‘Monstermonopolie’ in Atlantisch luchtruim

British Airways, American Airlines en Iberia willen hun vervoeractiviteiten richting Noord-Amerika fuseren. Het is een nieuwe episode in de strijd om de eerste plaats op een zeer rendabele markt.

Het is niet de eerste keer dat British Airways, de eeuwige concurrent van Virgin Atlantic, Richard Branson op de zenuwen werkt. Toen hij hoorde van de plannen voor een megasamenwerkingsproject tussen Europa en Noord-Amerika, aarzelde hij niet om het woord ‘monstermonopolie’ in de mond te nemen.

De Britse zakenman vreest vooral dat de nieuwe entiteit 75 % van de vluchten tussen Londen en de Verenigde Staten zal controleren. Richard Branson heeft wellicht geen ongelijk. In een periode dat de markt voor luchttransport een crisis doormaakt, biedt het trans-Atlantische segment een interessante vluchtheuvel voor de luchtvaartmaatschappijen. De vluchten tussen Europa en Noord-Amerika vertegenwoordigen zo’n 50 miljoen passagiers per jaar. In waarde is dat de op twee grootste markt ter wereld, na de binnenlandse vluchten in de VS en in Europa.

De liberalisering van het luchtruim boven de Atlantische Oceaan sinds de lente van dit jaar is het argument dat British Airways, American Airlines en Iberia naar voren schuiven om hun akkoord te verrechtvaardigen. “De markt tussen Europa en de Verenigde Staten wordt hoe dan ook gedomineerd door drie maatschappijen: British Airways, Lufthansa en Air France-KLM, die elk allianties hebben aangegaan met Amerikaanse partners”, constateert Baudouin Gillis, vicepresident Belux van Carlson Wagonlit Travel.

Lufthansa dekt 70 % van de vluchten tussen de VS en Duitsland, Air France 50 % van de vluchten tussen de VS en Frankrijk. In Brussel, waar de trans-Atlantische verbindingen goed zijn voor ongeveer 2000 zitjes per dag, wordt de markt licht gedomineerd door American Airlines en Delta, respectievelijk partners van British Airways en Air France-KLM.

De voordelen van de liberalisering zijn voor de consument in ieder geval nog niet voelbaar. Het jongste rapport van de Europese Commissie vermeldt dat in het eerste halfjaar van 2007 – toen het Open Skiesakkoord al van kracht was – de tarieven van de tickets voor trans-Atlantische vluchten met 7,1 % gestegen zijn. In 2008 zal die prijsstijging allicht groter zijn, gezien de duurdere olie. De luchtvaartmaatschappijen rekenen voor een retourvlucht een supplement van 250 euro aan. Het wordt dus erg moeilijk om nog een ticket Brussel-New York te vinden voor minder dan 500 euro, terwijl in 2003 tickets van minder dan 300 euro geen zeldzaamheid waren. In heel die context komen de grote allianties die zich over de oceaan heen versterken als winnaars te voorschijn. Hun grote troef is dat ze op die markt tegen haast geen enkele goedkope maatschappij moeten opboksen.

RvE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content