Onbekend China

Een klassieke reis in China doet minimum Beijing, Shanghai en Xian aan. Maar China is zo oneindig veel meer. Wij toerden rond in de provincie Zhejiang, verbleven een paar dagen in Hangzhou door Marco Polo de mooiste stad ter wereld genoemd en trokken verder langs Shaoxing, Tiantai, Xinchang, Xixian en Dongyang : namen waar je nooit over hoort, nooit over leest.

TEKST EN FOTO’S : KAREL OOMS

De drie uur durende treinreis van Shanghai naar Hangzhou loont de moeite. We reizen met een ‘toeristentrein’, die luxueuzer is dan de dagelijkse Chinese treinen. In de soft seat waiting room, een wachtzaal voor de ‘luxereizigers’, speelt een jong Chinees meisje ‘s ochtends vroeg al mooie deuntjes op een vleugelpiano. Natuurlijk zijn er ook toonbanken waar de wachtende toerist nog vlug wat valuta kan spenderen. Eens in de trein een dubbeldektrein waar uiteraard het beste uitzicht boven is zink je neer in zachte, comfortabele zetels. Opmerkelijk zijn de op de ruiten geplakte advertenties, in het Chinees uiteraard, waarvan je hoe dan ook de zin niet snapt. Niet getreurd, je ziet tijdens de rit het Chinese binnenland aan je voorbijglijden.

Bij aankomst

valt onmiddellijk het groene en het frisse op. De provinciestad Hangzhou, iets meer dan 5 miljoen inwoners, is echt rond het Westmeer gebouwd. Dit meer, bijna 6 vierkante kilometer groot, heeft velen, vroeger en nu, onder de indruk gebracht. Een Chinees gezegde : “In de hemel is het paradijs, op aarde zijn Suzhou en Hangzhou”. Ook Marco Polo, in de 13de eeuw op ‘handelsmissie’ langs de Zijderoute, was betoverd door de altijd groene stad aan het meer en noemde ze “de meest elegante en charmante stad ter wereld”. Een niet onaardig compliment van iemand uit Venetië. En ook Voorzitter Mao verbleef maar al te graag in deze stad waar ontspanning, bootje-varen en simpelweg rondkuieren rond het meer geen taboe, maar héél normaal zijn.

In het meer werden dijken, pagoden en kloosters gebouwd. Aan de oevers werden tuinen en promenades aangelegd. En de eilandjes, overal verspreid, kregen feeërieke namen mee als “Drie Torens die de maan weerspiegelen”. Er zijn brugjes, paviljoentjes, rotsen en terrassen en heel veel lotussen en andere bloemen. Na een verfrissend boottochtje, word je al wandelend ondergedompeld in de relaxe sfeer van duizenden Chinese toeristen, allemaal voortschuifelend en af en toe stilhoudend voor een familiekiekje.

Een bezoek aan Hangzhou is niet volledig als je de uitgestrekte theevelden in de omgeving niet hebt bezocht. Men verbouwt er, sinds de 7de eeuw al, de beroemde Drakenput-thee, een uitstekende groene theesoort. Honderden vrouwen plukken er vingervlug de juiste blaadjes van de juiste struiken met een onbeschrijflijke snelheid. Even kijken ze, vanonder hun rieten hoed, op naar die fotograferende westerlingen, die van hun dagdagelijkse werk een hele reeks foto’s willen maken. Toegegeven : de Drakenput-thee die wij te proeven kregen, smaakte heerlijk. De blaadjes die onder in de tas blijven liggen, hebben, na nog wat water bijvullen, nóg een lekkere smaak.

Eén van de meest

rustgevende ervaringen tijdens een reis door het Chinese binnenland is een bezoek aan een klooster. In Tiantai bezochten we een uniek boeddhistisch centrum, aan de voet van en bovenop de gelijknamige berg, de Tiantaishan. Tiantai is de naam en de bakermat van een Japanse boeddhistische secte, beter gekend onder de Japanse naam Tendai. Het Guoqing klooster ligt verscholen in het groen, ver van alle drukte. Ondanks de regen die lichtjes viel, had het bezoek iets mystieks. Je ademt het groen diep in je longen, wordt bedwelmd door de scherpe geur van de verbrande wierookstokjes en je voelt je verbonden met de vele Chinezen die komen offeren. Hun offergaven verpakken ze in kleurig papier en zetten ze neer in lange rijen, klaar voor de plechtigheid. Bij het begin van de dienst komen de monniken, in een eindeloze rij en achter belgetingel, uit hun woonvertrekken naar de tempel gestapt, allen gehuld in rode en gele gewaden. Helemaal achteraan stapt de voorganger in de dienst en pas daarna mogen de gelovigen aansluiten.

Eenmaal binnen in de tempel wordt, héél ritmisch en bijna monotoon, muziek gemaakt terwijl enkele monniken vóór het boeddhabeeld heen en weer stappen, gebeden prevelend. Ietwat gegeneerd trek je je als indringer terug, genietend van de imposante natuur en van het contrast tussen de rode muren en het groen van de bomen. In de enorme leeszaal mijmer je weg in de geschiedenis. In de 6de eeuw gebouwd, onder de Sui Dynastie, werd dit enorme complex in de jaren zeventig en tachtig helemaal gerestaureerd. Behalve uit Japan komen er regelmatig bezoekers uit Singapore, Hongkong, Taiwan en Amerika.

Tijdens de vele honderden kilometers die we met een klein busje in Zhejiang aflegden, kregen we ruim de kans om het platteland te observeren. De ontelbare rijstveldjes, waar de eigenaars, ook op zondag, met hun voeten in het water werken of met een buffel hun lapje grond omploegen ; de overladen bussen die binnenin massa’s Chinezen vervoeren en die bovenop de bus hun koopwaar veel te hoog opgestapeld hebben dat het een wonder is dat de bus niet kantelt.

Wat vooral bijblijft van het Chinese platteland is de onvoorwaardelijke vriendelijkheid van de bewoners, zo anders dan in de grootsteden. Tijdens de vele stops, wandel je zomaar wat rond in een dorp, in een straat, zonder toeterend autoverkeer. En dan kom je, onverwacht, in een huisje waar Chinese dominosteentjes worden geproduceerd, het ene doosje na het andere. De vrouw bedrukt de kleine zwarte blokjes, de man pakt in en stopt er de spelregels bij. Fier toonden ze ons de productie van die dag. Toen ik de man duidelijk maakte dat ik graag zo’n doosje wou meenemen en hem een bankbiljet aanreikte, zwaaide hij afwerend naar mijn hand met het geld en stopte mij glimlachend vijf dominodoosjes toe. De man kon waarschijnlijk niet vermoeden dat Belgische kinderen ooit met zijn dominosteentjes zouden spelen.

Met nogal wat

journalistieke overdrijving zou je Shaoxing inderdaad het Venetië van China kunnen noemen. Deze stad, op een kleine 70 km van Hangzhou, heeft een geschiedenis van 2400 jaar. Shaoxing telt 3000 stenen bruggetjes over ettelijke meertjes en kanalen. Een boottochtje in één van die typische platte, zwart overkapte bootjes, is dan ook een must. De stuurman bedient de roeispanen en het roer letterlijk met handen en voeten. Deskundig laveert hij het bootje onder bruggetjes en brengt ons in inhammetjes, omgeven door reusachtige rotspartijen, wat tegelijkertijd een majestatisch en een eng gevoel geeft. Hoe die bootjes manoeuvreren, draaien en geruisloos voortglijden zonder tegen elkaar of tegen de rotsen te botsen, blijft een wonder.

Tegen valavond gingen we wandelen langs een paar typische kanaaltjes. Typisch inderdaad, hygiënisch is anders. Als je langs de huisjes loopt en de kans krijgt om even discreet binnen te gluren, weet je niet hoe je moet reageren : met afschuw over de soms erbarmelijke levensomstandigheden of met respect voor een heel andere, primitieve cultuur. Eén zaak staat vast : wij zouden er, met onze normen van hygiëne en wonen, absoluut niet in passen !

Maar veel wordt goedgemaakt wanneer een paar kinderen, allen een felgeel pet op hun hoofdje, je nieuwsgierig aankijken en na een beetje aarzelen, een eindje met je mee lopen, terwijl de ouderen die rustig voor hun huisje zitten, het hele gebeuren kritisch gadeslaan. Waarschijnlijk denken ze : “Dit zijn nu een paar van die westerlingen zoals we ze regelmatig op tv zien”. Want een tv, dat hebben ze allemaal, ook in de meest primitieve huisjes.

Bij aankomst in het hotel, zien we een pasgetrouwd koppel aan de ingang staan. Ze verwelkomen hun gasten die in het hotel komen meefeesten. Opvallend is echter dat er geen handen worden geschud, dat er niet wordt gekust en dat er geen cadeautjes worden afgegeven. Maar nog veel opvallender is dat alle mannelijke bezoekers, uit handen van de bruidegom, elk twee sigaretten toegestopt krijgen, wanneer ze binnengaan. De kersverse bruidegom heeft enkele geopende pakjes sigaretten in de hand en vingervlug alsof hij het elke dag deed tovert hij er zijn ‘welkomstgeschenk’ uit.

‘s Avonds, voor het diner, bestelde ik in de bar van het hotel een biertje. Althans, dat was de bedoeling. Er waren drie soorten bier, mooi uitgestald, maar geen Chinees bier. De bardienster haalde een lauw blikje Becks van het rek, waar het misschien al 2 maanden stond. Op mijn vraag of er ook biertjes uit de frigo voorhanden waren, kreeg ik een onbegrijpende glimlach. De gids zag dat er een communicatieprobleem was en snelde me ter hulp. Maar ook zijn kennis van het Engels was minimaal. In zijn boekje English lessons kon ik in de woordenlijst het woordje cold aanduiden. De boodschap werd overgebracht, maar de lieve juffrouw wist niet hoe ze aan mijn wens moest voldoen. Na nog wat gebarentaal en basic English bracht ze een glazen kom vol ijsblokjes. Zoals een fles champagne werd mijn blikje bier ‘te koelen’ gelegd. In volle bewondering bleef de dienster naar de kom met ijsblokjes turen, alsof ze hoopte dat het bier zo vlugger fris zou worden. Ik moet toegeven, ik heb zelden zoveel genoten van een frisse pint als daar in Xinchang.

Toen we na het avondeten terug in de bar belandden, werden we voorgesteld aan een jonge dame die heel behoorlijk Engels sprak. Ze vertelde dat ze in een bank werkte en door de hotelmanager was ‘ingehuurd’ om de communicatie tussen ons en de aanwezige Chinezen tot stand te brengen. Het werd een moeizaam maar interessant gesprek waarbij de Chinezen vol bewondering naar het meisje keken dat in staat was om zichzelf tegenover ons verstaanbaar te maken.

Op een zonnige

zondagochtend bezochten we in Dongyang, onder een strakblauwe hemel, de immens grote Lu-residenties, gebouwd onder de vermaarde Ming– en Qing-dynastiëen. We hadden het grote voorrecht rondgeleid te worden door de heer Lu, een rasechte afstammeling zo vertelde hij niet zonder trots van de Ming-dynastie, 32ste generatie. Heel boeiend verhaalde hij hoe het complex in de 15de eeuw tot stand was gekomen en welke functie de verschillende gebouwen vervulden. Heel wat van zijn voorvaderen lukten er toentertijd in om te slagen in de provinciale en keizerlijke examens. Inderdaad, om een ambtenaarsfunctie te krijgen, moesten de kandidaten moeilijke proeven afleggen bij de provinciale overheden en, voor het allerhoogste niveau, bij de keizer zelf. De Lu’s waren op een bepaald ogenblik met z’n 150 die, na een geslaagd examen, belangrijke administratieve en politieke posten toebedeeld kregen. Na een tijd waren ze zo bekend en rijk dat ze uitgestrekte en heel mooie residenties lieten bouwen. Elke ruimte in het complex heeft zijn betekenis religieus, ceremonieel of residentieel en het is heerlijk om, in de wirwar van straatjes en pleintjes rond te kuieren en te luisteren naar de verhalen van mijnheer Lu. Met een beetje fantasie plaats je jezelf 500 jaar terug in de tijd en zie je de toenmalige hoogwaardigheidsbekleders in hun lange gewaden rondschrijden. Alles is rijkelijk gedecoreerd, met minutieus houtsnijwerk, al dan niet geschilderd of met beeldhouwwerk en bas-reliëfs. De zin voor detail gaat uitstekend samen met de witte buitenmuren, afgeboord met zwartgrijze pannen en met de straatjes, geplaveid met kasseien. Het is met reden dat de nationale overheidsdienst, die zich met de historische sites in China bezighoudt, in 1988 deze Lu-huizen tot toeristische attractie ‘eerste categorie’ heeft uitgeroepen. Het bezoek is, ondanks de afstand van de klassieke toeristensteden, de omweg waard.

De kinderen

van China reageren heel bijzonder op voor hen ‘vreemde’ en ‘anders geschapen’ bezoekers uit het westen. Je ziet ze verwonderd kijken naar die grote, blonde en nou ja modern geklede toeristen. Als je contact met hen zoekt (voor zover dat mogelijk is als je geen Chinees spreekt), reageren ze eerst en je kan ze geen ongelijk geven heel afwijzend. Maar als ze zien dat hun papa en mama, of de juf, iets vriendelijks zeggen, komen ze ook los en zwaaien ze enthousiast met hun handjes en roepen, zo luid ze kunnen, “hello” en “bye-bye”. Ze kijken je nog lang na, als je verdergaat. In een klein primitief dorpje, met huizen van klei, was de school net uit toen wij langskwamen. Natuurlijk waren wij dé attractie in het dorp en kwamen alle kinderen op ons toegelopen. Toch bleven ze op veilige afstand. Met vragende oogjes sloegen ze ons gade en kakelden in het Chinees tegen elkaar.

Toen ik met gebaren vroeg om samen met mij op de foto te komen staan, liepen ze iedere keer van me weg. Ik probeerde mijn vriendelijkste glimlach en mijn eenvoudigste Engelse woorden, maar niets hielp : ze liepen steeds weg als het fototoestel in zicht kwam. Toen zag ik een klein meisje met een boekje onder haar arm. Zachtjes nam ik het boekje en sloeg het open. Het bleek haar leesboekje te zijn, gelukkig met heel veel kleurrijke tekeningen. Op mijn hurken begon ik te vertellen over de plaatjes in het boek, uiteraard in het Engels. Eerst kwam er één dapper kind naast mij staan en toen was het ijs gebroken. In een mum van tijd stond de hele groep kinderen dicht opeengepakt rond mij en luisterde gretig naar die vreemde man in die vreemde taal. En alhoewel ze er niets van begrepen, zag ik in hun oogjes dat ze ervan genoten !

Het is verwonderlijk hoe je na een ‘kleine expeditie’ naar plaatsjes waar de gewone China-bezoeker nooit komt, terug ‘thuis’ komt ook al is dat dan in China in een bekende stad, in een bekend hotel. Je komt terug in het ‘toeristische China’, al is dat dan een toerisme van vooral Chinezen, uit China en van overzee. Onmiddellijk merk je de verschillen : er zijn veel auto’s op straat, wat in het binnenland niet het geval is. Daar zie je enkel vrachtwagens, bussen, kleine vans (Chinese versie) en een enkele personenauto. Je moet terug oppassen als je oversteekt, de straten zijn niet langer leeg of bijna. Je voelt je ook weer ‘anomiem’ tussen de massa mensen die gewoon zijn om westerlingen in hun straatbeeld te zien. Heel anders is het in de steden in het binnenland waar de inwoners je gapend, giechelend en verwonderd nastaren. De mensen verstaan weer wat Engels en zijn toeristen gewoon. En ook de prijzen zijn ‘toeristisch’, met andere woorden vier keer zo hoog. Het bier in de hotels wordt koud geserveerd, zonder dat je dit met gebarentaal moet vragen !

Je vraagt je af wat nu het ‘echte’ China is : het China van het binnenland dat afgesloten is van de rest van de wereld ; of het China dat alles doet om zoveel mogelijk buitenlandse toeristen met hun valuta aan te trekken ?

Jong en oud in China.

Kaarsen branden voor het klooster. Het behoort tot de dagelijkse rituelen.

Scènes op de markt : een hapje eten bij het bloemenstalletje ; een tukje doen bij de weegschaal.

Fietsen zijn het vervoermiddel bij uitstek. Shaoxing wordt wel eens het Venetië van het oosten genoemd, met zelfs een Chinese versie van de gondeliers. Theepluksters in het eindeloze groen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content