Op naar de onsterfelijkheid

Zal de wetenschap erin slagen om de levensverwachting met een reuzensprong te doen toenemen? Of om de menselijke aard te veranderen? En zo ja, is dat wenselijk?

Wetenschap kan soms vrij angstwekkend zijn. Haar vermogen om het leven zelf om te vormen, heeft geleid tot de voorspelling dat we wel eens onze eigen genetische opmaak zouden kunnen herschrijven. Of dat onze geest zou fuseren met machines.

2007 zal aantonen dat het niet die sciencefictionmogelijkheden zijn die onmiddellijk van belang zijn. De reële mogelijkheid om onze menselijke natuur te veranderen, besluipt ons vanuit een minder voor de hand liggende richting. Steeds meer geneesmiddelen blijken de mogelijkheid te bieden om de verstandelijke vermogens van gezonde mensen te verhogen. Met andere geneesmiddelen kunnen we dan weer de menselijke levensverwachting steeds verder opschuiven, misschien zelfs naar 115 jaar en meer.

De mogelijkheid om onze aard en onze levensverwachting te wijzigen, roept heftige reacties op. De transhumanisten – een los verbond van wetenschappers, technologen en denkers die zoeken naar mogelijkheden om het menselijke lot te verbeteren – beschouwen dergelijke veranderingen als wenselijk. De menselijke natuur, zegt Nick Bostrom, een filosoof aan de universiteit van Oxford en een voorstander van het transhumanisme, is “een werk in opbouw, een halfbakken begin, dat we op een wenselijke wijze kunnen leren omvormen. We zullen er uiteindelijk in slagen om posthumaan te worden, wezens met ontzaglijk veel meer mogelijkheden dan de huidige mens heeft.”

Anderen voeren dan weer aan dat we nooit over voldoende kennis zullen beschikken om van onszelf meer te maken dan we zijn. Francis Fukuyama van de Johns Hopkins University omschrijft het transhumanisme als “een van ‘s werelds gevaarlijkste denkbeelden.” Wat u er ook over moge denken, de mogelijkheden om uw aard te veranderen door rechtstreekse biochemische ingrepen zijn op komst.

Levensverwachting

Het transhumanisme heeft geen grotere doelstelling dan de overwinning op de dood. Een aantal van de meest controversiële aanhangers van technologische verbeteringen aan mensen, onder wie de Amerikaanse uitvinder en auteur Ray Kurzweil en de gerontoloog en voorzitter van de Methuselah Foundation Aubrey de Grey, voeren nogal optimistisch aan dat onsterfelijkheid een haalbare kaart kan worden voor mensen die vandaag in leven zijn. Maar zelfs zonder de technologie die dat mogelijk moet maken, en die bovendien nog ontwikkeld moet worden, bestaan er goede redenen om aan te nemen dat we mogen hopen veel langer te leven.

De transhumanisten stellen vragen bij de algemene aanname dat de potentiële levensduur van de mens zijn natuurlijke grens aan het bereiken is. De geschiedenis wijst uit dat alle limieten die experts poneerden, snel achterhaald waren. In 1928 berekende de Amerikaanse demograaf Louis Dublin dat de bovengrens van de doorsnee levensverwachting bij 64,8 jaar lag, een gewaagd cijfer op een moment dat de levensverwachting van de doorsnee Amerikaan slechts 57 jaar bedroeg. Vandaag lijkt dat cijfer wel bijzonder voorzichtig, gegeven het feit dat de levensverwachting voor vrouwen in het Japanse Okinawa meer dan 85,3 jaar bedraagt. Al even behoedzaam komen de wetenschappers uit de hoek die later voorspelden dat de levensverwachting nergens hoger zou kunnen liggen dan 78 jaar (in 1952), 79 jaar (1980) en 82,5 jaar (1984).

Minder eten, langer leven

Is het mogelijk om die geleidelijke stijging van de levensverwachting te vervangen door een reuzensprong? Heel wat transhumanisten geloven het graag. We weten al dat een drastische beperking van de calorieën in het dieet de levensverwachting van een aantal dieren opmerkelijk kan opvoeren – tussen 30 % en 50 %. Nu zijn er ook aanwijzingen dat een dergelijke aanpak ook bij mensen zou werken. En ook dat geneesmiddelen de voordelen van caloriebeperking kunnen opleveren zonder dat een moeizaam dieet gevolgd moet worden.

Mensen die eropuit waren om hun leven te verlengen en daarom slechts 1800 calorieën per dag aten gedurende gemiddeld zes jaar (een gezond westers dieet draait rond 2700 calorieën per dag) vertoonden inderdaad tekenen dat hun lichaam trager verouderde. Aanzienlijk minder calorieën innemen, blijkt echter niet zomaar het metabolisme te vertragen. De voordelen komen ook niet voort van het feit dat men slank is, want doorgedreven oefeningen om calorieën te verbranden leveren niet hetzelfde resultaat op.

Caloriebeperking zet blijkbaar een natuurlijk afweermechanisme in gang dat erop gericht is de overlevingskansen te verhogen tijdens periodes van voedselschaarste. Een heleboel van dat soort defensieve reacties wordt gecoördineerd door genen die we sirtuins noemen. We zouden dus medicijnen kunnen gebruiken om die genen rechtstreeks aan het werk te zetten, dus zonder een dieet te volgen.

Chemische stoffen die de sirtuinactiviteit stimuleren werden aangetroffen in planten. Eén daarvan, resveratrol, heeft al de levensduur van proefdieren verlengd. Bij één bepaalde vissoort werd de maximale levensduur met bijna 60 % verlengd. Mensen zullen graag horen dat resveratrol op natuurlijke wijze voorkomt in rode wijn.

Enkele bedrijven zijn al bezig met de ontwikkeling van geneesmiddelen die inwerken op de sirtuins. Maar ze beklemtonen dat het vooral de bedoeling is om ‘gezondheidsbevorderende genen’ te stimuleren, eerder dan het leven zelf te verlengen, want dat zou net iets te controversieel zijn.

Antitraumapillen

Hetzelfde geldt voor andere medicijnen die de menselijke mogelijkheden bevorderen. Modafinil is daarvan een interessant voorbeeld. Het geneesmiddel werd ontwikkeld om narcolepsie en andere slaapproblemen te behandelen. Het kent echter ook veel succes bij gezonde mensen die hun concentratievermogen willen verbeteren en het met minder slaap willen doen. Modafinilgebruikers verhogen op aanzienlijke wijze hun bekwaamheid om proeven op te lossen die te maken hebben met de bekwaamheid om te plannen. Op dit ogenblik worden in heel de wereld meer dan veertig andere cognitiebevorderende geneesmiddelen bestudeerd.

Er zijn ook heel wat medicijnen in ontwikkeling die het geheugen zouden kunnen stimuleren of wijzigen. In de hersenen zitten herinneringen gecodeerd opgeslagen als patronen van verbindingen tussen zenuwcellen. Dat opslagen gebeurt in twee fasen. In de eerste fase wordt de sterkte van de signalen tussen de cellen tijdelijk gestimuleerd. In de tweede fase wordt de herinnering vastgelegd door de synthese van nieuwe proteïnen.

Ampakines, die zich op de eerste fase richten, bevorderen de communicatieprikkels tussen zenuwcellen en stimuleren de groei van de hersenen. De resultaten zijn bemoedigend, althans bij ratten van middelbare leeftijd. Onlangs hebben wetenschappers ontdekt dat het geneesmiddel ook een van de sleutelfactoren in de achteruitgang van de geheugenfunctie aanpakt.

Een ander medicijn, pro-pranolol, zwakt dan weer verontrustende herinneringen af. Herinneringen worden bijzonder scherp in het geheugen gegrift bij bepaalde stress-situaties zoals oorlogen, auto-ongevallen en verkrachtingen. Later kunnen die herinneringen terugkeren als een pijnlijk onderdeel van een posttraumatisch stress-syndroom. Propranolol blokkeert de impact van stresshormonen op de geheugenvorming. En, als het erg snel na het trauma ingenomen wordt, verlaagt het de intensiteit van emotioneel geladen herinneringen, zodat die later minder voor problemen zorgen.

De posthumane mens

De transhumanisten waren er als de kippen bij om aan te geven waartoe dergelijke geneesmiddelen kunnen leiden. Niet alleen zouden ze stressaandoeningen kunnen lenigen, ze zouden ook schuldgevoelens kunnen wegnemen door de herinneringen aan misstappen af te zwakken, of ze zouden de pijn van liefdesverdriet kunnen verzachten. Dergelijke mogelijkheden benadrukken alleen maar de problemen die kunnen ontstaan wanneer gespeeld wordt met de menselijke natuur. Door dergelijke wijzigingen riskeren we echt ‘posthumaan’ te worden. We zouden misschien efficiënter worden, maar dan zonder gevoelens voor de anderen rondom ons.

Daarmee zitten we bij de grote onopgeloste discussie van het transhumanisme. Primo: als we ervoor kiezen om onszelf te ‘verbeteren’, zijn we daarna dan nog dezelfde persoon? Secundo: doet dat ertoe? Eén zaak is alvast zeker: welke geneesmiddelen er ook ontwikkeld mogen worden om ziekten te behandelen, als ze ook gebruikt kunnen worden om iemand een concurrerend voordeel op te leveren of zijn leven te verlengen, dan zullen mensen ze ook innemen.

De auteur is senior consultant bij New Scientist.

Alun Anderson

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content