Nog altijd Made in China

Produceren in China is nog altijd interessant, ondanks de stijgende lonen. Dat ligt niet alleen aan de stijgende productiviteit. Het land is kampioen in complexe toeleveringsnetwerken, nodig voor geavanceerde producten zoals elektronica. Goedkopere productielanden kunnen niet tippen aan de Chinese kennis. “Vietnam, dat is goed voor achterlichten van fietsen.”

Op de terreinen van de elektronicaproducent SMT in de Zuid-Chinese stad Dongguan wijst manager Lawrence Chan naar de aircotoestellen aan de muren van de arbeidersverblijven. “Vroeger sliepen de arbeiders in dormitoria zonder airco”, zegt Chan. “Dat moet je nu niet meer proberen. Een hogere levensstandaard is vandaag een must, en ook alife after work. Na de uren bieden we allerhande cursussen aan, of een wedstrijdje op ons basketbalterrein.”

Maar het blijft niet bij airco, cursussen of basket. “De loonkosten zijn flink gestegen”, zegt Chan. “Vergeleken met tien jaar geleden zijn de lonen verdrievoudigd. Wat niet wil zeggen dat klanten ons drie keer meer betalen.”

Zo’n klant is Vasco Data Security, specialist in beveiliging van internettoepassingen. Vasco is genoteerd op de Amerikaanse Nasdaq-beurs, maar heeft zijn operationeel hoofdkwartier in Wemmel. Bij het grote publiek is het bedrijf vooral bekend van de digitale kaartlezers voor pc-bankieren. Die kaartlezers laat Vasco door SMT fabriceren. “Wat Chan er niet bij zegt, is dat arbeid veel minder weegt in de totale kostprijs dan vroeger”, zegt Jan Valcke, directeur van Vasco. “Twintig jaar geleden werden de kaartlezers geassembleerd door meisjes met fijne handen. Dankzij automatisatie daalde het arbeidsaandeel in de kostprijs van 70 naar 30 procent. Waar vroeger de meisjes stonden, staan nu veelal machines.”

Door de automatisering stijgt de productiviteit. Dat maakt productie in goedkopere landen als Thailand en Indonesië minder efficiënt. Volgens de consultant McKinsey is de arbeidsproductiviteit in China tussen 2007 en 2012 jaarlijks gestegen met 11 procent, tegen 8 procent in Thailand en 7 procent in Indonesië.

En de Chinese productiviteit kan nog beter. In 2013 kocht China een vijfde van alle geproduceerde robots dat jaar, volgens de Internationale Federatie van Robotica. Daarmee is het land de grootste afzetmarkt voor robots. Toch zit China nog maar aan 30 robots per 10.000 arbeiders in de industrie, tegen 323 in Japan. Het Taiwanese Foxconn, dat de iPhone maakt in China, wil dat robots over drie jaar 70 procent van het assemblagewerk doen.

Spoorlijn

Zo kan China het nog een hele tijd uitzingen als productieland, ook omdat het probleem van de stijgende lonen niet zo prangend is. Fabrieken zoeken gewoon Chinese regio’s op waar de lonen nog laag zijn. Vroeger had Foxconn het grootste deel van zijn productie in Shenzhen, pal naast Hongkong. Nu heeft het grote productievestigingen in de meer centraal gelegen provincies Henan en Sichuan, en bouwt het een fabriek in de stad Guiyang, die tot de armste regio’s in China behoort.

De steden in het Chinese binnenland gebruiken fiscale voordelen en goedkope terreinen om buitenlandse investeerders te lokken. Ze beschikken ook over enorme arbeidsreserves, uitstekende transportinfrastructuur, en een betrouwbaar aanbod van benodigdheden. Hewlett-Packard is verkast van de grote kuststad Sjanghai naar Chongqing, een stad van 30 miljoen in het zuidwesten. Stuart Pann, een HP-kaderlid, zegt dat de lonen er lager zijn en het arbeidsaanbod stabieler.

Op aandringen van HP bouwde Chongqing een spoorlijn om goederen over land te vervoeren doorheen Kazachstan naar Europa. Vandaag komt een op de vier laptops wereldwijd uit Chongqing. “Het zou moeilijk zijn om elders te doen wat China gedaan heeft”, zegt Pann. “Je zou de Chinese economie missen, en het systeem van toeleveranciers.”

Diversiteit

Dat laatste is misschien wel de grootste troef van China. “De kaartlezers van Vasco bevatten 50 componenten”, zegt Chan. “Voor sommige klanten maken we producten met wel 600 componenten. Dat vergt honderden toeleveranciers, die allemaal de juiste hoeveelheden moeten leveren op het afgesproken tijdstip. Zo’n complexe aanvoerketen krijg je in Bangladesh niet opgezet.”

De doelmatigheid en vooral de snelheid van de Chinese toeleveringsnetwerken beantwoorden aan de hedendaagse eisen van de Vasco-klanten. “Tijd is een centraal element in onze kostprijsberekening”, zegt Valcke. “Twintig jaar terug moest een klant zes maanden wachten op een bestelling van 100.000 kaartlezers. Vandaag aanvaardt hij zulke leveringstermijnen niet meer. Hij wil ze omzeggens morgen al.”

Dat vergt nauwgezet gepuzzel. SMT moet de bestelling inpassen in de lopende productie voor andere Vasco-klanten, in goed samenspel met de leveranciers van componenten. De kaartlezers van Vasco bestaan uit vlot beschikbare standaardcomponenten, en strategische componenten die dagelijks vanuit opslagruimtes in het nabijgelegen Hongkong aangevoerd worden, tegen zero invoertaksen. “Batterijen bijvoorbeeld, kunnen we twee tot drie jaar opslaan in Hongkong zonder kwaliteitsverlies”, zegt Valcke. “Dankzij de voorraden kunnen we wachten met de inkoop van strategische componenten tot we de beste prijs krijgen.”

Onbegrensd zijn de mogelijkheden van het Chinese raderwerk nochtans niet. Inventiviteit en boerenverstand zijn niet de sterkste kant van de Chinezen. “Vier à vijf keer per jaar sturen we twee Belgische ingenieurs naar SMT”, zegt Valcke. “Gedurende een tiental dagen buigen ze zich over efficiëntere methodes en betere productietechnieken. Dat moet je er voor over hebben.”

En voor erg complexe producten moet je niet in China zijn. “De Chinezen kunnen zulke producten wel fabriceren, maar dan gaat het kostenvoordeel verloren”, zegt Valcke. “We gebruiken bijvoorbeeld zo weinig mogelijk verschillende soorten componenten. Is het product te ingewikkeld, dan kun je net zo goed in Europa produceren. Naar China kom je voor de grote aantallen. Het ontwerp van je product moet je afstemmen op de lokale productiefaciliteiten. Dat weten vele westerse bedrijven niet.”

Toch kan de Chinese grootschaligheid goed omgaan met diversiteit. Vasco laat in het land ruim honderdduizend kaartlezers per dag maken, in tientallen verschillende modellen. Valcke ziet het niet gauw gebeuren in andere landen. “We hebben ooit geproduceerd in de Filipijnen, maar hebben dat gestopt, wegens de gebrekkige kwaliteit. China is en blijft het land van de elektronicaproductie. Vietnam, dat is goed voor achterlichten van fietsen.”

Zuidoost-Azië

De Chinese troeven verklaren ook waarom het land zich zelfs handhaaft in lagekostenproductie. Terwijl we textielproductie associëren met de sweatshops in Bangladesh, is het aandeel van China in de wereldexport van kleding gestegen, van 42,6 procent in 2011 tot 43,1 procent in 2013. China maakt zowat 60 procent van de schoenen in de wereld, 70 procent van de gsm’s, en 80 procent van de aircotoestellen.

In 1990 was het land goed voor amper 3 procent van de waarde van de wereldwijde industriële productie, vandaag is dat bijna een kwart. Ook de ingrediënten voor hun producten maken de Chinezen almaar meer zelf. In het midden van de jaren negentig bedroeg het aandeel van ingevoerde componenten in de Chinese exportgoederen nog 60 procent, vandaag is dat gezakt tot 35 procent. En naarmate de kieskeurigheid van de lokale consument toeneemt, wordt China ook beter in marketing en design, lucratieve onderdelen van het productieproces die tot nog toe in het Westen bleven. Een voorbeeld van trendy Chinese design zijn de smartphones van Xiaomi.

Toch kan China niet eeuwig het productieatelier van de wereld blijven. De bevolking op beroepsleeftijd daalt sinds 2012, en de migratie van het platteland naar de steden vertraagt. Samen met het inkomen zijn ook de verwachtingen van de Chinezen gestegen. Almaar minder jonge Chinezen pikken het gesloof dat hun ouders moesten verduren.

Dat alles maakt dat een deel van de productie verschuift van China naar Zuidoost-Azië, een regio met een grote arbeidsreserve, lage lonen en meestal een ondernemingsvriendelijk klimaat. De gemiddelde fabrieksarbeider verdient in China 27,50 dollar per dag, tegen 8,60 dollar in Indonesië en 6,70 dollar in Vietnam.

‘Made in China’ wordt zo ‘Made in Asia’. Wat niet wil zeggen dat China zijn greep op de productie verliest. Het land heeft stevige aanvoerketens gesmeed met Zuidoost-Azië. Zo kunnen managers snel heen en weer reizen tussen fabrieken, en wordt de vrachtduur naar China korter. Het zegt veel over de Chinese koopkracht dat de gemiddelde reistijd van Aziatische exportgoederen gedaald is met 4,5 procent tussen 2008 en 2012. De reistijd van Europese en Noord-Amerikaanse exportgoederen steeg daarentegen, met respectievelijk 25,9 en 13,7 procent.

Ontwikkelingsladder

Geen enkel Zuidoost-Aziatisch land zal echter de hoofdrol van China kunnen overnemen. De tien leden van de Asean (Association of South-East Asian Nations) tellen 630 miljoen inwoners, nog niet de helft van de Chinese bevolking. Al zou een betere economische integratie van de Zuidoost-Aziatische landen hun inschakeling in de Chinese productiemachine versterken. Volgens McKinsey liggen kosten als douaneformaliteiten, haventarieven en wegvervoer 24 procent hoger in de Asean dan in China. Ook de infrastructuur en de arbeidsproductiviteit kunnen beter.

Toch hebben opkomende landen in andere werelddelen minder geluk. De Nafta (North American Free-Trade Agreement) integreerde Mexicaanse bedrijven in de Noord-Amerikaanse aanvoerketens, maar geen Centraal- en Zuid-Amerikaanse bedrijven. En de hoge handelsbarrières van West-Europa zijn geen hulp voor Noord-Afrika, in tegenstelling tot de hefboomwerking van de eengemaakte EU-markt voor Centraal- en Oost-Europa.

Zelfs al zouden India en een deel van Afrika een deel kunnen inpikken van het Chinese ecosysteem, dan blijft er een probleem. Door de technologische vooruitgang levert productie niet meer de verhoging van jobs en inkomens van destijds. China en zijn buren kunnen wel eens de laatste landen geweest zijn die de ontwikkelingsladder opklommen via goedkope productie door ongeschoolde arbeiders. Rustig afwachten tot de Chinese lonen hoog genoeg zijn, zodat de jobs hen in de schoot vallen, is voor arme landen in andere werelddelen geen optie meer.

Jozef Vangelder in Dongguan, The Economist

China zit nog maar aan 30 robots per 10.000 arbeiders in de industrie, tegen 323 in Japan.

China maakt zowat 60 procent van de schoenen in de wereld, 70 procent van de gsm’s, en 80 procent van de aircotoestellen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content