Not made in China

Karin Eeckhout Journalist en factchecker bij Knack

De Europese modebedrijven hebben hun seriefabricage massaal naar Azië verplaatst. Maar er lijkt een tegenbeweging op gang te komen: een deel van de modeproductie keert weer terug naar Europa. Toch is de rol van Azië nog lang niet uitgespeeld.

Vanaf de jaren zeventig verhuisden de Europese modebedrijven hun seriefabricage massaal van West-Europa naar Oost-Europa, Noord-Afrika en Azië, waar de lonen veel lager waren. Maar net zoals in andere industriële sectoren lijkt er de jongste tijd een tegenbeweging op gang te komen: de modeproductie keert stilaan terug naar Europa. Erik Magnus, de directeur van Creamoda, de beroepsorganisatie van de Belgische modeondernemingen, is blij met die trend. “Het zag er even naar uit dat alle productie zou verdwijnen naar Azië, en dat traditionele productieregio’s dichter bij huis – zoals Tunesië en Zuid- en Oost-Europa – van de kaart zouden worden geveegd.”

Noeste arbeid

Dat textielfabrikanten in Europa en de Maghreblanden stilaan productie terugwinnen van hun Aziatische concurrenten, heeft verschillende redenen. Om snel te kunnen inspelen op nieuwe trends is het belangrijk dat de fabricage niet te ver weg gebeurt. Collecties en modes volgen elkaar steeds sneller op. Vroeger bracht een merk alleen een winter- en een zomercollectie op de markt, vandaag moet een label minstens vier keer per jaar met een nieuwe collectie uitpakken. “De grote modeketens hebben die beweging op gang getrokken, en als kleinere speler hebben we geen andere keuze dan te volgen, als we onze verkoopcijfers het hele jaar op peil willen houden”, zegt Esfan Eghtessadi, de CEO van het Belgische mode-label Essentiel. “In Azië moet je al gauw rekenen op een productietijd van vier à vijf maanden. We produceren steeds meer in Italië, Portugal en Tunesië, waar het in zes à acht weken kan. Twee jaar geleden fabriceerde Essentiel nog 80 procent van zijn kleding in Azië, nu is dat nog maar 40 procent.”

Het prijsverschil met het Verre Oosten is ook kleiner geworden. De lonen in Azië zijn gestegen, omdat de vraag er zo groot is. Tegelijk zijn de prijzen dichter bij huis, en vooral in Zuid-Europa, de voorbije jaren gezakt, stelt Eghtessadi vast. Dat bevestigt Bart Van de Woestyne, de voormalige CEO van UCO, die het luxejeanslabel Astrid Jane heeft opgericht. Hij werkt samen met productieateliers in Italië. “De crisis heeft in Italië zo hard toegeslagen dat jonge mensen bereid zijn te werken voor maandlonen van 700 euro netto”, zegt Van de Woestyne. “Bovendien is er in dat land heel wat illegale arbeid. Ze zijn niet te tellen, de Chinezen die er in achtergebouwen achter mooie façades noeste arbeid verrichten voor weinig geld, al verdienen ze nog altijd een stuk meer dan in hun thuisland. Dat maakt dat Italië nu competitieve prijzen hanteert, die niet veel hoger liggen dan de tarieven in Noord-Afrika of Turkije.”

In een zwart gat

Door dichter bij huis te produceren, besparen merken bovendien ook op het transport. Die kosten zijn de voorbije jaren gestegen door de hoge energieprijzen. En dan is er nog het voordeel dat kledingstukken die met de vrachtwagen worden vervoerd, op kleerhangers worden geleverd en meteen naar de winkels kunnen. Kleren die met de boot of het vliegtuig uit China of India komen, zitten samengeperst, wat nog veel werk met zich brengt. Volgens Eghtessadi van Essentiel is het prijsverschil met Azië aan het einde van de rit niet meer zo groot.

Ook kwaliteitsbewaking was voor Essentiel een argument om in zee te gaan met Europese fabrikanten. “We kregen het gevoel dat we in Azië de controle over de kwaliteit verloren”, stelt Eghtessadi. “Als je een order plaatst in China, verdwijnt die in een zwart gat en is het bang afwachten wat er wordt geleverd”, vindt ook Van de Woestyne. “Je kan het proces niet ter plaatse volgen en bijsturen, tenzij je daar mensen hebt om kwaliteitscontroles te doen, maar dat is alleen weggelegd voor grote organisaties. Ook die controle is voor mij een reden om in Italië te produceren: ik kan er om de twee weken naartoe vliegen. In anderhalf uur sta ik daar, met een goedkope vlucht met Ryanair. De kosten en de tijd die verloren gaan aan reizen naar Azië, worden vaak onderschat.”

Van de Woestyne koos vooral voor Italië om de creativiteit en het vakmanschap die voorhanden zijn in dat land. “Die vind je niet in Azië, waar alles is afgestemd op massaproductie. Voor een product als het onze, met een hoge graad van complexiteit en techniciteit, kun je er niet terecht.”

En last but not least is er de ecologische voetafdruk. Van de Woestyne: “Wij kopen stof in Italië en laten die daar verwerken. Maar veel merken doen het anders. Katoen wordt geteeld in Amerika, de vezel wordt verwerkt in China, de stof geweven in Cambodja, waarna er in China een broek van wordt gemaakt, die in Europa of Amerika wordt verkocht. De impact van zo’n jeans op het milieu is enorm. Terwijl de consument meer begint te vragen naar groenere producten en volgens mij ook bereid is daar meer voor te betalen.”

Klant is koning

Marc Gysemans, de zaakvoerder van Gysemans Clothing Industry in Rotselaar, zit al vijfentwintig jaar in het vak. Hij produceerde vroeger de collecties van Belgische ontwerpers en maakt nu vooral commerciële kledinglijnen van Belgische labels. Dat doet hij in zijn fabriek in Roemenië, waar hij een honderdtal mensen in dienst heeft. Ook hij ziet een voorzichtige terugkeer van de productie van Azië naar Europa en de Maghreblanden. “Belgische labels zoals Essentiel hebben niet de volumes om in China als een belangrijke klant te worden behandeld. Bovendien hebben de fashionmerken geen constante productie zoals de ketens. Ze produceren collectie per collectie en kunnen dus niet continu voor werk zorgen. Dat maakt het moeilijker een relatie op te bouwen met de fabrikanten. Zo bekeken, kan je zeggen dat de grote ketens het pleit winnen in Azië. In Europa, waar er meer aanbod is dan vraag, zijn de fabrikanten flexibeler. Daar is de klant nog koning.” Dat laatste hebben ze inderdaad ervaren bij Essentiel. “De Europese producenten ontvangen ons met open armen”, zegt Esfan Eghtessadi.

Maar Gysemans relativeert de terugkeer van de productie ook. Volgens hem zal de verhuizing naar Europa beperkt blijven tot een deel van de productie. Hij ziet er zelfs een publiciteitsstunt van bepaalde merken in. “Volgens mij gaat het om die 20 procent van de collecties die dienstdoet als eyecatcher, of de stukken waarmee de merken in Weekend Knack staan. Vaak zijn die vervaardigd uit Europese stoffen, en het is niet interessant ze naar Azië te sturen voor productie. Dan betaal je twee keer het transport en twee keer de douanerechten. Maar voor katoenen T-shirts, breigoed of zijden kledingstukken die in Azië als afgewerkt product worden aangekocht, zie ik geen enkel merk terugkomen naar Europa. Dat zal wel allemaal made in China blijven.”

Christa Geeroms is inkoop- en aankoopdirecteur bij Vlerick Kids Fashion, een bedrijf dat kinderkleding produceert in opdracht van zowel modelabels als ketens. Twee jaar geleden heeft ze met Brian & Nephew een eigen kledinglijn gelanceerd. Zij ziet de tendens van de terugkeer naar Europa evenzeer opduiken bij de kinderkleding, maar ook volgens haar blijft die beperkt tot een deel van de productie. “Ons eigen merk produceren we in Tunesië, net als de kleren die we maken in opdracht van andere merken. Maar onze productie in opdracht van grote ketens gebeurt nog altijd in Azië. Als het gaat om grote volumes, is het prijsverschil toch nog groot. Enkel voor kleinere aantallen loont het de moeite dichter bij huis te produceren. Dat is ook het geval als de flexibiliteit dat vereist. Zo zullen grote ketens wel kiezen voor de Maghreblanden voor bijbestellingen van goed verkopende stukken, die snel moeten worden geleverd.”

Made in Belgium

Essentiel zou liever in eigen land produceren dan in Italië of Portugal. “Dan moet een productietermijn van vier weken misschien wel haalbaar zijn”, zegt Esfan Eghtessadi. “Bovendien geldt ‘made in Belgium’ in de hele wereld als een kwaliteitslabel. Binnenkort zie ik twee Belgische producenten van tricot, met wie ik in zee hoop te kunnen gaan.” Volgens hem zijn er in ons land heel wat fabrieken die slechts een fractie van hun capaciteit benutten. “Dat is toch jammer van die mensen en die machines?”

Erik Magnus van Creamoda is het met hem eens, al vreest hij dat de extra kosten die de productie in België meebrengt, te hoog zijn om door te rekenen aan de klant. “Die is misschien bereid 10 procent meer te betalen voor een kledingstuk dat in België is gemaakt, maar niet het dubbele. De Belgische loonlasten blijven een handicap. In China bedragen de lonen een tiende van bij ons, in Roemenië en Bulgarije een vijfde. Zelfs in vergelijking met West-Europese landen zoals Spanje, Portugal en Italië beloopt het verschil ettelijke procenten. Het is toch vreemd dat zoiets kan in de Europese Unie?” Gysemans treedt hem bij: “Be-perkte oplages in België vervaardigen kan, maar een productie op grotere schaal onder de Belgische kerktorens is voorgoed verleden tijd. Tenzij de overheid een forse loonkostenverlaging zou doorvoeren, maar die staat niet hoog op de politieke agenda.”

Volgens Bart Van de Woestyne is een deel van de consumenten wel degelijk bereid te betalen voor producten die in België worden vervaardigd. “Het probleem is dat de expertise hier dreigt te verdwijnen. Ik zou maar al te graag in eigen land produceren, maar voorlopig kan ik nergens terecht. De weinige goede fabrikanten die er nog zijn, hebben geen capaciteit over. We moeten ook durven te zeggen dat heel wat bedrijven niet op tijd hebben ingezien dat ze zich moesten toeleggen op producten met een hoge toegevoegde waarde. Goedkoop breiwerk met minderwaardig garen of doodgewone katoenen T-shirts, dat zijn de verkeerde producten voor een Belgisch bedrijf. Dat kunnen ze in Azië even goed maken voor een fractie van de prijs. Willen ze een reden van bestaan hebben, dan moeten Belgische textielproducenten zich net als de Belgische ontwerpers onderscheiden door hun flexibiliteit, creativiteit en inventiviteit.”

Karin Eeckhout

“Als je een order plaatst in China, verdwijnt die in een zwart gat en is het bang afwachten wat er wordt geleverd”

“Belgische textielproducenten moeten zich net als de Belgische ontwerpers onderscheiden door hun flexibiliteit, creativiteit en inventiviteit”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content