Ook de wind is niet gratis

WINDMOLENS OP ZEE "De subsidies voor de Belgische parken zitten op het Europese gemiddelde." © IS
Luc Huysmans senior writer bij Trends

De subsidies voor de offshore windmolenparken liggen onder vuur. De drie laatste Belgische parken zullen het allicht met minder subsidies moeten stellen. Zo profiteert de Belgische consument onrechtstreeks van het Nederlandse windparkenbeleid.

Twee miljard te veel. Dat is de eenvoudige conclusie die valt te trekken uit het eerste deel van een studie die de federale energieregulator CREG maakte op verzoek van minister van Energie Marie-Christine Marghem (MR). De prijs waarmee het Deense Dong Energy de aanbesteding van het Nederlandse windmolenpark Borssele had gewonnen, werd in dat document omgerekend naar de Belgische situatie. Dong gaat uit van 72,7 euro per megawattuur. Het resultaat is een prijsvork tussen 78 en 84 euro, afhankelijk van het prijsrisico en de schaalvoordelen. Dat bedrag ligt merkelijk lager dan de 124 euro en 129,8 euro die de Belgische windmolenparken Norther en Rentel enkele weken daarvoor hadden bedongen. Uitgesmeerd over de looptijd van de subsidies geeft dat een verschil van 2 miljard euro.

Volgens de VRT wilden de Belgische parkuitbaters zo snel mogelijk een akkoord sluiten, omdat ze wisten dat het bod van Dong zo laag zou zijn. Helemaal uit te sluiten valt dat niet, al was de 72,7 euro voor veel sectorspecialisten een verrassing.

De Nederlandse overheid had op voorhand gesteld dat ze alle biedingen onder 124 euro per megawattuur zou aanvaarden. De enige andere indicator was het bod van 103 euro per megawattuur, waarmee het Zweedse Vattenfall de aanbesteding voor het Deense windpark Horns Rev 3 had binnengehaald. Maar dat park is met zijn 400 megawatt veel groter dan de Belgische en de Nederlandse parken. Bovendien kan het profiteren van uitzonderlijk goede windomstandigheden en ligt het in de achtertuin van de windmolenproducent Vestas, wat de logistieke kosten fors beperkt.

Bovendien staat op de website van Dong nog altijd een bedrag van 100 euro per megawattuur als prijsdoel voor zijn Britse offshore windmolenparken tegen 2020. De Europese offshore windindustrie publiceerde vorige zomer nog een rapport waarin ze uitging van een prijsdaling naar 100 euro per megawattuur tegen 2020, en naar 80 euro tegen 2025.

Meer kosten en risico’s

Voka West-Vlaanderen en de Belgian Offshore Cluster (BOC), die de toeleveraars voor de zeewindmolenparken groepeert, haastten zich om in een gezamenlijk persbericht de verschillen tussen de Belgische en de Nederlandse situatie te duiden. De Belgische parkbouwers moeten meer kosten maken en meer risico’s nemen. De Nederlandse overheid neemt bijvoorbeeld veel van de voorbereidende werken voor haar rekening, zoals het zeebodemonderzoek, wind- en meteorologische studies, en een deel van de vergunningsaanvragen. Ook wordt de netaansluiting, de kabel die de windenergie aan land brengt, gebouwd en onderhouden door de hoogspanningsnetbeheerder Tennet, terwijl de parkbouwers dat bij ons zelf doen.

Ten slotte zijn er ook fysieke verschillen tussen de parken, hoewel ze naast elkaar liggen. Borssele is groter, waardoor er minder tot geen ‘parkeffecten’ zijn, waarbij molens wind afpakken van andere. De Belgische molens liggen ook dieper, in een kleiige bodem tussen de zandbanken. “De subsidies voor de Belgische parken zitten op het Europese gemiddelde. Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk betalen zelfs meer”, benadrukt Christophe Dhaene, de voorzitter van BOC.

In het voorste peloton

Maar het grootste verschil tussen België en Nederland is de manier van toewijzen. Minister van Energie Johan Vande Lanotte (sp.a) koos destijds voor een concessiesysteem. Dat moest de parkbouwers enige zekerheid bieden. Over de haalbaarheid van windmolenparken die zo ver en zo diep in zee stonden, waren er gerede twijfels, die er mee toe leidden dat C-Power in een eerste fase slechts zes windmolens mocht bouwen. Dat was nefast voor het kostenplaatje.

Toch is het deels aan dat systeem te danken dat België een van de voorlopers in windenergie is. “België heeft 712 megawatt aan offshore wind in productie. Nederland, dat 17 keer meer zeeoppervlakte ter beschikking heeft, heeft slechts 424 megawatt”, rekent Annemie Vermeylen van het BOC voor.

Volgens Christophe Dhaene opent de dalende trend die Dong Energy heeft ingezet, ook perspectieven voor windmolenparken die nog moeten worden gebouwd: “Dankzij de pioniersrol die België heeft gespeeld in de ontwikkeling van de parken, hopen we straks met onze bedrijven in het voorste peloton mee te rijden bij de wereldwijde expansie van windenergie.” Met andere woorden: de koplopersrol en de solide thuismarkt geven onze bedrijven een competitief voordeel om ook in het buitenland orders binnen te halen.

Al kleeft er duidelijk een hoger kostenplaatje aan die pioniersstatus. Het bod van Dong Energy legt de nadelen van het concessiesysteem pijnlijk bloot. De concurrentie speelt bijvoorbeeld vooral tijdens de toewijzing. Nadien houden de concessiehouder en de overheid elkaar in een wurggreep. België heeft de parken nodig om zijn doelstelling voor hernieuwbare energie tegen 2020 te halen, terwijl de parkbouwers de subsidies nodig hebben.

Schaalvergroting en kostendalingen

De subsidies hangen bovendien af van de offertes die de parkbouwers krijgen van hun toeleveranciers. Daardoor weerspiegelen de 124 en de 129,8 euro van vorige zomer eigenlijk de marktomstandigheden van een jaar of meer geleden. “België heeft een systeem vastgelegd dat niet tot prijsdalingen leidt naarmate de technologie verbetert. Dat is jammer”, analyseert Peter Claes, de directeur van de grootverbruikersfederatie Febeliec.

Dong doet het omgekeerde: het speculeert erop dat het Borssele zal kunnen bouwen met nieuwere, en zelfs nu nog onbestaande technologie om zijn lage bod te rechtvaardigen. Aan zo’n aanpak hangen risico’s vast. De Deense windmolenproducent Vestas ging enkele jaren geleden bijna failliet door een soortgelijk ambitieus investeringsbeleid. Ook Dong maakte vorig jaar verlies, al zorgt dat bij het overheidsbedrijf – Dong staat voor Danish Oil & Natural Gas – niet meteen voor slapeloze nachten.

Dong gaat er ook van uit dat de offshore windsector de komende jaren echt gaat boomen. Tot nu toe bleef zeewindenergie een hoofdzakelijk Europese zaak, maar er wordt verwacht dat ook de kusten van Noord-Amerika en China steeds meer worden uitgerust met imposante stalen wieken. Dat moet leiden tot schaalvergroting en kostendalingen.

Stok achter de deur

Ook andere bedrijven delen inmiddels de mening van Dong. Vattenfall haalde in november de aanbesteding binnen voor het Deense windpark Kriegers Flak van 600 megawatt, voor een prijs van 49,9 euro per megawattuur. Een consortium van de Nederlandse nutsgroep Eneco, het Brits-Nederlandse olie- en gasbedrijf Shell, het baggerbedrijf Van Oord en het Japanse Mitsubishi/DGE gaan voor het 700 megawatt grote Borssele III en Borssele IV, die ze tegen 2023 moeten bouwen, uit van een prijs van 54,5 euro per megawattuur. Dat betekent dat het na zevenenhalf jaar subsidievrij kan produceren, rekende de Nederlandse minister van Economie Henk Kamp voor. Het komende jaar gaat Nederland nogmaals drie parken van 700 megawatt aanbesteden. In Nederland wordt zelfs gemikt op een eerste subsidievrije aanbesteding tegen 2028.

Dat heeft uiteraard gevolgen voor de drie Belgische parken die nog uitsluitsel moeten krijgen over hun subsidies. De uitbaters van Mermaid, Seastar en Northwester 2 zullen rekening moeten houden met die ontwikkelingen. Sommige politici pleiten er zelfs voor hen de concessies af te nemen, het subsidiebedrag zo laag te zetten dat ze hun concessie teruggeven, of zelfs alsnog over te schakelen op een aanbestedingssysteem. Dat leidt onvermijdelijk tot uitstel en wellicht ook tot claims voor schadevergoedingen, zodat die aanpak dus eerder als een stok achter de deur zal fungeren. Maar dat de drie laatste Belgische parken het met flink wat minder subsidies moeten stellen, is duidelijk. Zo profiteert de Belgische consument onrechtstreeks mee van het Nederlandse toewijzingsbeleid.

Luc Huysmans

In het Belgische concessiesysteem houden de concessie- houder en de overheid elkaar in een wurggreep.

“België heeft een systeem vastgelegd dat niet tot prijsdalingen leidt naarmate de technologie verbetert. Dat is jammer”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content