MINDER PRETSTUDENTEN, MEER RAPPE KOPERS

Wat is de weg naar blijvende welvaart? Het antwoord luidt modieus: innovatie en dus onderwijs, onderwijs, onderwijs. De eerste breukjes verschijnen in de dam van gewoontedenken rond de hogeschoolobsessie. Meer universitairen kan je missen. De economie wordt sterker met ‘shopaholics’. Dat zal het volgende Vokacongres, in oktober, nog niet ontdekt hebben.

De tapkranen van de campuskroegen lopen, de groentjes kochten hun Ikeameubels, de aula’s verwachten duizenden bankzitters. Is de massaficatie van het hoger onderwijs een zegen? Is zij een noodzaak voor economische groei? Is zij een nieuwe afgod voor politici die het geloof in hun eigen ideologie verloren hebben en balken over een oorzakelijk verband tussen een tsunami van bachelors en masters en een competitief land?

Het credo van de politiek en de ouders met leerplichtige kinderen is: we hebben meer universitair afgestudeerden nodig voor onze economische toekomst. Dames en heren, het is even verdedigbaar om te stellen dat ons arbeidsleger overgekwalificeerd is. Het is niet omdat sommige universitairen goed verdienen, dat een nog grotere groep daarom ook beter af is. Evenmin als twee aspirines gezond zijn en vijf aspirines dus nog gezonder.

Geen economische meerwaarde. Voor de beleidsmakers vloeit uit nieuwe studies het besluit: er bestaat geen oorzakelijk verband tussen de steeds groeiende onderwijsbegrotingen en de economische groei. Dat bewijzen de economieën van de VS en Zwitserland met hun lage onderwijsbegrotingen en de cijfers van ontwikkelingslanden als Egypte en Zuid-Korea (al lang ontwikkelingsland af, maar lees verder voor de trend).

In 1980 stond Egypte op de ranglijst van de armste landen op de 47ste plaats. In 1995 was Egypte het 48ste land, de gemiddelde groei in die vijftien jaar was minder dan 2 %. Tussen 1970 en 1995 klom de participatiegraad in het lager onderwijs naar 90 %, in het middelbaar onderwijs van 32 % naar 75 %. Tussen 1970 en 1990 groeide het aantal universitaire studenten van 9 tot 17 %.

Vergelijk dat met Zuid-Korea. De onderwijsexpansie liep gelijk, maar Zuid-Korea had een groeipercentage van 7 % per jaar tussen 1960 en 1998.

Een reeks recente studies van de Wereldbank suggereert de negatieve verhouding tussen onderwijsparticipatie en groei. De landen die het meeste hebben gedaan om het onderwijs op te peppen, groeien gemiddeld trager dan de landen die minder geld in het onderwijs hebben gestopt. Dat gaat in tegen de intuïtie van de burgers en de beleidsmakers. Het is tegendraads denken. Maar, zou het niet zo zijn dat economische groei meer onderwijs uitlokt, en niet omgekeerd?

Het oogmerk om steeds meer humanioraleerlingen door te sluizen naar het hoger onderwijs is spilzucht. Niet Frans Crols zegt dat. Hij kan terugvallen op een internationaal gerenommeerde onderwijskundige van de University of Londen, Alison Wolf. Zij publiceerde in 2004 het boek Does Education Matter?

De heibel over haar stelling (“het hoger onderwijs is van veel minder belang dan wij denken”) is niet stilgevallen, want het brengt de hoogmoed, de boterham, het beleid van velen in het gedrang. Wie haar boek leest of met haar praat (wat Trends deed) en de aansluitende debatten volgt, ziet dat de groeiende onderwijsbudgetten geen economische meerwaarde blijven opleveren.

Geteducated, getricher, die kreet klopt. De investeringen in de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen zijn rendabel en noodzakelijk, maar wat daarboven uitstijgt, is interessant voor de individuele student, niet voor de economie. Het rendement van de eerste fasen van het onderwijs dat de scholier en later de student volgt, wordt gemaskeerd door de laatste fase. De meest waardevolle vaardigheden zijn ontwikkeld op de leeftijd van veertien en zestien jaar

Liever consumenten dan bollebozen. Het Voka zoekt in oktober tijdens een congres naar de radicale vernieuwing van het Vlaamse economische DNA. Handenwringen is modieus en doet ook deze column af en toe. Maar, de lamentatie over de lage sommen voor onderzoek en ontwikkeling, te weinig ingenieurs, een gebrek aan biotechnologen, is plakkerig. Het discours van Voka en vele andere – denk aan het morsdode Lissabonproject – is een herkauwen van het technofeti- sjisme.

Die hebbelijkheid brengt mee dat te veel aandacht wordt besteed aan uitvindingen en te weinig aandacht gaat naar wat de consument met die uitvindingen doet. De Verenigde Staten hebben een relatief lage investeringsgraad vergeleken met andere rijke landen. Niemand zal echter de economische dynamiek van de Amerikanen betwisten.

Een recente studie van Amar Bhidé van Columbia University ( Venture- some Consumption, Innovation and Globalisation) besluit dat consumenten die zonder vaar noch vrees nieuwe producten en diensten willen kopen hét hoofdingrediënt van innovatie zijn. De koopgekke Amerikanen zijn belangrijker dan de bollebozen in hun softwarebunkers.

De auteur is directeur van Trends. Reacties: frans.crols@trends.be

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content