MONETAIRE UNIE

Harvard-professor Albert Alesina verwierf de jongste jaren een stevige reputatie op het vlak van het onderzoek naar de kenmerken van succesvolle en mislukte begrotingssaneringen. In het meest recente nummer van het tijdschrift Economic Policy zet hij, samen met Silvia Ardagna van Boston University, nog eens een aantal frappante conclusies op een rijtje. Nu de Economische en Monetaire Unie ( EMU) echt een feit is, krijgen de conclusies een extra relevantie.

Saneringsinspanningen die voornamelijk gebaseerd zijn op belastingverlagingen en besparingen in de overheidsinvesteringen lopen na verloop van tijd faliekant af. Bovendien werken deze saneringen ook erg negatief in op de economische groei en de tewerkstelling. Ligt in de sanering echter de nadruk op besparingen in de lopende uitgaven en in de loonmassa van de overheidssector, dan stijgt de kans op een succesvolle sanering aanzienlijk. Een dergelijke sanering werkt daarenboven meestal nog positief in op de economische conjunctuur.

De twee extreme voorbeelden die Alesina en Ardagna vandaag exploreren om hun algemene bevindingen te staven, zijn Ierland en Italië. In eerstgenoemd land gebeurde in de tweede helft van de jaren tachtig de begrotingssanering volledig langs de kant van de lopende uitgaven. Ierland groeit sedertdien aan een ritme ver boven het Europees gemiddelde. Italië daarentegen dreef in de loop van de jaren zestig de belastingdruk met ruim 6%-punt van het BBP op. Het land is nu dé Europese achterblijver bij uitstek wat betreft economische groei.

Door het Groei- en Stabiliteitspact zien de landen die nu deel uitmaken van de EMU hun budgettaire bewegingsruimte ook voor de toekomst aanzienlijk beperkt. Alesina en Ardagna knopen er twee fundamentele beleidsconclusies aan vast. Ten eerste zullen de EMU-lidstaten er moeten voor zorgen dat ze over de conjunctuurcyclus heen een begroting in evenwicht kunnnen voorleggen. Om dit doel te bereiken – de meeste lidstaten zitten vandaag, ondanks de economische groei, nog met deficits – moet onvermijdelijk het mes in de uitgaven verbonden aan de welvaartsstaat.

De tweede conclusie luidt dat regeringen er best aan doen om voor belastingverlagingen te opteren, indien, bijvoorbeeld om conjuncturele redenen, de noodzaak aan een budgettaire stimulus ontstaat. Het hoeft nauwelijks verdere toelichting dat zeker deze laatste conclusie volkomen haaks staat op de beleidsvisie die domineert in de meeste Europese hoofdsteden. In die visie voert de overheid, vooral via groots opgezette structuurwerken, het hoogste woord, wanneer er zich krachtige antirecessiemaatregelen zouden opdringen.

Albert Alesina & Silvia Ardagna, “Tales of fiscal Adjustment”, Economic Policy, oktober 1998.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content