Loonhandicap wordt steeds erger

Voor het derde jaar op rij verslecht de internationale concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen. Tegenover onze drie buurlanden liggen de loonkosten nu al ruim 13% uit koers.

Nu de verkiezingen van volgend jaar almaar dichterbij komen, doet de regering- Verhofstadt I er alles aan om haar goednieuwsshow op volle toeren te laten draaien. Dat leidt tot bizarre situaties. Zo schilderde premier Guy Verhofstadt ( VLD) ons enkele weken geleden het perspectief voor van “een schitterend 2003”, met een economische groei van 3% of meer. Net op die dag uitte het Internationaal Monetair Fonds ( IMF) zijn bezorgdheid over de groeiperspectieven in de eurozone.

Een tweede voorbeeld is gelijkaardig. Medio juli werd op een drafje de begrotingscontrole voor 2002 afgerond. Dat de werkloosheid toeneemt, en eenmalige ingrepen om het begrotingsevenwicht te realiseren zich opdrongen – goed voor minstens 0,5% van het bruto binnenlands product – kreeg nauwelijks aandacht.

Wet werkt niet

Tegen deze achtergrond valt te vrezen dat de regering-Verhofstadt niet staat te springen om iets te doen aan het probleem van de relatieve loonkosten. Stilaan loopt dat weer ernstig uit de hand.

Dat de internationale concurrentiepositie van België qua loonkosten verder afglijdt, blijkt duidelijk uit de jongste analyse van Bart Van Craeynest van de researchafdeling van KBC Asset Management. De grafiek Het loopt mis illustreert hoe de loonkosten per producteenheid sinds 1987 evolueerden voor ons land ten opzichte van de drie, vijf en zeven belangrijkste handelspartners. Bij de berekening van de loonkosten per eenheid product worden de lookosten per werknemer gecorrigeerd voor productiviteitsverschillen en schommelingen in de wisselkoersen.

Na een forse negatieve schok in de jaren 1990-1991 kalfde onze concurrentiepositie (op minimale verbeteringen in de jaren 1992, 1996, 1997 en 2000 na) voortdurend af tegenover de belangrijkste drie handelspartners (Duitsland, Frankrijk en Nederland). Vandaag bedraagt de gecumuleerde handicap ruim 13%.

Tegenover de vijf, zijnde de drie plus Italië en Engeland, liepen de zaken tot in 1996 vrij parallel tegenover de drie buurlanden. Toen kwam vooral de forse stijging van het Britse pond onze concurrentiepositie aanzienlijk ten goede. De wisselkoers speelde nog meer in ons voordeel ten aanzien van de belangrijkste zeven handelspartners – de vijf genoemde plus de Verenigde Staten en Japan. De steile klim van de dollar van de voorbije jaren verstevigde fors onze competitieve positie. In 2002 keert deze evolutie als gevolg van het terreinverlies van het pond en vooral van de dollar.

Deze nieuwe cijfers tonen eens te meer aan dat de uit 1996 stammende ‘Wet ter Bevordering van de Werkgelegenheid en tot Preventieve Vrijwaring van het Concurrentievermogen’, beter bekend als de wet op de loonnorm, zijn doel compleet voorbijschiet. Volgens deze wet mogen vooral de loonkosten per gewerkt uur niet uit de pas lopen ten aanzien van de drie belangrijkste handelspartners. De tabel Loonkosten per gewerkt uur geeft aan dat (voor elk van de periodes slaand op een interprofessioneel akkoord) de loonkosten per gewerkt uur wél sterker opliepen in België dan bij de drie buurlanden. Cumulatief gaat het om een ontsporing met 5,5% sinds 1997.

Schuld van de indexering

Die ontsporing heeft wel diverse oorzaken. In de periode 1999-2000 bleek uit een rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven dat de loondrift in enkele sectoren (onder andere de informatica) sterk was gestegen. Het tekort in die niches van de arbeidsmarkt had aanleiding gegeven tot fenomenale stijgingen. Uit cijfers van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) en de Nationale Bank blijkt echter voor de lopende periode 2001-2002 dat die loondrift perfect binnen de voorziene 1% is gebleven. Ook de verhogingen die het gevolg zijn van CAO’s zijn binnen de marge gebleven (2,1% in plaats van 2,3%). De boosdoener blijkt ditmaal de indexering te zijn, die verantwoordelijk is voor een stijging met 5,1% over de twee jaar in plaats van de voorziene 3,1%. Door het automatische indexeringssysteem in België wordt een hogere inflatie – in tegenstelling tot onze buurlanden – onmiddellijk in hogere loonkosten vertaald. De sociale onderhandelingen in het najaar zullen niet kunnen voorbijgaan aan dit uiterst heikele thema. Wat gebeurt er als die zouden vastlopen? Zal de regering-Verhofstadt haar verantwoordelijkheid opnemen?

Johan Van Overtveldt, Guido Muelenaer [{ssquf}]

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content