mogelijk is, moet eerst het vermogen van de Belgen zichtbaar worden. Vuchelen en Rademaekers rekonstrueren op basis van diverse gegevens (onder meer kadaster en gezinsbudgetenquête van het NIS) zowel het onroerend als het roerend vermogen en schatten deze op respektievelijk 10.765,3 miljard en 12.959,5 miljard. Rekening houdend met een schuldenlast van 1462 miljard geeft dit een netto-gezinsvermogen van 22.262,6 miljard.

Om opnieuw die 1 % van het BBP bij elkaar te brengen, moet een belasting van 0,25 % op dat vermogen geheven worden. Dat betekent voor het laagste deciel van de inkomensverdeling een vermogensbelasting van 3700 frank of 3,8 % van het beschikbaar netto inkomen. Voor het hoogste deciel gaat het om 38.600 frank of 2,2 % van het beschikbaar netto inkomen.

– In de lijn van het voorgaande ligt de vijfde mogelijkheid, namelijk een eenmalige vermogensbelasting. Hoe groot moet zo’n eenmalige krisisbelasting zijn ? Enerzijds moet de opbrengst voldoende groot zijn om precies dat eenmalige karakter geloofwaardig te maken, anderzijds moet men er ook voor zorgen dat de gezinnen hun andere financiële verplichtingen nog kunnen nakomen.

Vuchelen en Rademaekers opteren voor een krisisbelasting gelijk aan 10 % van de staatsschuld in 1988 of 636,2 miljard frank. Gemiddeld zou zo’n belasting het Belgische gezin 154.900 frank kosten of 24,1 % van het inkomen. De gezinnen uit het laagste deciel zouden 41.800 frank moeten afdragen en die uit het hoogste deciel 441.500 frank of respektievelijk 43,8 % en 25,5 % van het inkomen.

POLITIEK MISBRUIK.

Jef Vuchelen, toch een voorvechter van een vrije marktekonomie, pleit in deze studie dus voor belastingverhogingen. “Het is dus nogal evident dat we goed bezig zijn, ” zo zal de huidige regeringskoalitie waarschijnlijk reageren op deze studie van de Brusselse ekonomen. “Misschien wel, ” geeft Vuchelen toe, “maar toch vind ik dat we daarvoor niet deze studie moeten inhouden. We spitsen doelbewust de diskussie toe op het tema van de schuld, want tot nu toe lijkt men dit nog niet echt als een groot probleem te zien. Dragen we er met deze studie toe bij dat men dat schuldprobleem effektief onder ogen ziet, dan zal dat automatisch tot een beter beleid inzake het lopende tekort leiden. Vergeet bovendien niet dat dit nog maar een eerste vingeroefening is. “

JOHAN VAN OVERTVELDT

JEF VUCHELEN (VUB) “Een diskussie over de afbouw van de schuld is alleen zinvol als de oorzaak van de schuldaangroei, namelijk het tekort, is opgelost. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content