Modi’s missie

De nieuwe eerste minister van India, Narendra Modi, staat voor de immense opdracht de kwakkelende economie nieuw leven in te blazen. Maar hij maakt een kans.

De nieuwe premier van India, Narendra Modi, staat voor de moeilijke taak India naar economisch beter vaarwater te leiden. De toestand is precair, ondanks een opleving van de beurs na de verkiezingen. India kampt met stagflatie. De economische groei bedraagt met 4 à 5 procent nog slechts de helft van het piekniveau, de inflatie staat op 9 procent en blijft stijgen (zie grafiek). De industriële productie daalt en de openbare financiën zijn een zootje. Het tekort op de lopende rekeningen is weliswaar afgenomen tot minder dan 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp), maar dat cijfer wordt in toom gehouden door het feitelijke verbod op de invoer van goud en kan snel opnieuw tot angstwekkende hoogten stijgen.

Een decennium geleden leek India nochtans voorbestemd om China naar de kroon te steken als economische grootmacht. De jaarlijkse groei ging in de richting van 10 procent en het land beschikte over dezelfde troeven die de Oost-Aziatische landen rijker gemaakt hadden: een aangroeiende bevolking en spaar- en investeringsquotes van meer dan 30 procent van het bbp, waarmee fabrieken en wegen gefinancierd werden.

Wat is er misgelopen? De troeven — de beschikbare mensen en kapitaal — werden slecht ingezet. De hoge inflatie bracht de huishoudens ertoe goud te kopen en geld weg te sluizen van het banksysteem, dat het productief had kunnen aanwenden. Door de bureaucratie, onbekwaamheid en corruptie wilden de privéondernemingen niet langer investeren. Het aandeel van hun investeringen in het bbp halveerde.

Het geïmproviseerde mirakel van India botst op zijn limieten. De armoede is er weliswaar op achteruitgegaan, maar een groot deel van de economie is primitief gebleven. De infrastructuur loopt decennia achterop bij die van China. De corruptie tiert welig. Amper 3 procent van de Indiërs betaalt inkomstenbelasting, wat een groot gat in de overheidsfinanciën slaat. Ongeveer 90 procent van de jobs is informeel, en dat leidt tot wijdverspreide armoede. De landbouw is feodaal en voedseltekort zwengelt de inflatie aan. India zou moeten industrialiseren, maar de verwerkende nijverheid draagt slechts 15 procent van het bbp aan en 11 procent van het aantal jobs.

Evenwicht zoeken

Modi lijkt de geknipte persoon om de investeringscyclus weer op te starten en de stagflatie te verslaan. De nieuwe premier vergaarde de voorbije twaalf jaar veel economische inzichten als de krachtdadige leider van de ondernemingsvriendelijke staat Gujarat. Modi heeft Singapore en China bestudeerd, maar vindt dat “India een democratie is en eigen behoeften heeft”. Er moet een evenwicht gevonden worden tussen landbouw, kleine bedrijven en wereldondernemingen dankzij een beperkte maar gespierde administratie en populistische aantrekkingskracht: “Mensen, machines en geld moeten samenwerken.”

Eerst en vooral wil Modi het ambt van eerste minister versterken en wat koppen tegen elkaar slaan om opnieuw beweging te krijgen in stokkende projecten. In het eerste kwartaal van zijn ambtstermijn wil de premier dan het opgeblazen begrotingstekort aanpakken, dat de hoge inflatie heeft gevoed. De vorige regering knoeide met de boeken, waardoor het werkelijke tekort hoger uitvalt dan de officiële cijfers. Modi is van plan enkele beslissingen van zijn voorgangers terug te schroeven. Zo wil hij de retroactieve belastingvordering tenietdoen die Vodafone, de grootste buitenlandse investeerder in India, opgelegd kreeg. Dat zou allicht de zenuwen van de buitenlandse ondernemingen kalmeren.

In zijn eerste ambtsjaar moet Modi de verzwakte Indiase banken stabiliseren en de inflatie temmen. De herkapitalisering van de staatsgeleide banken zal tot 5 procent van het bbp kosten en houdt een confrontatie in met de bureaucratieën die ze leiden, en met de machtige industriëlen die failliete projecten zullen moeten afschrijven. Modi moet ook de gouverneur van de centrale bank, Raghuram Rajan, steunen in zijn ambitie een nieuw regime met strenge inflatietargets in te voeren. Als Modi daarin slaagt, kan India tegen maart 2016 een groei van 6,8 procent neerzetten, voorspelt Chetan Ahya van Morgan Stanley.

Diepgaande hervormingen

Maar dan wacht Modi een zo mogelijk nog moeilijkere opdracht. Op lange termijn moet hij de Indiase groeivoet naar 10 procent tillen en ervoor zorgen dat die expansie ook goede jobs schept. Dat zal diepgaande hervormingen vergen.

India zal de ambtenarij moeten hervormen en het immense begrotingsprobleem aanpakken. Sinds de onafhankelijkheid in 1947 is er nooit een overschot geweest. De oplossing ligt bij de uitbreiding van het belastingnet. Met meer inkomsten kan de staat ook meer broodnodige infrastructuurwerken uitvoeren. Er staan een nieuw wetboek directe belastingen en een taks op goederen en diensten in de steigers. Die laatste moet de myriade van lokale taksen vervangen en van India een meer uniforme markt maken.

De grote vraag is echter of Modi India kan uitbouwen tot een wereldwijde draaischijf voor arbeidsintensieve industrieën. Japan, Zuid-Korea en China zijn rijker geworden dankzij een leger aan goedkope arbeidskrachten. De timing is perfect voor India. In China stijgen de arbeidskosten, Japanse ondernemingen halen productie weg uit China wegens de militaire spanningen en door de verzwakte roepie zijn de Indiase arbeiders concurrentiëler.

Een probleem is dat weinig Aziatische ondernemers geïnteresseerd zijn in de goedkope Indiase arbeiders. William Fung van Li & Fung, ‘s werelds grootste kledingleverancier aan West-Europese retailers, zegt dat de activiteit zich verplaatst naar Bangladesh, Zuidoost-Azië en Afrika. Zhang Ruimin van Haier, een grote fabrikant van huishoudtoestellen, zegt dat hij zijn fabrieken in China wil automatiseren. Fujio Mitarai, de baas van Canon, is van plan de productie opnieuw naar Japan te halen en ze eveneens te automatiseren. Als India genoemd wordt, trekt hij de wenkbrauwen op.

India zou kunnen terugvallen op binnenlandse producenten, maar die geven doorgaans de voorkeur aan machines boven mensen. Bovendien is er ook kwalitatief nog werk aan de winkel. Het budget van de O&O-afdeling van Mahindra & Mahindra bijvoorbeeld, India’s plaatselijke auto-icoon, bedraagt slechts 1 procent van dat van Volkswagen. Arvind Panagariya, een econoom die bij Modi een luisterend oor vindt, stelt dan ook: “De verwerkende nijverheid heeft de hoogste prioriteit. Over tien of vijftien jaar moet India op het niveau van China staan.”

The sky is the limit

De vraag is of Modi dat allemaal kan realiseren. Concreet moet hij de aanvoer van de belangrijkste ingrediënten voor een succesvolle industrie aanpakken. De meeste fabrieken hebben het te moeilijk gronden, arbeidskrachten en energie te vinden. Een meerderheid van India’s 50 miljoen fabrieksarbeiders werkt bijvoorbeeld in installaties waar geen elektriciteit voorhanden is.

Het probleem is dat die aanvoer gefnuikt wordt door een mix van beperkende regels en bureaucratie, gevestigde belangen en corruptie. Een optie is de bevoegdheid over die zaken over te hevelen naar de staten en te hopen dat ze onder elkaar gaan concurreren. Dat is Modi alvast gelukt in Gujarat. Modi vertelt graag dat hij, toen hij aanvankelijk de economie van de staat onder handen nam, dacht: “The sky is the limit”. Die houding zal hij ook nu goed kunnen gebruiken.

THE ECONOMIST

“Mensen, machines en geld moeten samenwerken” Narendra Modi

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content