Met een MBA de boer op

Fundamentalisme, met al zijn gewelddadige uitwassen, wordt gevoed door de mondiale kloof tussen arm en rijk. Vlaamse bedrijfsleiders dragen hun steentje bij om het gat te dichten. In het centrum van India bouwen ze mee aan Xidas, dat arme boeren managementtechnieken bijbrengt.

De Mimy Thienpont Stichting, onder het voorzitterschap van de industrieel en baron Marc Santens, bracht al 370.000 euro (15 miljoen frank) uit Vlaanderen bij elkaar voor het project, dat op zo’n 1,24 miljoen euro (50 miljoen frank) wordt begroot. Vorig jaar ging een eerste lichting van zes studenten aan het werk. Sindsdien stromen de kandidaturen voor deze MBA uit heel India toe.

De campus van Xidas ( Xavier Institute of Development Action & Services) is het jongste initiatief van Father Michel. De Vlaamse jezuïet is met vijftig jaar staat van dienst in India niet aan zijn proefstuk toe. In 1963 richtte hij Xiss (Xavier Institute of Social Studies) op in de arme noordelijke deelstaat Bihar. In 1986 kwam daar in de staat Orissa Xim bij (Xavier Institute of Management). Xidas, opgericht in 1995 in het hart van India, combineert in zijn campus beide concepten: het koppelen van sociaal onderzoek naar de levensvoorwaarden van de armste stammen in centraal India (in samenwerking met de economische faculteit van de KU Leuven) aan hefbomen om hun kennis van de natuurrijkdommen naar een hoger niveau te tillen. Hun daginkomen zal erdoor stijgen tot boven het huidige, moeilijk te bereiken niveau van 1 dollar. Ruim 45% van de bevolking in het gebied overleeft nog steeds met minder dan de internationale norm voor de armoedegrens.

Helemaal murw ontwikkeld

Van bovenaf opgedrongen rurale ontwikkelingsprogramma’s hebben de kleine boeren van India grotendeels apatisch gemaakt. Na de onafhankelijkheid had de kleinschalige plattelandsontwikkeling van Mahatma Gandhi het al voor het socialistische model van Pandit Nehru afgelegd, naar het voorbeeld van Stalins technocratische industrialisatie van de Sovjet-Unie. Zowel Nehru als Stalin ruïneerden hun economie. Later, in de jaren zeventig, plukten de rijke boeren de vruchten van de Groene Revolutie. En ook vandaag nog krijgt het platteland, waar drie vierde van de één miljard Indiërs leven, minder aandacht in de economische hervormingsprogramma’s. Met die programma’s schikt de Indiase elite zich sinds 1991 schoorvoetend naar de geldende voorschriften voor een ‘geslaagde’ globalisering.

“Managementcursussen floreren en India heeft nu tal van hoogstaande Indian Institutes of Management, maar management wordt nog steeds exclusief geassocieerd met industriële ontwikkeling, niet met landbouw. Nochtans ligt hierin de belangrijkste bron van welvaartcreatie voor de meerderheid van de bevolking,” vindt Michel Van den Bogaert.

Er is één uitzondering: het Institute of Rural Management Anande, opgericht in West-India door NDDB, de sterkste privé-boerencoöperatie van het land. De National Dairy Development Board werkt vooral met kleine veehouders. De arme stammen in de Centraal-Indiase staat Madhya Pradesh en de sinds kort afgesplitste nieuwe deelstaat Chhattisgarh zijn echter geen melkveehouders. Ze leven vooral van landbouwproducten in het door droogte geteisterde hoogland.

Van den Bogaert grijpt naar een vlezige bloem, die hij zonder verpinken opeet: “De mahua-bloem. De mannen distilleren er sterke drank uit, maar de meer vooruitziende vrouwen gebruiken mahua als een zoete smaakmaker voor typisch Indiase gerechten. Op de markt krijgen ze er 10 roepie voor ( nvdr – ongeveer 0,25 euro of 10 frank), maar gedroogd kan ze worden bewaard en dan levert de mahuabloem tot 50 roepie op. Zo heeft het bos heel wat rijkdom te bieden, op voorwaarde dat het zorgvuldig wordt aangewend. Een juiste beheersing van watervoorraden en beplanting is daarbij essentieel. Onze MBA-studenten leggen zich daarop toe, in lijn met de visie van Gandhi.”

Gandhi kwam op voor een dorpseconomie, gedreven door kleine familiale bedrijfjes. Maar het socialistische Nehru-beleid mondde uit in rijkdom voor de topklasse, kruimels voor de middenklasse en nagenoeg niets voor het soort dorpen waar Xidas zich op richt.

Begeleiders in management

Een Xidas-student haalt een vrucht uit een haag struiken en toont oliehoudende zaden: “Dergelijke planten worden achteloos omgekapt, terwijl ze biodiesel bevatten.” Een recent artikel in Far Eastern Economic Review beschrijft hoe ook Thaise boeren landbouwmachines doen draaien op biodiesel die ze winnen uit plantaardige olie, die veel goedkoper dan geïmporteerde diesel is. De mahuabloem, biodiesel, champignonkweek en prachtige tapijten geweven op eenvoudige getouwen bieden mogelijkheden om het inkomen van de arme stammen op te trekken.

Michel Van den Bogaert: “Onze MBA’ers hebben minstens een kandidaatstitel van de universiteit, anderen zijn al landbouwingenieur. We maken hen van meet af aan duidelijk dat ze meer kunnen verdienen in de industrie, omdat ze goed moeten beseffen dat dit maatschappelijk werk is. Maar dan wel geschoeid op principes van bedrijfsefficiëntie. Onze opleiding leert hen vooral naar de boeren te luisteren, niets op te dringen. Je moet een boer de stiel niet leren, maar je kan hem wel wijzen op manieren om zijn rendement te verhogen. Daarom zijn onze MBA’ers geen managers, we noemen ze faciors. Ze helpen de boeren zelf goede managers te worden, zodat ze zich weerbaar en met zelfvertrouwen kunnen opstellen tegenover de sluwsten in de dorpsraden.”

Op zeventig kilometer van Jabalpur in Karondi, waar het geografische centrum van India ligt, toont Van den Bogaert hoe Xidas-facilitators de dorpelingen bijstaan in het water- en bosbeheer, de zogenaamde watershed programmes. Een Xidas-student legt uit: “Een waterbekken is de meest natuurlijke leefomgeving waar iedereen uit de gemeenschap zichzelf spontaan mee identificeert. Ze hebben er allemaal belang bij om de waterspiegel in deze droge gebieden voldoende hoog te houden: grachten, dammen, vijvers en aanplantingen weerhouden het water, maken dat het bos producten blijft opleveren waaruit nieuwe rijkdom kan ontstaan. En zo valt de migratie naar de steden, dus naar de ellendige sloppenwijken, stil.” De MBA’ers stimuleren de lokale productie en zoeken afzetkanalen voor in de stad. Zo worden bijvoorbeeld grote volumes mangopoeder verpakt en gecommercialiseerd door handelaren in de stad. De facilitators bedingen eerlijke prijzen voor de boeren. Zo vindt mangopoeder ook zijn weg tot in de wereldmarkt.

Op het hele gebeuren ent zich een financieringsprogramma met microkredieten. In het kielzog van Constant Lievens introduceerden de Vlaamse jezuïeten deze nieuwste ‘trend’ in de ontwikkelingssamenwerking honderd jaar geleden al, samen met graanbanken. Dat ging toen nog gepaard met zieltjes winnen. “Vandaag is de kerk hier meer om te getuigen,” lacht Van den Bogaert. “We werken met de Indiërs aan een betere materiële toekomst en dat is in deze cultuur verweven met een blijvende spiritualiteitsbeleving.” Jezus is een bijkomende god in het hindoepantheon.

Naast oud-studenten van de jezuïeten in India brengt ook de Tata Trust van de grootste Indiase bedrijvengroep een duit in voor de financiering van Xidas. “Toch durven we te hopen op nog bijkomende bijdragen van Vlaamse bedrijven,” lacht Van den Bogaert.

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content