Ontslag per aangetekende brief

Aan de pas enkele maanden geleden ingevoerde belastingvrije crisispremie voor ontslagen arbeiders heeft de wetgever in allerijl al belangrijke wijzigingen moeten aanbrengen. Met volledig terugwerkende kracht.

De sociaalrechtelijke verschillen tussen arbeiders en bedienden zijn een oud zeer. De verschillen komen vooral tot uiting op het gebied van het ontslagrecht. Bedienden hebben recht op relatief lange tot zeer lange opzegtermijnen. Bij arbeiders zijn die termijnen in vergelijking zeer kort.

De syndicale organisaties zijn al lang vragende partij om deze verschillen uit de wereld te helpen. Maar de gesprekken daarover hebben tot nog toe weinig vooruitgang geboekt. Eind vorig jaar sleepten ze een kleine toegeving in de wacht. Van een echte toenadering van de opzegtermijnen van arbeiders en bedienden is in de verste verte nog geen sprake. Maar blijkbaar heeft de wetgever toch een klein signaal willen geven. Met name, dat arbeiders het bij ontslag, zeker in deze tijden van crisis, moeilijker hebben dan bedienden.

Vandaar dat ten aanzien van arbeiders in een tijdelijke crisispremie werd voorzien: alle arbeiders die in de loop van het eerste semester van dit jaar afgedankt worden, hebben in principe recht op de uitkering van een crisispremie van 1666 euro. De premie is volledig vrijgesteld van sociale bijdragen. En zij is ook volledig belastingvrij.

De premie is niet in alle gevallen verschuldigd. Zo geldt zij (logischerwijze) niet als een arbeider wegens een dringende reden ontslagen wordt. De premie is bijvoorbeeld ook niet verschuldigd bij ontslag tijdens de proefperiode of bij ontslag met het oog op pensionering.

Een van de problemen is dat de regeling behoorlijk ingewikkeld is. Dat geldt vooral voor de vraag wie de premie verschuldigd is.

Op het eerste gezicht zou je denken dat de premie ten laste valt van de werkgever die het ontslag geeft. Maar dat is slechts zeer gedeeltelijk het geval. Om te beginnen zijn er verschillende omstandigheden waarin de premie volledig ten laste komt van de RVA. Zo bijvoorbeeld bij werkgevers die (tijdens een bepaalde referteperiode) minder dan tien werknemers tewerkgesteld hebben en erkend worden als onderneming die zich in economische moeilijkheden bevindt. In alle andere gevallen valt de premie voor een derde ten laste van de werkgever en voor twee derde ten laste van de RVA.

Oorspronkelijk was erin voorzien dat de werkgever de premie in één geval volledig ten laste zou moeten nemen. Met name wanneer hij zijn arbeider ontslaat zonder het ontslag per aangetekende brief of per gerechtsdeurwaardersexploot ter kennis te brengen van de betrokken arbeider.

Die voorwaarde heeft waarschijnlijk tal van werkgevers verrast. Krachtens de arbeidsovereenkomstenwet is een aangetekende brief of een gerechtsdeurwaardersexploot strikt genomen slechts verplicht bij een ontslag met naleving van een opzeggingstermijn. Niet wanneer de arbeidsovereenkomst verbroken wordt (met betaling van een verbrekingsvergoeding).

De sanctie was nochtans niet mis: moest de werkgever bij een verbreking normaal gezien slechts een derde van de crisispremie zelf ten laste nemen, dan kreeg hij nu de volledige rekening gepresenteerd. En dit alleen maar omdat hij zich – allicht in vele gevallen onwetend- niet naar het nieuwe voorschrift had geplooid (dat ook de verbreking per aangetekende brief of per gerechtsdeurwaarders-exploot ter kennis van zijn arbeider moest worden gebracht).

De wetgever heeft ondertussen ingegrepen. Van een verplichting om ook een verbreking per aangetekende brief of per gerechtsdeurwaardersexploot aan de betrokken arbeider te betekenen, is geen sprake meer. Meteen is ook de sanctie geschrapt: de crisispremie komt nu in geen enkel geval nog volledig ten laste van de werkgever. Hij draagt hoogstens nog een derde. Twee derde van de premie valt ten laste van de RVA (en, zoals gezegd, is dat in sommige uitzonderingsgevallen zelfs de volledige premie).

De wetsaanpassing is met volledig terugwerkende kracht ingevoerd. Met ingang van 1 januari 2010. Dit heeft tot gevolg dat sommige werkgevers in de voorbije maanden de volledige premie hebben moeten betalen, terwijl ze die nu – met terugwerkende kracht – slechts tot beloop van één derde verschuldigd zijn. Normaal gezien moeten zij het teveel aan betaalde premies kunnen recupereren bij de RVA.

Pro memorie: de premie waarvan sprake zal amper zes maanden hebben bestaan. Eind juni loopt de regeling normaal gezien af. Is het dan niet godgeklaagd dat voor zo’n kleine maatregel na drie maanden al een hoogdringend ingrijpen van de wetgever nodig was?

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Van de premie valt uiteindelijk nooit meer dan een derde ten laste van de werkgever.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content