Met de mantel der liefde

Hoe zit het tegenwoordig met de verjaring van oude schulden in de inkomstenbelastingen? Enkele jaren geleden ontstond grote opschudding toen het Hof van Cassatie bij herhaling besliste dat de belastingadministratie verkeerd tewerk was gegaan bij het stuiten van de verjaring van een aantal oude belastingschulden. De fiscus wilde die stuiting realiseren door het betekenen van dwangbevelen. Maar het Hof besliste dat een dwangbevel geen stuitende werking kan hebben als de belastingschuld geen definitief karakter heeft omdat zij nog het voorwerp uitmaakt van een betwisting.

Het gevolg voor de fiscus was redelijk catastrofaal. Belastingschulden waarvan de verjaring op de verkeerde manier gestuit werd, dreigden massaal niet meer invorderbaar te worden. Als de verjaring niet op de juiste manier gestuit werd, wilde dit zeggen dat de verjaring gewoon bleef lopen. In veel gevallen kon de fiscus dan ook een kruis maken over de belastingschuld.

Vandaar dat de wetgever ingreep. Hij voerde een regeling in waarbij geen dwangbevelen meer nodig zijn om belastingschulden in leven te houden. Voortaan wordt de verjaring geschorst zodra bijvoorbeeld bezwaar wordt ingediend of zodra een vordering wordt ingeleid voor de fiscale rechter. De verjaring loopt dan niet meer.

Het probleem was alleen dat deze nieuwe regeling pas in werking trad op 10 januari 2004 en alleen gold voor de toekomst. Zij had dus geen enkel effect ten aanzien van oude belastingschulden waarvan de verjaring al was ingetreden.

De wetgever klom daarom weer in de pen. Hij ontwierp een interpretatieve wetsbepaling die van de verjaarde belastingschulden alsnog onverjaarde belastingschulden moest maken. Hoe? Door van de ‘slechte’ dwangbevelen alsnog ‘goede’ dwangbevelen te maken. Volgens het Hof van Cassatie konden dwangbevelen de verjaring niet stuiten ten aanzien van betwiste belastingschulden. De oplossing die de wetgever tevoorschijn toverde, bestond erin aan deze dwangbevelen toch nog – uit kracht van wet – stuitende werking te verlenen.

Van interpretatieve wetsbepalingen wordt aangenomen dat zij terugwerken in de tijd. Bijgevolg dacht de wetgever dat de nieuwe regeling ook voor het verleden een oplossing bood. Dat was buiten de rechtspraak gerekend. In de praktijk ontstond fel verzet tegen de manier waarop de wetgever de zaak dacht te kunnen regelen. Verscheidene rechtbanken lagen dwars. Vooral het idee dat de tussengekomen bepaling een interpretatief karakter zou hebben, stootte op veel tegenkanting. De redenering was dan als volgt: als de nieuwe wettelijke regeling geen interpretatief karakter heeft, dan werkt zij ook niet terug en dan kan zij ook niets verhelpen aan belastingschulden die verjaard zijn.

Het Grondwettelijk Hof probeerde vervolgens olie op de golven te gieten. Het besliste dat de tussenkomst van de wetgever geen interpretatief karakter had. Maar dat het wel de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever was om aan zijn tussenkomst terugwerkende kracht te verlenen. De oude belastingschulden leken daardoor gered, toch vanuit het oogpunt van de fiscus. Maar dat was te vlug victorie gekraaid. Verscheidene lagere rechtbanken aarzelden niet om de standpunten van het Grondwettelijk Hof zwaar onder vuur te nemen. Het Hof zou zich hebben vergist. De wettelijke tussenkomst zou geen terugwerkend karakter hebben gehad, daardoor kon die tussenkomst ook niets verhelpen aan de definitieve verjaring van de oude belastingschulden.

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Het Hof van Cassatie snelde het Grondwettelijk Hof ter hulp. Op zijn beurt heeft het Hof van Cassatie beslist dat de wettelijke tussenkomst geen interpretatief karakter heeft. Maar dat het wel de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever was om zijn oplossing met terugwerkende kracht op te leggen.

De discussie is daarmee waarschijnlijk ten einde. Iedereen weet nu dat hij noch bij het Grondwettelijk Hof, noch bij het Hof van Cassatie terechtkan met een verhaal dat de andere richting uitgaat. De oude belastingschulden kunnen in de meeste gevallen nog wel ingevorderd worden.

Eind goed, al goed – voor de fiscus. Maar het geheel laat wel een wrange nasmaak na. Jaren heeft de invorderbaarheid van vele oude belastingschulden aan een zijden draadje gehangen door een dispuut over de juiste manier waarop de verjaring van belastingschulden gestuit moest worden. De belastingadminis-tratie was al jaren op de hoogte van het probleem, maar deed niets. Uiteindelijk barstte de bom toen het Hof van Cassatie de puntjes op de juridische ‘i’ zette. Pas nu, vele jaren later, kan de rust weerkeren. Nadat de wetgever met veel vallen en opstaan een oplossing bedacht en hetzelfde Hof de gebreken van deze wettelijke tussenkomst met de mantel der liefde toedekte. Erg fraai is dat allemaal niet. (T)

Jan Van Dyck – DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content