Oost-Europese vakbonden zoeken nieuwe rol

Op 1 mei is de Europese Unie tien landen rijker. Veel Belgische bedrijven zijn actief in de nieuwe landen. Dat de vakbond daar drastisch terrein heeft verloren, vinden ze best prettig. Maar blijft dat ook zo?

(*) Jelle Visser, ‘Unions and unionism around the world’, in ‘International Handbook of Trade Unions’, ed. John T. Addison & Claus Schnabel, Edward Elgar Publishing, 2003.

In 1989 kende Estland een syndicalisatiegraad van 82,9 %. Zes jaar later was die al gedaald tot 24,1 %. Maar ook in de andere landen die nu toetreden, werden er forse klappen uitgedeeld (zie tabel: Vakbonden in Oost-Europa).

Tijdens het communistische bewind was het vakbondslidmaatschap een verplichting. Met elke staatsonderneming die zijn deuren sloot, verdween er een pak vakbondsleden. In de privé-sector die ervoor in de plaats kwam, krijgen de vakbonden nauwelijks een voet aan de grond. Hun eigen imago, de hoge werkloosheidscijfers, de dalende lonen en vaak een anti-vakbondsmanagement waren zeker geen voordeel voor de vakbonden.

Bovendien heerst er in al die Oost-Europese landen een grote rivaliteit tussen de vakbonden. Vier tot zes vakbonden per land is geen uitzondering, stelt Jelle Visser, professor aan de Universiteit van Amsterdam (*). Er zijn vier soorten vakbonden:

-nieuwe, anticommunistische vakbonden zoals Solidarnosc in Polen, Fratia in Roemenië, Prodkepa in Bulgarije of Liga in Hongarije;

-ex-communistische vakbonden die zijn overgenomen door postcommunistische leiders, zoals de KOS-federatie in Tsjechië;

– hervormde communistische vakbonden, zoals MszOSz in Hongarije of CITUB in Bulgarije;

– erfgenamen van de communistische vakbonden, zoals OPZZ in Polen.

In Oost-Europa gebeuren onderhandelingen over lonen gedecentraliseerd en daarin spelen de vakbonden een verwaarloosbare rol. Toch staan ze niet helemaal buitenspel. Ze krijgen heel wat ondersteuning van westerse vakbonden, onder meer ook van de Belgische. Het ABVV bijvoorbeeld ondersteunt al sinds tien jaar verschillende Oost-Europese vakbonden, vooral voor de uitbouw van hun structuren en voor de versteviging van vakbondsnetwerken. Altruïstisch? Niet helemaal. “Sterkere Oost-Europese vakbonden kunnen zorgen voor een verbetering van de levens- en werkomstandigheden van hun leden, wat uiteindelijk ook onze eigen leden op lange termijn ten goede zal komen,” zegt Mieke De Raedemaecker van de Internationale Dienst van het ABVV.

Via een project van ABVV-Textiel bijvoorbeeld zijn ze er in Hongarije in geslaagd een start te maken met de oprichting van paritaire comités. Een project in Estland gaat over de toepassing van de Europese richtlijn betreffende het recht op informatie en raadpleging. En in Bulgarije werd een uitwisselingsproject opgezet tussen delegees van Solvay in België en Bulgarije.

Ook de International Labour Organisation ( ILO) probeert de vakbonden te betrekken bij de sociale dialoog en bij tripartite gesprekken met de overheid en de werkgevers. Daar rijst nog een ander probleem: werkgeversorganisaties staan in heel wat Oost-Europese landen nog in hun kinderschoenen. Terwijl de vakbonden hun Oost-Europese collega’s in dezelfde tegenmachtfunctie willen duwen, gaat de ILO wel veel meer de weg op van een samenwerkingsmodel.

G.M.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content