NIET HELEMAAL IN ORDE

De Orde van Geneesheren ligt zwaar onder vuur. Zowel SP als Agalev pleiten voor de afschaffing van het genootschap. Een radicale ingreep, waartegen de geneesheren zich – zoals kon worden verwacht – met alle middelen verzetten.

Geneesheren verwijzen steeds naar het ethische aspect van hun beroep om het bestaan van hun Orde te rechtvaardigen en zelfs een stevig maatschappelijk nut mee te geven. De activiteiten van artsen, zo luidt het, hebben altijd met mensen te maken, met fysieke en mentale gezondheid, met leven en dood. Vandaar de noodzaak om het beroep in te kaderen in een soort code die loodgieters, ingenieurs of boekhouders niet van doen hebben.

Met dat ethische argument is iets fout. Artsen waken inderdaad over mensenlevens, maar dat geldt ook voor de hoofdingenieur van de kerncentrales van Doel of Tihange. Of voor de productieverantwoordelijke van een groot petrochemisch bedrijf in de Antwerpse haven. Als deze mensen zwaar in de fout gaan, staan er veel meer levens op het spel dan eender welke dokter ooit in handen zal hebben. En toch bestaat er voor bijvoorbeeld ingenieurs geen strakke ethische gedragscode.

De Orde van Geneersheren ijvert vooral voor inkomensbescherming. Bijgevolg kan men zich terecht vragen stellen over haar raison d’être. In wezen functioneert de Orde niet anders dan een vakbond of een middeleeuwse gilde. Bij de beoordeling van deze organisatie doet men er dan ook goed aan een onderscheid te maken tussen de retoriek die zij in het openbaar verkondigt en de ware drijfveren van haar acties. In realiteit primeert het groepsbelang altijd op het algemeen belang.

De Amerikaanse econoom Mancur Olson bracht de impact in kaart die van dergelijke belangengroepen uitgaat. In zijn boek ” The Rise and Decline of Nations” argumenteert Olson zelfs dat de relatieve welvaart van een land voor een flink stuk wordt bepaald door de mate waarin belangengroepen de besluitvorming al dan niet hebben kunnen inpalmen. Uit de analyses van Chicago-economen als George Stigler en Sam Peltzman weten we dat bijna alle vormen van overheidsinterventie en -reglementering te maken hebben met acties van belangengroepen.

Diverse themata uit de Belgische actualiteit hebben rechtstreeks te maken met de werking van de Orde van Geneesheren. Denken we maar aan de discussie over de numerus clausus voor studenten geneeskunde. Waarom dringt zich een beperking op van het aantal studenten? Omdat zij te veel kosten aan de gemeenschap? Indien hier het schoentje wringt, dan moet men aan de financiering van het onderwijs gaan sleutelen en niet zijn toevlucht nemen tot een lineaire ingreep als de numerus clausus.

Een beperking van het aantal studenten geneeskunde is noodzakelijk omdat zonder de numerus clausus het bestaande én toekomstige inkomen van de huidige geneesheren onder druk komt. Ook hier speelt de simpele wet van vraag en aanbod. Wanneer alle andere omstandigheden gelijk blijven, daalt de prijs als het aanbod toeneemt. In dit geval is het inkomen van de artsen de prijs. Met een almaar strenger toezicht op de vraag naar medische verzorging (onder meer via hogere remgelden) kunnen de dokters hun inkomen alleen vrijwaren door het aanbod – de toestroom van nieuwe geneesheren – af te remmen.

Men zit hier evenwel in een vicieuze cirkel. Aangezien artsen in onze maatschappij nog altijd tot de beter verdienenden behoren, blijft ook de aantrekkingskracht van het doktersberoep hoog. Hoewel bij de keuze voor het beroep van geneesheer zeker nog andere elementen meespelen, kan het aspect toekomstig inkomen zeker niet worden verwaarloosd.

Wat zou er gebeuren als men de marktkrachten in deze sector gewoon hun werk zou laten doen? Het gemiddelde inkomen van de geneesheren zou de komende jaren dalen. Voor een aantal jongeren zou het minder aantrekkelijk worden om studies geneeskunde aan te vatten, zeker als die toekomstige studenten ook nog eens zouden moeten opdraaien voor de volledige kosten van hun opleiding. Het aanbod zou dus inkrimpen met als resultaat opnieuw een meer redelijke relatie tussen het inkomen van de geneesheer enerzijds en zijn studie-inspanningen en -kosten anderzijds.

Uiteraard gaat deze redenering niet alleen op voor de Orde van Geneesheren. Ze geldt voor nagenoeg alle vrije beroepen (advocaten, architecten, apothekers…). Zelfs de vakbonden ontsnappen niet aan deze groepslogica. In eerste instantie verdedigen die immers nog steeds de werkenden. Het regime van de ontslagvergoedingen illustreert dit treffend. Zwaardere ontslagvergoedingen maken voor werkenden de kans op ontslag kleiner; maar tegelijk wordt de kans op een aanwerving voor werkzoekenden kleiner. Vakbonden die systematisch een betere bescherming van de werkenden verdedigen, ageren dus tegen het belang van de werkzoekenden. Vertalen SP en Agalev hun – terechte – kritiek op de Orde ook naar dit terrein?

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content