Nu moeten we bepaalde dingen toch gaan herdenken

Het ACV congresseert van 19 tot 21 oktober in Oostende. Het is de laatste aanloop naar de interprofessionele onderhandelingen. Die worden erg moeilijk. ACV-voorzitter Luc Cortebeeck schat de kansen in.

Luc Cortebeeck ziet er al helemaal uitgerust uit van de nachtelijke onderhandeling over de welvaartvastheid van de sociale uitkeringen. Het was dan ook maar één nachtje. Voor de interprofessionele onderhandelingen, die pas begin november echt onder stoom komen, zal dat misschien niet voldoende zijn. De ACV-voorzitter geeft al een vooruitblik.

Maar eerst kijkt hij samen met zijn organisatie van 1,6 miljoen leden verder in de toekomst. Want van 19 tot 21 oktober houdt het ACV in Oostende zijn vierjaarlijkse congres. Negenhonderd ACV’ers en nog eens honderd genodigden uit het buitenland zullen aanwezig zijn in Vande Lanotte City.

LUC CORTEBEECK (ACV). “We zijn uitgegaan van een negatieve benadering. Is sociaal nog normaal? Soms twijfel je daaraan als je hoort wat internationale instellingen als de Oeso, het IMF of de Wereldbank ons voorschrijven, of als je rekening houdt met wat onze mensen te horen krijgen in hun bedrijf. Sinds de euro is er geen marge meer. Volgens economen ligt de enige flexibiliteit die we nog hebben op het vlak van arbeid. In hoeverre is dat allemaal waar? Ons antwoord is uiteraard dat sociaal wel normaal is. Ons congres loopt onder het motto ‘voluit voor solidariteit’.

“We hebben als werknemers onze verworven rechten. Dat geeft bepaalde denkschema’s. Dat heeft twee nadelen. Je actualiseert niet en je koppelt onvoldoende terug naar nieuwe leden. We hebben enorm veel nieuwe militanten en vrijgestelden. Hoe denken zij na over die elementen? Wat is solidariteit voor hen? Misschien komen we op hetzelfde terug. Misschien ook niet. Ze stellen bijvoorbeeld vast dat de werknemers in hun bedrijf meer en meer allerlei soorten cheques willen. Dat is het directe belang, maar hoe zit het dan met het algemeen belang? We moeten keuzes maken, want we willen zeker geen statisch geheel zijn.”

Er liggen circa 75 krachtlijnen voor. Over welke bent u vooral blij?

CORTEBEECK. “Vooral de definiëring van wat we onder solidariteit verstaan, is belangrijk. Vaak wordt dat begrip te passief geformuleerd. Men vindt dat er solidariteit moet zijn. Alsof ze uit de hemel valt. Maar voor solidariteit moet je een stuk verantwoordelijkheid opbrengen. Solidariteit heeft ook zijn beperkingen. Ze moet door de economie gedragen kunnen worden. Niet alles is tegelijk mogelijk.”

De krachtlijnen bevatten niet zoveel grote verrassingen.

CORTEBEECK. “U verwacht die. En ik ook. Maar veel zaken zijn helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dat je zelf verantwoordelijkheid moet nemen, als je wil dat anderen zich ook solidair opstellen, is geen makkelijk uitgangspunt. Werkloosheidsuitkeringen zijn een recht en onbeperkt in de tijd. Maar sommigen denken dat dit een ongeconditioneerd recht is. Dat is niet waar, er staat iets tegenover: je moet bereid zijn te werken. Dat is een moderne invulling. Dat het openbaar vervoer voor alle ouderen gratis moet zijn, is een erg moeilijk punt. Want, argumenteren sommigen, er zijn toch ook ouderen die bemiddeld zijn.”

De krachtlijnen verwijzen naar verworven rechten, maar er wordt ook gepleit voor maatwerk. Hoe ver kan dat gaan?

CORTEBEECK. “Ook dat is weer een spanningsveld. We zijn voor solidariteit, maar aan de andere kant is er de individualisering. Arbeidstijd is een goed voorbeeld. In Frankrijk had je met de 35-urenweek een collectivistische oplossing. Dat is niet ons model. Collectieve arbeidsduurvermindering biedt vandaag geen oplossing. We kunnen beter nadenken over hoe we de flexibiliteit die werkgevers vragen, kunnen koppelen aan de privéflexibiliteit in onze gezinnen. We maken hier dus liever een collectief kader dat toelaat individuele keuzen te maken. Verworven rechten zullen we altijd verdedigen, maar nu moeten we toch bepaalde dingen herdenken. Dat is niet noodzakelijk sociale achteruitgang.”

Als Paul De Grauwe zegt dat het interprofessionele overleg niet meer hoeft en dat je beter overlegt op bedrijfsniveau, is dat dan maatwerk dat te ver gaat?

CORTEBEECK. “Ik vind Paul een goede gesprekspartner omdat hij interessante ideeën heeft en goede argumenten aanbrengt. Maar hier gaat hij een stap te ver. Ik denk dat we er belang bij hebben een kader te schetsen. Dat kan een interprofessioneel akkoord zijn of een sectorakkoord.”

Heel wat sectoren zijn erg heterogeen geworden. Vroeger was één maatregel misschien goed voor alle bedrijven, maar nu niet meer. Sommige bedrijven hebben bijvoorbeeld internationale concurrentie, andere niet.

CORTEBEECK. “Dat is een gegeven, daar ben ik het mee eens. Maar een ander gegeven is dat mensen een rechtvaardige beloning vragen. We moeten uiteraard rekening houden met het economische draagvlak, maar die andere bekommernis is ook legitiem.

“Het economische zal in een model als dat van De Grauwe zwaarder doorwegen. Er zullen meer verliezers dan winnaars zijn. Als we het eens anders zouden aanpakken, ben ik ervan overtuigd dat men zal roepen en schreeuwen om de volgende keer opnieuw naar een interprofessioneel akkoord te gaan. Als ik bij werkgevers kom, vragen ze stabiliteit. En dat komt uit een interprofessioneel akkoord.”

Onder economen zijn er ook voorstanders te vinden van een interprofessioneel akkoord. Maar voor sectorakkoorden zijn dat er veel minder.

CORTEBEECK. “Het tegenargument is hetzelfde. Een aantal elementen, de tweede pensioenpijler bijvoorbeeld, is alleen afspreekbaar op sectorniveau. Sectorakkoorden zijn nu al vaak kaderakkoorden. Bovendien houden we meer en meer rekening met de situatie van subsectoren. Alles wat je kunt afronden tussen werkgevers en werknemers op sectorvlak, hoef je niet meer in elke onderneming te doen. Onderschat niet de inspanningen die het zal vergen aan vakbondszijde, maar we kunnen dat aan. Ook aan werkgeverszijde vergt onderhandelen op bedrijfsniveau zeer veel. Vooral voor werkgevers uit kleine en middelgrote ondernemingen is onderhandelen over het sociale niet voor de hand liggend. Ik zie een aantal theoretici die het proclameren, maar in de praktijk hoor ik niet veel ondernemers die het zo zeggen.”

Het thema van het congres is solidariteit, maar in de brochure gaat het ook over economische macht en sociale tegenmacht. Stopt de solidariteit daar? In Scandinavische landen is er meer sprake van een consensusmodel.

CORTEBEECK. “We spreken over macht en tegenmacht, maar dat is geen oorlogsverklaring. Als we ons niet goed organiseren, lopen ze zo over ons heen. We moeten af en toe onze tanden laten zien, zodat ze weten dat ze rekening met ons moeten houden. Een staking kan nuttig zijn. Maar niet zomaar. Het zijn toch serieuze belangen waar je mee werkt en waar je niet lichtzinnig mee mag omspringen.

“We komen op voor sociale belangen, maar we zijn niet dom. Je hebt een economisch draagvlak nodig. Een goede sociale basis kan ook bijdragen aan de economie omdat je goed opgeleide en gemotiveerde werkkrachten nodig hebt.”

Wordt de tegenmacht groter naargelang de krapte op de arbeidsmarkt toeneemt?

CORTEBEECK. “Ja. Als de economie het beter doet en er meer arbeidskrachten nodig zijn, worden wij sterker. De laatste jaren hebben wij dat beter kunnen kanaliseren. Voordien slaagden de werkgevers er vaak in de mensen af te kopen met een gsm, met cafetariaplannen, met allerlei voordeeltjes. Al of niet boven de tafel.”

Dus het motto van de interprofessionele onderhandelingen wordt een verhoging van het basisloon.

CORTEBEECK. “Het is niet aan mij om te zeggen dat er een algemene verhoging van de brutolonen moet komen. Het is aan de sectoren om dat te zeggen.”

Rudy De Leeuw, voorzitter van het ABVV, zegt dat wel.

CORTEBEECK. “We hebben verschillende vakbonden om ook verschillende uitingen te hebben. We hebben respect voor wat zij doen, maar ik formuleer dit niet zo.”

Gaan jullie dan niet met een gemeenschappelijke eisenbundel naar de onderhandelingen?

CORTEBEECK. “We hebben rond de welvaartvastheid goed samengewerkt. Er is veel kans op een gemeenschappelijke eisenbundel. Ik hoop het. Wij hebben uitdrukkelijk erg beperkt gewerkt. Ik wil niet naar de onderhandelingen met een waslijst waarvan je 75 % verliest. Ik wil onze mensen niets beloven dat je op geen enkele manier kan halen.”

Wat zeker bij de eisen zal horen, is de verhoging van het minimumloon.

CORTEBEECK. “Ja, dat zal ook voor onze collega’s zo zijn. Voor de rest is werkgelegenheid belangrijk en vorming ook. We hebben beloofd iets aan het educatief verlof te doen. De regering heeft een aantal dossiers doorgestuurd: pleegzorgverlof en de ondernemingspooling (het Daikinmodel). Dan zijn er de twee punten uit het Generatiepact: zware beroepen en gelijkstellingen. Er zijn ook nog de brugpensioenen van nachtwerk en ploegenarbeid. Na de onderhandelingen over de welvaartvastheid komt er nu ook de regeling van de lasten op overuren bij.

“We moeten uiteraard ook de loonnorm vastleggen. Dit worden geen makkelijke onderhandelingen. Wat gaan we doen met al die problemen als we niet tot een akkoord komen? Daar zit ik over te denken. Dat is niet zo eenvoudig.”

Is het de eerste keer dat er zoveel dingen op het programma staan?

CORTEBEECK. “Ja, absoluut.”

Is het verstandig om zoveel dossiers op tafel te leggen?

CORTEBEECK. “Neen, dat is niet verstandig. We hebben natuurlijk niet gevraagd naar de dossiers die de regering heeft doorgeschoven. De punten van het Generatiepact hadden al lang opgelost moeten zijn, maar ze zijn het nu eenmaal niet. Overuren en educatief verlof hebben we er zelf bijgevoegd. Dat was de dynamiek van het overleg.

“Dit zijn zaken waarover we vooraf voorstellen en berekeningen nodig hebben. Er moeten technische modellen klaarliggen. Ons werk is enkel af te wegen en te zoeken naar een evenwicht. Bij de welvaartvastheid lagen de fardes klaar. De technici moeten het mandaat krijgen dat ze ervoor kunnen gaan.”

De verhoging van het minimumloon maakt het alleen maar moeilijker om laaggeschoolden aan het werk te krijgen. Dat strookt niet met de nadruk op banen.

CORTEBEECK. “Het geeft ook bijzondere motivatie aan laaggeschoolden. We werken zo de werkloosheidsval weg. Tot nu toe is er vooral aan het nettoloon gewerkt. Maar we moeten die mensen de kans geven om hun sociale zekerheid op te bouwen via een hoger brutoloon.”

Maar zo stijgen de kosten van het minimumloon, met als risico dat de werkgelegenheid eronder lijdt.

CORTEBEECK. “Ik hoop natuurlijk van niet, maar af en toe moeten we toch een inspanning doen voor de lage lonen. Het is een heel moeilijke afweging.”

De grote sectoren hebben niet veel problemen met de verhoging van het minimumloon. Ze betalen het toch nauwelijks. Merkwaardig is wel dat Unizo ook al akkoord lijkt te gaan.

CORTEBEECK. “Ik begrijp dat niet. Unizo zal niet zomaar toegeven. Ik wil eerst hun eisenpakket zien.”

De regering heeft gezegd dat er van haar kant geen geld voor een interprofessioneel akkoord verwacht moet worden. Dat zal het niet makkelijker maken.

CORTEBEECK. “Dat is een van de moeilijkheidsfactoren. Net daarom moeten we niet te lang palaveren als er geen bereidheid of geen mogelijkheid is om tot een akkoord te komen. Dan moeten we maar snel overschakelen naar de sectoren. Het heeft geen zin om rond de pot te draaien.”

En hoe hoog of laag zal de loonnorm worden?

CORTEBEECK. “Dat is nog te vroeg. Twee keer 2 % inflatie waarschijnlijk. En dan de baremieke verhogingen erbij. Dan kom je al vlug aan 4,5 %. Dan heb je enkel nog maar de situatie bewaard.”

En wat met de recuperatie van de overschrijding van het vorige loonakkoord?

CORTEBEECK. “We moeten de cijfers van november afwachten. Ik denk dat wij toch een inhaalbeweging hebben gemaakt tegenover vorig jaar. De indexconversie is op een verstandige manier gebeurd en in Duitsland zijn er akkoorden gesloten. Ik denk dat we er niet zo ver over zullen zijn. Ook moeten we rekening houden met de groei. En met de managerslonen, dat hebben de werkgevers zichzelf aangedaan. De rekenkundige oefening is iets anders dan de psychologische. Het is vooral die laatste die zal meespelen.”

Als er toch een overschrijding is, wordt die dan automatisch van de norm afgetrokken of wordt hierover overlegd?

CORTEBEECK. “Dan is het aan de sectoren om te zien of er meer of minder nodig is.”

De wet van 1996 schrijft toch een automatische correctie voor?

CORTEBEECK. “In principe is dit een zaak van de sectoren.”

Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content