MEE-ETERS ZIJN NIET WELKOM

De tragische dood van de Nigeriaanse asielzoekster Sémira Adamu heeft de discussie over Fortress Europe – althans wat immigratie betreft – opnieuw aangewakkerd. De grens tussen het zoeken van politiek asiel en immigratie omwille van economische redenen is immers flinterdun en vergt handige juridische volzinnen om eventuele bressen in de Europese muur te dichten.

In Europa wordt de discussie over immigratie voornamelijk toegespitst op de problematiek van de culturele en taalkundige integratie – met een scherpe ideologische polarisatie tot gevolg. De voorstanders van de homogene Europees-christelijke cultuur staan daarbij regelrecht tegenover de voorstanders van de bonte multiculturele samenleving.

VERENIGDE STATEN.

In de Verenigde Staten wordt deze discussie meer in economische termen gevoerd. Economische schommelingen hebben er een rechtstreekse invloed op de houding tegenover de immigratie.

In 1864, op het einde van de Civil War (toen de mogelijkheden van industriële expansie onbegrensd leken), stond er in het platform van de (rechtse) Republikeinse partij dat “Foreign immigration, which in the past has added so much to the wealth, development of resources and increase of power to the nation – the asylum of the oppressed of all nations – should be fostered and encouraged by a liberal and just policy.”Twintig jaar later, na enkele economische crises en een golf van stakingen, stond in het platform van de (linkse) Democratische partij: ” We heartly approve al legitimate efforts to prevent the United States from being used as the dumping ground for the known criminals and professional paupers of Europe.

De onlangs overleden neoliberale econoom Julian Simon, auteur van ” The economics of Immigration“, liet niet na erop te wijzen dat de creatie van economische welvaart door immigranten hoger lag dan de consumptie ervan via de kanalen van de welfare state. Indien men alle voordelen van de welfare state in rekening bracht, de kosten van het onderwijs en het pensioen incluis, dan kostte in 1990 een autochtoon 3800 dollar per jaar aan welfare, terwijl dit voor migranten maar 2200 dollar was. De fiscale inkomsten van migranten lagen evenwel 10% lager dan deze van autochtonen, maar dit compenseert niet ten volle het verschil in uitgaven. Uit de studies van Julian Simon moet worden besloten dat migranten in de Verenigde Staten althans geen mee-eters zijn. Dit verklaart wellicht waarom de VS relatief soepel staan tegenover het fenomeen van de legale immigratie en per jaar belangrijke contingenten toelaat. Dit jaar worden opnieuw 55.000 Green Cards, die recht geven op werk en burgerschap in de VS, uitgeloot.

EUROPA.

Een dergelijke soepele houding kan Europa zich niet veroorloven, en dit om twee redenen.

Enerzijds omwille van de culturele oorsprong van de potentiële immigranten. In de VS komen de meeste migranten uit het christelijke Zuid-Amerika, waardoor culturele integratie minder problematisch is. In Europa zijn de meeste potentiële migranten afkomstig uit islamlanden, wat als een bedreiging wordt ervaren voor traditionele Europese waarden zoals tolerantie en gelijkheid.

Anderzijds omwille van de sociaal-economische structuur van de Europese gastlanden. Het opvangnet van de Europese welvaartsstaten is onnoemelijk veel uitgebreider dan in de VS, waardoor de migranten veel meer worden gepercipieerd als potentiële mee-eters. Wil men de poorten van Fortress Europe wat meer opengooien, dan zal men het interne beleid moeten aanpassen.

OPLOSSINGEN.

Economisch gezien dienen zich de volgende mogelijkheden aan.

Ten eerste kan men de welvaartsstaat grondig afbouwen en de solidariteit tot een minimum beperken. In dit geval zijn de migranten geen mee-eters, aangezien er nauwelijks een gemeenschappelijke pot is. Dit lijkt politiek onhaalbaar, vooral in het licht van de jongste verkiezingsuitslagen die een tendens naar nog meer socialisme te kennen geven.

Ten tweede kan men de welvaartsstaat voor de autochtonen behouden, terwijl voor migranten een systeem wordt uitgewerkt van particuliere verzekering, aangevuld met een zeer minimale bijstand. Het brutoloon van de migrant wordt dan niet onderworpen aan parafiscale heffingen en hij geniet fiscale vrijstelling naar rato van de bijdrage die de overheid aan de sociale zekerheid betaalt. Deze oplossing lijkt onhaalbaar omdat zij strijdig is met de retoriek van “gelijke rechten”.

Deze retoriek steunt op de betwistbare gelijkstelling van klassieke universele mensenrechten, zoals meningsvrijheid, vrijheid van beweging enzovoort, met allerlei rechten op sociale uitkeringen, ontwikkeld via nationale socialezekerheidsstelsels. Dezelfde radicaal-linkse groepen, die voor “open grenzen” ijveren, zwaaien tegelijkertijd met deze “gelijke rechten”-filosofie, die nochtans de haalbaarheid van een meer open migrantenpolitiek sterk ondermijnt.

Ten derde zouden privé-instanties van economische (bedrijven) of sociale aard (bijvoorbeeld het fameuze Collectief voor Asielzoekers) zich borg kunnen stellen voor eventuele sociale deficits van asielzoekers en migranten. Zoals het geval is bij de meeste van dergelijke schreeuwerige actiegroepen, combineren zij hun eisen met de vraag de factuur ervan door anderen (de belastingbetaler) te laten betalen. Het moreel gehalte van een dergelijke houding is op zijn minst betwijfelbaar. Het zou deze actiegroepen sieren indien zij samen met hun eis naar meer open grenzen bereid zouden zijn via een spontaan georganiseerde financiële solidariteit de eventuele bijkomende sociale lasten van de nieuwe gasten te financieren. ” Il n’est point de vice qui n’ait une fausse ressemblance avec une vertu et qui ne s’en aide” aldus Labruyère. Dit lijkt toepasselijk te zijn op de open grenzen-militanten die hun politieke ijdelheid verbergen achter het rookgordijn van mededogen en solidariteit.

Prof. dr. Boudewijn Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

BOUDEWIJN BOUCKAERT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content