Opnieuw volledige indexatie?

Zoals de wetgeving er nu uitziet, worden alle bedragen en plafonds die in de personen- belasting van toepassing zijn, met ingang van het aanslagjaar 2000 weer volledig aan de evolutie van het indexcijfer aangepast.

Naar aanleiding van de ‘grote’ hervorming van de personenbelasting die iets meer dan tien jaar geleden werd doorgevoerd, werd in het wetboek zeer officieel en uitdrukkelijk ingeschreven dat alle bedragen en plafonds die in de personenbelasting van toepassing zijn, met ingang van het aanslagjaar 1991 elk jaar automatisch zouden worden aangepast aan de evolutie van het indexcijfer.

Maar veel is van die wettelijke belofte niet in huis gekomen. De volledige indexatie heeft juist geteld drie jaar geduurd. Voor de aanslagjaren 1991, 1992 en 1993. Vanaf het aanslagjaar 1994 werd de indexatie van de meeste bedragen bevroren op het niveau van het aanslagjaar 1993. De volledige indexatie werd enkel nog behouden voor het belastingvrij minimum, de verhogingen van het belastingvrij minimum wegens gezinslasten en het maximumbedrag van de bestaansmiddelen die men mag hebben om nog persoon ten laste te kunnen zijn. Voor alle andere bedragen werd de indexatie stilgelegd.

Aanvankelijk was erin voorzien dat deze stillegging slechts vier jaar zou duren (tot en met het aanslagjaar 1997). Maar enkele jaren geleden heeft men die periode met twee jaar verlengd (tot en met het aanslagjaar 1999).

Een en ander betekent dat de indexatie met ingang van het aanslagjaar 2000 opnieuw volledig in werking treedt (althans als de huidige wettekst ongewijzigd behouden blijft, zie verder).

ZOUT.

Deze hervatting moet evenwel met een korrel zout genomen worden. De bedragen waarvoor het indexatiemechanisme voor de aanslagjaren 1994 tot en met 1999 buitenspel is gezet, zullen weliswaar opnieuw worden geïndexeerd. Maar die hervatting is wettelijk zo geregeld, dat zij geen rekening houdt met de stijging die het indexcijfer gekend heeft tijdens de zes jaren waarvoor de indexatie buitenspel is gezet. Anders gezegd, men doet alsof het indexcijfer tijdens die zes jaar niet gestegen is.

CIJFERS.

Hoe zien de geïndexeerde bedragen er voor het aanslagjaar 2000 (inkomsten van het jaar 1999) uit?

Het belastingvrij minimum van een alleenstaande gaat omhoog van 206.000 naar 208.000 frank; en dat van een gehuwde van 162.000 naar 164.000 frank (zie evenwel verder). Voor een eerste kind blijft de verhoging van de belastingvrije som door het spel van de afrondingen ongewijzigd behouden op 44.000 frank. Voor twee kinderen komt er 1000 frank bij (113.000 in plaats van 112.000 frank). Voor drie kinderen is er een stijging met 2000 frank (255.000 tegenover 253.000 frank) en voor vier kinderen komt er 4000 frank bij (412.000 in plaats van 408.000 frank). En per kind boven het vierde komt er ook 1000 frank bij (157.000 in plaats van 156.000 frank).

Het maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen die men mag hebben om nog persoon ten laste te kunnen zijn, stijgt in het algemeen van 75.000 naar 76.000 frank. Voor kinderen ten laste van een persoon die fiscaal als een alleenstaande moet worden beschouwd stijgt de grens van 112.000 naar 113.000 frank; en voor gehandicapte kinderen ten laste van een alleenstaande is dat van 150.000 naar 151.000 frank.

ANDERE BEDRAGEN.

Belangrijker is, zoals gezegd, dat met ingang van het aanslagjaar 2000 ook alle andere bedragen (in principe) omhooggaan. Een greep uit het aanbod.

Het belastingvrij bedrag aan interesten op een gewoon spaarboekje stijgt van 55.000 frank naar 56.000 frank. En het bedrag van de dividenden die men belastingvrij kan ontvangen vanwege een erkende coöperatieve vennootschap stijgt van 5000 naar 6000 frank. Maar door het verrassende spel van de afrondingen blijft het bedrag dat men dit jaar (aanslagjaar 2000) aan pensioensparen kan besteden, geplafonneerd op 22.000 frank.

Het maximaal bedrag van het ‘huwelijksquotiënt’ – gedurende zes jaar geplafonneerd op 297.000 frank – stijgt voor het aanslagjaar 2000 naar 300.000 frank. Maar ook weer door het spel van de afrondingen blijft het minimumbedrag van een aftrekbare gift behouden op 1000 frank.

Nog een bedrag dat in de praktijk veel voorkomt: het maximumbedrag van de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen en van de premies van een individuele levensverzekering dat recht geeft op een belastingvermindering. Dat is gedurende zes jaar blijven stilstaan op 66.000 frank. Voor het aanslagjaar 2000 komt daar 1000 frank bij.

Hypothecaire leningen waarvan men de kapitaalaflossingen fiscaal in rekening wil brengen, komen slechts in aanmerking tot beloop van een eerste schijf die zes jaar lang geplafonneerd was op 2.200.000 frank. Voor het aanslagjaar 2000 wordt dit 2.221.000 frank (en 2.332.000, 2.443.000, 2.665.000 en 2.887.000 frank naargelang er één, twee, drie of meer dan drie kinderen ten laste zijn). Dezelfde bedragen gelden ten aanzien van hypothecaire leningen waarvoor men een beroep doet op de zogenaamde ‘bijkomende interestaftrek’.

TARIEF.

Ook de inkomensschijven voor de toepassing van het progressief belastingtarief zijn zes jaar bevroren geweest, en worden nu, met ingang van het aanslagjaar 2000 opnieuw geïndexeerd. Dat tarief ziet er dan uit als volgt: 25% op de eerste inkomstenschijf tot 255.000 frank (in plaats van 253.000 frank); 30% op de daaropvolgende schijf tot 339.000 frank (in plaats van 335.000 frank); 40% op de volgende schijf tot 483.000 frank (in plaats van 478.000 frank); 45% op de volgende schijf tot 1.110.000 frank (in plaats van 1.100.000 frank); 50% op de volgende schijf tot 1.665.000 (in plaats van 1.650.000 frank); 52,5% op de volgende schijf tot 2.443.000 frank (in plaats van 2.420.000 frank); en 55% op wat daar boven uitstijgt.

Vergelijk: als de indexatie niet gedurende zes jaar bevroren was geweest, zou het tarief van 55% pas van toepassing zijn op de schijf boven 2.770.000 frank (in plaats van nu 2.443.000 frank).

De vermelde tarieven zijn slechts de basispercentages. Daar komen nog altijd drie opcentiemen aanvullende crisisbijdrage bovenop. Het hoogste tarief van 55% stijgt daardoor naar 56,65%. En daarnaast moet men uiteraard ook nog rekening houden met de aanvullende gemeentebelasting (meestal 6 à 8% van het basispercentage van de personenbelasting).

WIJZIGING.

Vraag is, of al deze geïndexeerde bedragen ongewijzigd behouden zullen blijven. De hervatting van de automatische indexatie vloeit voort uit de wet, zoals die nu bestaat. Zal zij alsnog gewijzigd worden?

In deze pre-electorale periode moet men niet verwachten dat de regering nu nog initiatieven neemt die de belastingdruk doen toenemen (door bijvoorbeeld de indexering voor bepaalde bedragen alsnog opnieuw uit te schakelen). Er is trouwens geen tijd meer. De parlementsleden gaan binnen enkele weken voor verschillende maanden naar huis.

SNOEP.

De periode vóór een verkiezing is enkel goed om snoepjes uit te delen. Ook op fiscaal gebied. Zo wordt op dit ogenblik in het parlement een wetsontwerp besproken dat het belastingvrij minimum voor gehuwden met ingang van het aanslagjaar 2000 met welgeteld 1000 frank per echtgenoot verhoogt. Een wetsontwerp dat naar alle verwachting nog wel vóór de parlementsontbinding definitief zal worden goedgekeurd.

Het basisbedrag van het belastingvrij minimum stijgt aldus van 130.000 frank naar 131.000 frank per echtgenoot. Na index-aanpassing (en afronding) is dat (voor het aanslagjaar 2000) 165.000 frank (in plaats van het voormelde bedrag van 164.000 frank per echtgenoot).

KLOOF.

Met die verhoging wil men blijkbaar het signaal geven dat men ernstig werk wil maken van het afbouwen van het verschil tussen gehuwden en ongehuwd samenwonenden. Een alleenstaande heeft recht op een belastingvrij minimum van (voor het aanslagjaar 2000) 208.000 frank. Twee partners die ongehuwd samenwonen hebben aldus samen recht op een belastingvrij minimum van 416.000 frank, tegenover slechts 330.000 frank (2 x 165.000 frank) wanneer zij gehuwd zouden zijn. De verhoging van het belastingvrij minimum met 1000 frank per echtgenoot verkleint die kloof nauwelijks of niet. Het blijft een snoepje, dat misschien wel een electorale signaalfunctie kan hebben, maar vermoedelijk dan toch alleen maar bij wie nog in sinterklaas gelooft.

KOFFIEDIK.

Belangrijker is de vraag, wat er na de verkiezingen met de automatische indexatie gaat gebeuren. Dat is op dit ogenblik koffiedik kijken. Maar het is een teken aan de wand dat de regering drie jaar geleden al aankondigde dat er van een volledige hervatting van de automatische indexatie vanaf het aanslagjaar 2000 geen sprake kon zijn.

Voorlopig is er van enige beperking van die automatische indexatie voor het aanslagjaar 2000 nog niets te zien. Maar het inkomstenjaar 1999 (dat verbonden is met het aanslagjaar 2000) duurt nog lang. Meer dan de helft ervan valt na de verkiezingen. Men kan zich bijgevolg nog aan alles verwachten.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content