Milde overgangsregeling

De kogel is door de kerk. De reglementering van het beroep van belastingconsulent is sedert 29 juni jl. van kracht.

Wie de fiscale actualiteit een beetje gevolgd heeft, weet dat al jaren gewerkt wordt aan een beroepsreglementering voor wie zich met fiscale dienstverlening bezighoudt. Tal van wetsvoorstellen en wetsontwerpen hebben de voorbije decennia de revue gepasseerd, maar zijn stuk voor stuk gestrand.

Dat het dit keer wel gelukt is, mag allicht toegeschreven worden aan twee elementen. Enerzijds zijn er volgehouden inspanningen geleverd om de vertegenwoordigers van de verschillende boekhoudkundige beroepen (bedrijfsrevisoren, accountants en boekhouders) en die van de belastingconsulenten rond de tafel te krijgen. Zo kon een brede consensus bereikt worden over de richting die een eventuele reglementering van de fiscale dienstverlening moest uitgaan.

Anderzijds heeft men de ambities sterk getemperd. In het verleden zijn verschillende pogingen ondernomen om de fiscale dienstverlening minstens voor een deel te monopoliseren in handen van een groep fiscale deskundigen, die vervolgens aan strenge regels inzake opleiding, permanente vorming en professioneel toezicht onderworpen zouden worden.

Maar die pogingen gingen telkens voorbij aan de sociologische vaststelling dat in België zeer veel personen betrokken zijn bij de fiscale dienstverlening: niet alleen de eigenlijke belastingconsulenten, maar ook de bedrijfsrevisoren, de accountants, de boekhouders, de advocaten, de notarissen, de verzekeringsagenten, de sociale secretariaten, de juridische en fiscale diensten van banken enzovoort. In die omstandigheden is het vrijwel uitgesloten om de fiscale dienstverlening geheel of gedeeltelijk exclusief toe te vertrouwen aan bepaalde categorieën van personen, zonder daarbij een aantal mensen in de kou te laten staan.

TITEL.

In de nu doorgevoerde beroepsreglementering werd daarom geopteerd voor een loutere “titelbescherming”. Wie tot nog toe bij de fiscale dienstverlening betrokken is, mag in de toekomst gewoon blijven doen wat hij altijd heeft gedaan. Zoals voorheen mag gelijk wie zich met fiscale dienstverlening inlaten.

Maar het staat niet iedereen meer vrij om zichzelf publiekelijk als fiscaal deskundige te bestempelen. De wet heeft twee beschermde titels ingevoerd: enerzijds die van “belastingconsulent” en anderzijds die van “erkend boekhouder-fiscalist”. Wie een van deze twee titels wil gebruiken, of een titel die daarmee verwarring schept, zal zich moeten plooien naar de bijzondere regels die nu wettelijk voorgeschreven zijn. Die houden in dat men ingeschreven moet zijn op de lijst van de belastingconsulenten bij het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten; of op de lijst van de erkende boekhouders-fiscalisten bij het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten. Men zal dus ook aan alle voorwaarden moeten voldoen om op die lijsten ingeschreven te kunnen worden (diploma- en stagevereisten) en om de inschrijving op die lijsten te behouden (vereisten inzake permanente vorming, deontologisch toezicht enzovoort).

Neem bijvoorbeeld een verzekeringsagent die zich zijdelings ook bezighoudt met het invullen van fiscale aangiften of met het verstrekken van fiscaal advies (rond zijn verzekeringsproducten bijvoorbeeld). Tot nog toe stond het zo iemand vrij om op zijn naamkaartje of uithangbord ook te vermelden dat hij “fiscaal advies” verstrekt. Met ingang van 29 juni jl. mag hij nog steeds fiscale activiteiten ontwikkelen; maar hij mag dat niet meer vermelden op zijn naamkaartjes of in zijn briefhoofd. De term “fiscaal advies” of “fiscaal adviseur” schept immers ongetwijfeld verwarring met de voortaan beschermde titel van “belastingconsulent”. Hij mag zich ook niet “fiscalist” of “belastingdeskundige” of iets dergelijks noemen; want dan komt hij in het vaarwater van de eveneens voortaan beschermde titel van “erkend boekhouder-fiscalist”.

Wil hij een van die titels of termen toch gebruiken, dan zal hij er moeten voor zorgen dat hij eerst ingeschreven geraakt op de officiële lijst van de “belastingconsulenten” of van de “erkende boekhouders-fiscalisten”.

BELANG.

Deze manier van werken zou van groot belang moeten zijn voor het publiek. Wie op zoek gaat naar een belastingdeskundige om zich bijvoorbeld te laten bijstaan bij het invullen van de aangifte of het formuleren van een bezwaarschrift, riskeert tot nog toe in de handen te vallen van een beunhaas: iemand die weliswaar beweert fiscaal deskundig te zijn, maar amper weet in welk vak van de aangifte bepaalde inkomsten moeten staan.

Met de nieuwe reglementering zou dat allemaal anders moeten worden. De beschermde titels moeten als het ware een kwaliteitslabel worden. Wie aanklopt bij iemand die de beschermde titel gebruikt, weet dat hij te maken heeft met iemand die officieel ingeschreven is bij het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten of bij het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten. En zou op die manier de garantie moeten hebben dat hij zijn fiscaal lot in handen legt van een bekwaam fiscaal deskundige.

Minstens voorlopig moet dat allemaal evenwel met de nodige korrels zout genomen worden. De gebezigde titel zegt niet alles over de mate waarin men beroepsbekwaam is. Zoals de ene “dokter” ook niet de andere is. Wat de fiscale dienstverlening betreft zit men bovendien met de bijkomende moeilijkheid dat er twee titels beschermd worden: enerzijds die van “belastingconsulent” en anderzijds die van “erkend boekhouder-fiscalist”.

De bedoeling van de wetgever is dat die uiteenlopende titels overeenstemmen met uiteenlopende vormingsniveaus. Een belastingconsulent zou in die visie een trapje hoger staan dan een erkend boekhouder-fiscalist; voor de eerste zullen immers hogere opleidingsvereisten gelden. Maar daar zal niet a priori kunnen uit afgeleid worden dat een “belastingconsulent” per definitie (op fiscaal gebied) bekwamer is dan een “erkend boekhouder-fiscalist”.

Stel dat iemand met een serieuze fiscale opleiding aansluiting zoekt bij het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten, omdat hij op bijkomstige wijze ook aan boekhouden wil doen. Het feit dat hij dan slechts de titel zal bezigen van “erkend boekhouder-fiscalist” betekent niet dat hij op fiscaal gebied minder bekwaam zal zijn dan zijn collega’s “belastingconsulenten”.

OVERGANGSREGELING.

Voor het publiek zal de gebruikte titel dus niet noodzakelijk uitsluitsel geven over de mate waarin iemand geacht kan worden de “fiscale stiel” te beheersen. In de eerstvolgende jaren zal dit nog minder het geval zijn. Zoals elke beroepsreglementering bevat de fiscale beroepsreglementering immers ook een overgangsregeling. Die laat personen die op dit ogenblik reeds met fiscale dienstverlening bezig zijn (of geacht worden daarmee bezig te zijn) toe, om zonder veel moeilijkheden ingeschreven te worden op de lijst van de “belastingconsulenten” of van de “erkende boekhouders-fiscalisten”. Terwijl in de definitieve regeling strenge eisen gelden inzake diploma, stage enzovoort, worden in de overgangsregeling slechts minimale eisen gesteld. Voor de boekhouders-erkende fiscalisten geldt een overgangsregeling van zes maanden; voor de belastingconsulenten zijn er dat achttien.

Voor wie op 29 juni jl. reeds als “erkend boekhouder” ingeschreven was bij het Beroepsinstituut van de boekhouders, is de overgangsregeling bijzonder mild. Om de term “fiscalist” te mogen toevoegen aan hun titel van “erkend boekhouder” volstaat het dat zij bewijzen over een diploma te beschikken dat toegang verleent tot het beroep van boekhouder; of dat zij aantonen op fiscaal vlak actief te zijn. Men mag dan ook aannemen dat zowat alle bestaande “erkende boekhouders” in de overgangsregeling hun inschrijving zullen vragen als “erkend boekhouder-fiscalist”, en die inschrijving in de meeste gevallen ook zullen krijgen.

Bij de “belastingconsulenten” is de overgangsregeling strenger. Men zal daar in ieder geval moeten bewijzen reeds vijf jaar fiscale werkzaamheden uit te oefenen. Maar aan wie reeds ingeschreven is op de lijst van de accountants, worden – naast die fiscale ervaring – geen bijkomende voorwaarden gesteld. Men mag dan ook hier verwachten dat de bestaande “accountants” in dichte drommen zullen aanschuiven om op de lijst van de belastingconsulenten ingeschreven te worden.

Gezien deze overgangsregeling is het haast onmogelijk dat de eerste lichting belastingconsulenten en erkende boekhouders-fiscalisten alleen maar koren zonder kaf zal zijn. De overgangsregeling gaat er immers (niet ten onrechte) van uit dat bijna alle bestaande boekhouders en accountants ervaring hebben met de fiscaliteit. Maar of daaruit ook besloten mag worden dat zij allemaal volleerde fiscalisten en belastingconsulenten zijn, is toch nog een andere vraag.

Jan Van Dyck is fiscalist.

JAN VAN DYCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content