Na de val van de Tunesische Muur

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Een volksopstand heeft het Tunesische regime – “een van de politiek stabielste en economisch aantrekkelijkste landen van Noord-Afrika” – omvergekegeld. De toekomst is onvoorspelbaar, maar niet zonder gevolgen voor de buurlanden uit de Maghreb. Een verkenningstocht.

Hoewel Noord-Afrika economisch opveert en de commerciële en politieke risico’s, zelfs voor Algerije, merkelijk verbeterd waren, veroorzaakt de ‘val van de Tunesische Muur’ – woorden van Mohammed Sifaoui, auteur van Al Quaeda au Maghreb islamique – een schokgolf doorheen de hele regio.

Voor de Nationale Delcrederedienst (ONDD), die commerciële en politieke risico’s van handelsverrichtingen dekt op de langere termijn buiten de geïndustrialiseerde landen van de OESO, is het nog wat vroeg om de risicoraming van de vier Maghreblanden, Tunesië in het bijzonder, bij te sturen. Tunesië behaalde sinds 1999 onveranderd mooie scores. “Uiteraard volgen we de evoluties van nabij. Het land was koploper in Afrika, samen met Marokko en Namibië, vóór Zuid-Afrika”, zegt Nabil Jijakli, secretaris-generaal van ONDD.

Tunesië werd geroemd om zijn politieke stabiliteit en economische openheid, het was een modeleconomie voor de Arabische wereld: gemiddeld 5 procent groei in het voorbije decennium, zonder over grote olie- en gasreserves te beschikken, een matige inflatie en een schuldgraad waarvan Europese landen alleen kunnen dromen (42 % van het bruto binnenlands product).

Begrotingstekorten bleven beperkt tot minder dan 3 procent en de wisselreserves dekken zes maanden import, er waren geen elektriciteitspannes of watertekorten, wegen werden goed onderhouden, de landbouwproductie is zeven keer omvangrijker dan bij de onafhankelijkheid 65 jaar geleden. Bovenal zijn drie Tunesiërs op vier eigenaar van hun woning – een unicum in de regio – terwijl nergens in de Arabische wereld vrouwen zo geëmancipeerd zijn en de nataliteit bijgevolg onder controle is.

In Tunesië gaat ruim 8 procent van de overheidsbegroting naar onderwijs – nog een uitzonderlijke prestatie. Het bbp per inwoner ligt een vijfde hoger dan in Algerije en zelfs 40 procent dan in Marokko en Egypte. De Europese Unie kon niet anders dan het vrijhandelsakkoord voor textiel opentrekken naar andere industriële producten, zoals al het geval is voor Marokko. Want buiten textiel en confectie, toerisme, landbouw en ICT was de economie vrij goed aan het diversifiëren.

Autistische regimes, wanhopige jeugd

Toch sloeg uitgerekend het vuur in de snelkookpan die Tunesië geworden was: een soort klein China in de Maghreb. De goedgeschoolde bevolking was politiek monddood en meer dan in het repressieve Algerije werden de media gemuilkorfd. De ondernemende middenklasse voelde zich gekortwiekt door de graaizucht van de clan rond de gevluchte president en zijn vrouw. Het zijn kwalen die de overige Maghreblanden – Algerije, Libië en in mindere mate Marokko – evenzeer ondermijnen.

De financiële wereldcrisis, dalende buitenlandse investeringen en stijgende voedselprijzen dreven de malaise ten top. Een reeks zelfverbrandingen door wanhopige jongeren stak het vuur aan de lont, van Tunesië tot Algerije en zelfs tot in Egypte.

“Ongetwijfeld is er een dynamiek op gang gekomen”, zegt Pierre Vermeren, Maghrebkenner aan de universiteit Paris I en auteur van Maghreb, la démocratie impossible?. “Hoewel de schokgolf alle Arabische staten verontrust, zijn er geen voorspelbare scenario’s. Alles hangt ervan af hoe de regimes reageren.”

Op korte termijn lijkt Egypte het meest kwetsbaar. Hosni Mubarak (82) bereidt er zich voor op nieuwe verkiezingen, al zou de opvolging door zijn zoon na de revolutie in Tunesië in het gedrang kunnen komen (zie kader Kwetsbaar Egypte).

De meest destabiliserende factor is de combinatie van radeloosheid bij werkloze jongeren tegenover een schijnbaar onverschillige bestuurselite. “In eerste instantie gaat het niet om religieuze of nationalistische revoltes”, weet Mohammed Sifaoui. Algerije heeft wel een bloedig, ‘zwart decennium’ achter de rug van terroristische aanslagen, nadat begin jaren negentig de verkiezingsoverwinning van de islamisten (met goedkeuring van Europa) nietig werd verklaard. Die anti-islamitische dam moest ook de politiestaat in Tunesië helpen goedpraten.

Toch lijkt het stadium van een zegevierend islamfundamentalisme, zelfs in Algerije, volgens Vermeren voorbijgestreefd. “Niemand wil de Algerijnse tragedie herbeleven. Al zijn er overal islamitische politieke formaties actief en blijft de hoge werkloosheid onder gediplomeerde jongeren een kweekbodem voor islamextremisme.”

Nood aan miljoenen arbeidsplaatsen

Volgens projecties moeten er tegen 2030 in de Maghreblanden 10 tot 15 miljoen arbeidsplaatsen bijkomen om te vermijden dat de ‘revolte van de jeugd op Facebook’ omslaat in een oversteek van de Middellandse Zee naar Europa – 70 procent van de bevolking is jonger dan 30 jaar.

In Tunesië eiste de clan Ben Ali-Trabelsi in zowat alle economische activiteiten zijn procenten op. Tot grote ergernis van privéondernemers. In Algerije is er niet echt sprake van een opkomende middenklasse omdat het overheidsapparaat en de overheidsbedrijven aangedikt worden door het cliëntelisme van een politieke nomenclatuur. Het is die kaste van oudere heren uit de legertop en kopstukken van de onafhankelijkheidsstrijd die profiteert van het oliemanna. Olie en gas zorgen nog altijd voor 97 procent van de staatsinkomsten. Het land staat in voor ongeveer 10 procent van de Europese behoeften aan gas (ook nog deels aan België).

Van een economische diversificatie is er in Algerije nog niet veel te merken, het staatsapparaat en de bureaucratie blijven dominant. De regering heeft sinds 2000 wel olieopbrengsten gebruikt om de infrastructuur te moderniseren, iets te doen aan het nijpende huisvestingstekort en de hoge buitenlandse schuld uit de jaren negentig bijna weg te werken. Maar ondanks 120 miljard euro aan wisselreserves worden onvoldoende arbeidsplaatsen gecreëerd om het levenspeil van de bevolking op te krikken. Buitenlandse investeerders mogen hoogstens 49 procent verwerven in lokale ondernemingen.

Ook in Marokko, waar politieke partijen sinds het aantreden van de jonge koning tien jaar geleden, meer zijn dan lege dozen, betogen jonge gediplomeerden geregeld voor het parlement. De inkomensongelijkheden tussen dynamische steden als Rabat, Casablanca, Marrakech en Tanger, verbonden door nieuwe snelwegen en straks door een hogesnelheidslijn, en het platteland blijven groot. Marokko is nochtans na Tunesië volgens de Wereldbank het meest aantrekkelijke land in Afrika voor buitenlandse investeringen. Er wordt volop geïnvesteerd in basisinfrastructuur, waterzuivering en zonne-energie.

Hoewel Europa de belangrijkste handelspartner is van de Maghreb stromen de voorbije jaren meer buitenlandse investeringen toe uit opkomende landen zoals China en de Golfstaten.

ERIK BRUYLAND

‘ De hoge werkloosheid onder gediplomeerde jongeren blijft een kweekbodem voor islamextremisme’ Pierre Vermeren, Paris I

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content