Meestal breng ik rond deze tijd van het jaar verslag uit van het congres van The Academy ofManagement. Maar de rustige wateren waarop deze prestigieuze academie ronddobbert, zijn plots veranderd in een kolkende zee. Er is ruzie in het huishouden. De leden en vooral de managementprofessoren worden bestookt met e-mails van verontrusteleden. Er is namelijk wat aan de hand met het (Amerikaans) management. Het bevindt zich in een lichte shock: Enron, Worldcom, Tyco, Adelphia, Andersen (we zullen de lijst maar niet voortzetten of onze column is vol). Maar zijn ook de academici schuldig? Al die halve en hele boefjes zijn oud-studenten van ons, alumni in het vakjargon. Hebben wij hun het verkeerde geleerd? Of hebben we verzuimd enkele belangrijke zaken aan te leren? Zoals: boek geen kosten als opbrengsten, gebruik de versnipperaar alleen maar voor kladpapier, verkoop geen aandelen als je nu al weet dat je bedrijf failliet zal gaan, ontduik geen belastingen en slik geen epo. (Of vergis ik mij met dat laatste voorbeeld van tijdschrift?) De leiding van de academie stuurt verontwaardigde e-mails dat er illegaal wordt gebruikgemaakt van het adressenbestand. Waarop de verontrusteleden repliceren dat enkele illegale e-mails blijkbaar wel de moeite waard zijn om hevig te reageren, maar grootschalig gesjoemel niet.
Ook in dit geval moeten de marktleiders het ontgelden. Zo ligt Harvard Business School onder zwaar artillerievuur. De critici stippen aan dat de verheerlijking van het ego, het aanmoedigen om aandeelhouderswaarde centraal te stellen, het onvoorwaardelijk aanprijzen van concurrentie en competitie, typisch Harvard zijn. Hier wordt het instituut waarschijnlijk te hard aangepakt. De bekendste alumnus van Harvard Business School, een gewezen – niet al te succesvol – zakenman (vooral olie in Texas) en nu politicus, iemand van de class of 1975, heeft er in bijzonder scherpe bewoordingen op gewezen dat de zakenkranten niet zouden mogen lezen als een schandaalblad. Waar zou hij zo’n inspirerende gedachte anders hebben kunnen leren dan aan Harvard? Dezelfde alumnus heeft er in zijn zelfde speech ook op gewezen dat business-scholen enkel leermeesters zouden mogen zijn met de hoogste principes over goed en kwaad. Ze zouden niet mogen toegeven aan morele verwarring en relativisme. Goed gesproken, George, je zult het nog ver schoppen. Misschien ooit zelfs eens tot in Johannesburg. Wel vreemd dat van de vijftien Amerikaanse topmanagementscholen er slechts vijf ethiek als verplicht vak hebben.
De crisis in academieland zit nog dieper. Business-scholen hebben bij herhaling moeten vaststellen dat de echt belangrijke ontwikkelingen aan hun neus voorbijgaan. De belangrijkste ontwikkeling de jongste 50 jaar was ongetwijfeld de kwaliteitsbeweging. Waar waren de managementscholen? Het milieubewust en duurzaam ondernemen? Waar waren de lichtende cases? Zelfs in globalisering staan de meeste managementscholen nergens. Zeker de Amerikaanse niet: daar doceren ze nog steeds Amerikaanse cases aan Amerikaanse studenten met voornamelijk Amerikaanse professoren. Eén trend hadden de business-scholen wel snel opgepikt: dotcom. Maar nu de rook om ons hoofd is verdwenen…
Hoe kan zo’n academische business-school maatschappelijk relevant zijn als de prijzen worden uitgedeeld aan mensen die de meest wereldvreemde artikelen schrijven in de meest esoterische tijdschriften? Uiterst belangrijk in die tijdschriften is bijvoorbeeld: hoeveel dimensies telt organizational citizenship behavior? OCB is het gedrag waarbij je iets meer doet dan echt van jou verwacht wordt, het voorbeeldgedrag van de brave soldaat. Tientallen artikelen worden hierover gepubliceerd, bijna zoveel als over sexual harassement, een onderwerp waaraan het bedrijfsleven ook dagelijks prioriteit moet geven. Academici hebben dus het verkeerde gedrag bestudeerd. Ze hadden ons nu exact moeten kunnen vertellen wat de dimensies zijn van organizational criminal behavior, ook af te korten als OCB, het gedrag waar je minder doet dan van jou verwacht mag worden, omdat je meer dan mag verwacht worden voor jezelf doet – je aandelenopties, je ego, je villa in Boca Raton, Florida, je kunstverzameling waarop je belastingen ontduikt. Waarom is daar zo weinig over gepubliceerd? Ik vermoed dat het een kwestie is van toegankelijkheid van data. Dat probleem is ondertussen opgelost.
Niemand minder dan Bruce Barry, managementprof aan Vanderbilt University, windt er geen doekjes om. Bruce is geen kleine jongen, hij is de voorzitter van de prestigieuze International Association of Conflict Management. Hij schrijft: “Het succes van business-scholen wordt meer afgemeten aan het succes bij het plaatsen van studenten en hun startsalaris dan aan het intellectuele niveau dat ze bereiken.” Deze scholen hebben een grote bekommernis: hun studenten voorbereiden om goede clubleden te worden – ambitieuze, goed betaalde werknemers, die markten aanbidden en het spel kunnen spelen. Ze worden niet geleerd wat de maatschappelijke gevolgen zijn van hun daden. Bruce heeft gelijk. Ethische vragen zijn vervelende vragen. Sommige Amerikaanse business-scholen dragen de naam van een bedrijf. Wat moet je doen als je vindt dat hun praktijken niet door de beugel kunnen? Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Het stabiele wereldje van de managementscholen is flink dooreen geschud. De marktfundamentalisten botsen met de ethische fundi’s. Ik vrees dat men een beroep zal moeten doen op een conflictdeskundige. Maar Bruce is al bezet. In het kamp van die professoren die zeggen: genoeg is genoeg.
Marc Buelens
De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School.
Wel vreemd dat van de vijftien Amerikaanse topmanagementscholen er slechts vijf ethiek als verplicht vak hebben.