Nieuwe btw-regeling overheid feitelijk nog niet van kracht

Jan Van Dyck

Voorlopig komt er geen btw op terreinen. De regering had het plan opgevat om de verkoop van gronden in bepaalde omstandigheden te onderwerpen aan btw in plaats van aan registratierecht. Dat zou met name gebeuren wanneer een ‘nieuw’ gebouw met toepassing van de btw wordt verkocht, samen met de erbij horende grond. Maar die plannen zorgden voor een storm van protest. Niet alleen zou de prijs voor particuliere kopers fors de hoogte in gaan. Het probleem vertoont ook een communautair trekje. De registratierechten zijn een gewestelijke materie, terwijl de btw op federaal niveau geheven wordt.

Volgens de regering dwongen de Europese spelregels haar de wet aan te passen. Het Europese Hof van Justitie besliste immers dat een gebouw en de erbij horende grond voor de toepassing van de btw een onlosmakelijk geheel vormen. Als het ene onderdeel aan btw onderworpen wordt, dan moet ook het andere onderdeel de btw ondergaan.

Maar in vakkringen is inmiddels hoe langer hoe meer te horen dat België hoegenaamd niet verplicht was halsoverkop zijn btw-regeling aan te passen. De regering heeft dan maar besloten eerst de Europese Commissie om advies te vragen. Lees: de zaak minstens voorlopig op de lange baan te schuiven.

Het zou trouwens niet de eerste keer geweest zijn, dat België zich voor de btw ontpopt tot een overijverige leerling die beter wil doen dan de beste van de klas. De overheidsinstellingen kunnen daarvan meepraten.

Overheidsinstellingen worden in beginsel niet als btw-plichtigen beschouwd wanneer zij ‘als overheid’ optreden. Van deze regel werd tot voor kort slechts in uitzonderlijke gevallen afgeweken. Overheidsinstellingen werden uitsluitend als btw-plichtigen aangemerkt, wanneer zij welbepaalde activiteiten uitoefenden die voorkwamen in een door de Koning vastgestelde lijst. Maar volgens het Grondwettelijk Hof kan het niet door de beugel dat de Koning met het opstellen van zo’n lijst wordt belast.

Voor de regering was dit eind 2006 aanleiding om heel het btw-stelsel ten aanzien van de overheidsinstellingen te herzien. Officieel luidde het dat van de gelegenheid gebruikgemaakt werd om het stelsel beter in overeenstemming te brengen met de Europese spelregels. Maar in werkelijkheid gaat ook deze regeling verder dan Europa eist. Dat komt vooral tot uiting in de nieuwe regel die zegt dat overheidsinstellingen altijd geacht worden ‘btw-plichtig’ te zijn als zij activiteiten ontwikkelen die in principe binnen het toepassingsgebied vallen van de btw, maar die niettemin vrijgesteld zijn van btw (op basis van art. 44 van het btw-wetboek). Dergelijke vrijgestelde activiteiten zijn bijvoorbeeld (onder bepaalde voorwaarden) het verstrekken van onderwijs, het uitbaten van een bibliotheek, enzovoort.

Voor niet-ingewijde lezers klinkt het waarschijnlijk raar, dat men btw-plichtig kan zijn voor activiteiten waarvoor men een vrijstelling van btw geniet. Neem bijvoorbeeld dokters, advocaten, notarissen en dergelijke. Dat zijn allemaal personen die ‘vrijgesteld’ zijn van btw. Maar niettemin worden zij voor de toepassing van de btw geacht de ‘hoedanigheid van btw-plichtige’ te hebben. Door ze als dusdanig aan te merken, worden zij toch aan bepaalde btw-regels onderworpen. Dit is bijvoorbeeld het geval als zij in het kader van hun beroepsactiviteit eigen werk in onroerende staat verrichten. Als zij zelf een muurtje bouwen in hun praktijk, dan moeten zij in principe btw betalen op het uitgevoerde werk.

Dat geldt nu ook voor overheidsinstellingen. Als een gemeente onderwijs organiseert, dan had zij voor deze activiteit tot voor kort niet de hoedanigheid van btw-plichtige. En moest zij dus ook geen btw voldoen als zij ten behoeve van deze school eigen werk in onroerende staat verrichtte (bijvoorbeeld gemeentepersoneel dat het schoolplein heraanlegt). Door de gemeente voor diezelfde activiteit nu wel als btw-plichtige aan te merken, moet op dat eigen werk in onroerende staat voortaan wel btw worden betaald. De achterliggende redenering is dat men niet wil dat een overheidsinstelling goedkoper kan werken door het werk zelf uit te voeren, dan wanneer zij een beroep zou doen op een aannemer. Want in dit laatste geval is altijd btw verschuldigd.

Dat de overheid zichzelf hiermee in het vlees snijdt, is duidelijk. De nieuwe regeling lag dan ook van meet af aan zwaar onder vuur. Zodanig zelfs dat de inwerkingtreding al herhaalde malen is uitgesteld. Normaal gezien had de nieuwe regeling begin 2007 van kracht moeten worden, maar de wetgever besliste de inwerkingtreding uit te stellen naar 1 juli 2007. Officieel is zij ook op die datum van kracht geworden. Maar in de praktijk heeft de Administratie al tot tweemaal toe, bij wijze van tolerantie, een bijkomend uitstel toegestaan, eerst naar eind 2007 en vervolgens nog eens naar eind 2008. Bovendien is afgesproken dat de nieuwe regeling tegen juli van dit jaar zal worden ‘geëvalueerd’. Afwachten wat de uitkomst daarvan zal zijn. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content