Met zes op één bank

Elf Europese landen voeren voortaan één monetair beleid. Wie maakt de dienst uit binnen de Europese Centrale Bank? Weegt de dogmatische Otmar Issing zwaarder dan de pragmatische Wim Duisenberg? En wie zijn de vier andere directieleden van de ECB?

O skar Lafontaine was in de herfst van vorig jaar nog maar nauwelijks geïnstalleerd als nieuwe Duitse minister van Financiën, of hij zette al een frontale aanval in op de Bundesbank. Gesteund door kanselier Gerhard Schröder argumenteerde Lafontaine dat de Buba – het koosnaampje van de machtige Duitse centrale bank – de rentevoeten te hoog hield, en op die manier de economische groei fnuikte en de werkloosheid deed toenemen.

“Politici mogen uiteraard vertellen wat ze willen, maar dat betekent nog niet dat we daarmee ook rekening moeten houden,” riposteerde Wim Duisenberg, de eerste president van de Europese Centrale Bank ( ECB) op de uitlatingen van Lafontaine en andere Europese socialistische excellenties. Zette Duisenberg met deze denigrerende opmerking de toon voor de relaties tussen de ECB en de europolitici?

Sinds 1 januari

bepaalt de ECB binnen de Economische en Monetaire Unie ( EMU) het monetaire beleid van de elf lidstaten die van start zijn gegaan met de euro, en dus ook van Duitsland. De EMU werd in december 1991 vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. Meteen was het feitelijke monopolie van de Duitsers op het Europees monetair beleid doorbroken, maar dat was de politieke prijs die de toenmalige Duitse bondskanselier Helmut Kohl moest betalen wilde hij de steun krijgen van de gewezen Franse president François Mitterrand voor de Duitse hereniging. Die voltrok zich in oktober 1990.

De top van de Bundesbank heeft zich echter nooit gelukkig gevoeld met het EMU-project. De verdenking blijft dat de Bundesbank sinds december 1991 zelfs verschillende pogingen ondernam om het plan te kelderen. Toen dat niet lukte, werd het geweer van schouder veranderd: de ECB moest volgens de Duitsers een doordruk worden van de Bundesbank. Prijsstabiliteit was de alfa en de omega voor de Buba, en dat zal dus ook gelden voor de ECB. Deze laatste geniet trouwens een nóg grotere politieke onafhankelijkheid dan de Bundesbank.

De Bundesbank slaagde er eveneens in om de ECB naar haar eigen thuishaven, Frankfurt, te halen. Op de Europese top waar de beslissing viel over de ECB-vestigingsplaats deelde Helmut Kohl na urenlang bekvechten over alternatieven droogjes mee aan de andere regeringsleiders dat “de ECB in Frankfurt zou komen, of dat er überhaupt géén ECB zou komen”. En zo geschiedde…

Otmar Issing: een man met een doctrine

Dat Frankfurt als Standort van de ECB naar voren werd geschoven, is niet het enige symbool van het verlangen van de Bundesbank om zichzelf te zien voortgeplant in de ECB. Al even belangrijk was de aanduiding van Otmar Issing (62 j.) tot lid van het zeskoppige directiecomité van de ECB én hoofdeconoom van de instelling.

De voorbije jaren groeide Issing uit tot het boegbeeld van de monetaire orthodoxie waar de Bundesbank zo prat op gaat. De Duitser bracht als monetair econoom het grootste gedeelte van zijn loopbaan door als professor, onder meer aan de universiteiten van Erlangen-Nürnberg en Würzburg. In 1990 werd hij lid van het directiecomité van de Bundesbank.

Hoewel hij in de omgang een minzaam man is, toont Issing op het vlak van monetair beleid bijzonder weinig flexibiliteit: prijsstabiliteit gaat voor alles, zelfs als dat op korte termijn een terugval meebrengt van de economische activiteit. De manier waarop de Bundesbank de monetaire teugels strak hield na de Duitse hereniging is een typisch voorbeeld van de Issing-doctrine. Het is dan ook merkwaardig dat Otmar Issing zich vóór de formele start van de ECB opwierp als een pleitbezorger van een flexibele strategie. De ECB zal elk jaar vooropstellen met hoeveel de geldhoeveelheid (gedefinieerd als M3) mag groeien, maar behoudt zich wel het recht voor om van die doelstelling af te wijken. Kennelijk wil Issing de handen vrijhouden om in te grijpen als er zich in de aanvangsfase van de EMU onverwachte schokken zouden voordoen.

Wim Duisenberg: de kettingrokende manager

Inzake technische monetaire analyse weegt Otmar Issing duidelijk zwaarder dan zijn baas, Wim Duisenberg (63 j.).

Ook hij bracht de eerste jaren van zijn loopbaan door in het academische milieu. Maar in tegenstelling met Issing toonde Duisenberg zich in die periode – de jaren 1961-1973 – een overtuigd keynesiaan. In 1973 werd de Nederlander als lid van de Partij van de Arbeid minister van Financiën. Al snel voltrok zich een intellectuele metamorfose in de richting van het monetarisme van Milton Friedman. Duisenberg bleef vier jaar minister van Financiën, maakte daarna even een overstapje naar de privé-sector, en kwam in 1982 aan het hoofd van de Nederlandsche Bank, de Nederlandse centrale bank. Duisenberg verwierf mettertijd zelfs het respect van de Duitsers nadat hij de gulden harder maakte dan de mark.

In de zomer van 1997 volgde Duisenberg onze landgenoot Alexandre Lamfalussy op als president van het Europees Monetair Instituut ( EMI), de voorloper van de ECB. Duisenberg geniet een goede reputatie als manager. Maar een workaholic is de Nederlander niet: de kettingrokende ECB-president verkiest een Bourgondisch geïnspireerde levensstijl. Hij bezit trouwens een villa in Zuid-Frankrijk, waar hij de tijd doorbrengt met golf spelen.

Zoals bekend verliep de benoeming van Duisenberg tot ECB-president in mei 1998 niet van een leien dakje. En ook nu is het nog steeds onduidelijk of Duisenberg na vier jaar zal plaatsmaken voor de Fransman Jean-Claude Trichet.

Christian Noyer: jong en conservatief

Ouderdomsdeken Duisenberg krijgt als vice-president de jeune premier van het ECB-directiecomité naast zich: de Fransman Christian Noyer (48 j.).

Noyer is de enige van het zeskoppige gezelschap die geen ervaring heeft als centraal bankier. Na twee jaar op de elitaire Ecole Nationale d’Administration trok hij in 1976 naar het Franse ministerie van Financiën. Politiek staat Noyer dicht bij Edouard Balladur, die van 1993 tot 1995 premier was van Frankrijk. In 1993 promoveerde hij tot directeur van de Schatkist. Tussen 1995 en 1997 was Noyer kabinetschef van de toenmalige minister van Economie Jean Arthuis. Binnen de ECB is hij verantwoordelijk voor de administratie en de juridische dienst. Hoewel hij bekendstaat als een conservatief op monetair vlak, blijft het voorlopig gissen welke houding Noyer zal aannemen op beleidsvlak.

Tommaso Padoa-Schioppa: vader van de monetaire eenheidsgedachte

Veel beter bekend en tegelijk zeer geapprecieerd, is de Italiaan Tommaso Padoa-Schioppa (58 j.). De man kan, als eminent lid van het fameuze Delors-comité van het einde van de jaren tachtig, terecht claimen dat hij één van de spirituele vaders is van de monetaire eenheidsgedachte. Padoa-Schioppa geldt op monetair vlak als iemand met een bijzonder scherpe geest. Hoewel hij overtuigd is van de noodzaak van prijsstabiliteit, stelt hij zich gewoonlijk minder dogmatisch op dan Otmar Issing.

Geboren in 1940 studeerde Padoa-Schioppa aan de Milanese Bocconi Universiteit en aan het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology (MIT). In 1968 ging hij aan de slag bij de Italiaanse centrale bank en in 1979 werd hij bij de Europese Commissie directeur-generaal voor economische en financiële zaken. Vier jaar later keerde hij terug naar de Banco d’Italia. Tommaso Padoa-Schioppa speelde een doorslaggevende rol in het proces dat leidde tot de toelating van Italië tot de EMU-startgroep. Binnen de ECB is hij verantwoordelijk voor internationale relaties, het betalingssysteem en de banksupervisie.

Sirkka Hamalainen: monetaire orthodoxie boven alles

Minder bekend dan Tommaso Padoa-Schioppa, maar minstens even gerespecteerd is de Finse Sirkka Hamalainen (59 j.).

Hamalainen ging in 1961 aan de slag bij de Bank of Finland. Alvorens ze in 1992 gouverneur van de centrale bank werd, bekleedde de Finse diverse functies binnen het studiedepartement. Hamalainen gelooft helemaal niet dat er ook maar enige trade-off bestaat tussen werkloosheid en inflatie. Finland genoot vóór de komst van Hamalainen als gouverneur van de Finse centrale bank geen al te beste reputatie op monetair vlak. Maar met Sirkka Hamalainen aan het hoofd werd Finland een toonbeeld van monetaire orthodoxie, hoewel critici haar verwijten dat ze het land daarvoor bijna in een depressie stortte. Indien er vorig jaar geen consensus zou zijn bereikt rond het ECB-presidentschap, zou Sirkka Hamalainen een goede kans hebben gemaakt als compromisfiguur. Binnen de ECB is ze bevoegd voor marktoperaties, controle en organisatie.

Eugenio Domingo Solans: de lobbyman

De zesde stoel aan de directietafel van de ECB is voorbehouden voor Eugenio Domingo Solans (52 j.). Deze Spanjaard ging pas in 1994 aan de slag bij de centrale bank van zijn land.

Domingo Solans studeerde economie aan de universiteiten van Barcelona en Madrid, waarna hij als hoogleraar een solide reputatie verwierf op het gebied van publieke financiën. In de jaren zeventig werkte hij als econoom bij de Banco Atlantico, fungeerde als adviseur op diverse ministeriële kabinetten en liet zich ook opmerken als lobbyman van Spaanse ondernemers. Domingo Solans leidde ook het Institute of Economic Studies, een researchbureau. Inzake monetaire zaken lijkt er weinig twijfel te bestaan over de conservatieve overtuigingen van Eugenio Domingo Solans. Als ECB-directielid draagt hij de verantwoordelijkheid voor het statistisch apparaat, de biljettenemissie en de informatica.

Duisenberg, Noyer, Issing, Padoa-Schioppa, Hamalainen en Domingo Solans vormen met hun zessen het Politburo dat de dagelijkse leiding van de Europese Centrale Bank moet verzekeren. Voor de uitstippeling van het monetaire beleid krijgen zij in de bestuursraad van de ECB het gezelschap van de gouverneurs van de elf landen die de startgroep van de EMU vormen. Vandaag, donderdag 7 januari, komt deze raad voor het eerst bijeen. In de toekomst wordt er om de veertien dagen vergaderd. Ook Fons Verplaetse, die nog tot februari aan het hoofd staat van de Nationale Bank van België, zal de eerstvolgende weken deel uitmaken van het hoogste monetaire orgaan in Europa.

Rond de start van de ECB hangen nog veel onzekerheden. Zo vragen alle waarnemers zich af in welke mate de zeventien bestuurders – en vooral de elf nationale gouverneurs – in hun besluitvorming het Europese belang zullen laten primeren op het nationale belang.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content