Op naar Rio

OLIVER MORTON

Twintig jaar nadat in dezelfde stad de Earth Summit heeft plaatsgevonden, is de Braziliaanse hoofdstad Rio de Janeiro van 4 tot 6 juni het toneel van de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling, onder auspiciën van de Verenigde Staten. Dat is het goede nieuws. Het minder goede nieuws is dat allesbehalve duidelijk is wat op deze jongste in een reeks van grootscheepse VN-bijeenkomsten over de redding van de planeet bereikt kan worden.

Rio+20 wordt zeker niet zo spectaculair als zijn voorganger uit 1992 of als de eerste grote VN-conferentie over Milieu en Ontwikkeling in Stockholm in 1972. De wereldleiders hebben nijpender problemen aan hun hoofd, vooral dan de zorgwekkende broosheid van de wereldeconomie. Slechts weinigen hebben nu al hun aandacht op Rio gericht, laat staan dat ze een duidelijk idee hebben van wat daar moet gebeuren.

Het is misschien een goede zaak dat het er nu niet te theatraal aan toegaat. Het is niet het moment om nog meer VN-organisaties, -verdragen en -instellingen in het leven te roepen terwijl de bestaande nog altijd hun stempel moeten drukken. Ondanks al de drukte rond het Kyoto-protocol en de daaropvolgende onderhandelingen toont die kaderconventie over klimaatverandering aan dat internationale klimaatonderhandelingen mogelijk zijn, al leiden ze wellicht nooit tot significante resultaten voor de beheersing van de opwarming van de aarde. De resultaten van de andere twee conventies van Rio – de ene over biologische diversiteit en de andere over de strijd tegen de woestijnvorming – bleken eveneens tegen te vallen.

Aanvaard het anthropoceen

Wil men dat Rio+20 enige invloed heeft, dan moet men achteromkijken. In de jaren zeventig was het een absolute nieuwigheid te spreken over de noodzaak om de veranderingen die de mens op zijn planeet teweegbracht te verminderen en zelfs een halt toe te roepen. Nu is de wereldbevolking 80 procent groter dan toen en is de wereldeconomie verdrievoudigd in omvang. De aspiraties die toen een nieuwigheid waren, zijn intussen verleden tijd.

De wetenschapslui hebben het steeds vaker over een nieuwe periode in de geschiedenis van de aarde, het ‘anthropoceen’. De periode waarin de menselijke invloed op de planeet al de andere is beginnen te overstemmen. In zo’n wereld is het vermijden van een impact op het milieu geen optie meer. Het komt er nu op aan die impact te beheren, uit te kiezen welke deeltjes geminimaliseerd, welke getolereerd en welke zelfs aanvaard moeten worden.

Rio+20 moet draaien rond dat nieuwe thema van planetair management. Een element daarvan is de bevordering en de opwaardering van de economische voordelen die het milieu gratis biedt. Zulke ‘ecosysteemdiensten’ – bijvoorbeeld de opslag van koolstof in de bomen, de bestuiving van landbouwgewassen door insecten – zijn vaak nauw verbonden met het economische lot van de armsten in de ontwikkelingslanden.

De wereld kan geen milieu hebben dat niet door de mens beïnvloed wordt. De mens heeft een omgeving nodig die rijk en stabiel genoeg is om verdere ontwikkeling te bevorderen en een ontwikkelingspatroon dat die noodzaak weerspiegelt. Die dubbele waarheid moet de kern vormen van de overwegingen in de aanloop naar de bijeenkomst in Rio in 2012 en van de discussies die daarna komen.

De auter is redacteur briefings van The Economist.

De wereld kan geen milieu hebben dat niet door de mens beïnvloed wordt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content