LITTLE BIG JOHN

Econoom John Kenneth Galbraith is minder groots dan meestal wordt aangenomen.

De auteur is directeur van VKW Metena, de denktank van het VKW.

(1) Richard Parker, 2005, ‘His Life, His Politics, His Economics’, New York, Farrar, Straus & Giroux.

Zowat overal kreeg de nieuwe biografie van John Kenneth Galbraith, geschreven door Harvard-econoom Richard Parker, meer dan doordeweekse aandacht (1). Boekenrecensenten en commentatoren haalden de meest gracieuze superlatieven boven om de nu 97-jarige, ruim twee meter grote Galbraith te bewieroken. Misschien worden we wel intellec- tueel gestenigd door de nog altijd talrijke Galbraith-fans, maar toch durven we tegen de stroom in te roeien.

Om maar meteen onze kaarten op tafel te gooien: John Kenneth Galbraith is een briljante entertainer en prozaïst, maar als econoom stelt de man niet echt veel voor. In een interview met ondergetekende enkele jaren geleden omschreef Paul Samuelson, dé godfather van de economische wetenschap de voorbije vijftig jaar, Galbraith als ” a smooth storyteller“. Dat hij nooit de Nobelprijs Economie of de John Bates Clark Medal kreeg (die laatste onderscheiding gaat naar de beste econoom jonger dan veertig die werkt aan een Amerikaanse universiteit), zegt iets, maar lang niet alles.

Vlot leesbaar, maar met flaters. Nadat hij in 1934 zijn doctoraat behaalde aan de University of Calfornia (Berkeley), verhuisde Galbraith naar Harvard, een universiteit waar hij de rest van zijn academische leven aan verbonden bleef. Tussendoor bekleedde hij diverse overheidsfuncties. Zo speelde hij in de VS een belangrijke rol in de organisatie van het systeem van prijscontroles tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder president John F. Kennedy fungeerde Galbraith tussen 1961 en 1963 als Amerikaans ambassadeur in India. Tot zijn bekendste boeken behoren The Great Crash (1954), The Affluent Society (1958) en The New Industrial State (1967).

Een basiskenmerk van de geschriften van Galbraith is dat ze stuk voor stuk zeer vlot te lezen zijn. Zo vlot zelfs dat de vele lacunes, onnauwkeurigheden en contradicties bijna ongemerkt voorbijglijden.

Galbraith waagde zich tijdens zijn lange loopbaan aan een hele reeks voorspellingen. Zelden kwamen die uit. Een zeer beperkt lijstje van de JKG-flaters:

het Amerikaanse economische systeem en dat van de Sovjet-Unie groeien naar elkaar toe;

een beperkte groep van almaar groter en machtiger wordende ondernemingen zal de economie gaan domineren;

de concepten ‘concurrentie’ en ‘individueel entrepreneurship’ zullen nauwelijks nog meespelen.

Ernstige economische analyse kenmerkt zich door stevige theoretische verankering en/of statistisch goed onderbouwd empirisch werk. De combinatie van beide, gekoppeld aan een vermogen tot accurate popularisering, kenmerkt de echte toppers. Galbraith populariseert tegen de sterren op, maar helaas doet hij dat met ideeën die zowel theoretisch als empirisch op drijfzand berusten.

Laten we over één ding duidelijk zijn: het gaat ons helemaal niet om wiskundige sofisticatie (die Galbraith altijd weghoonde), integendeel zelfs. Al te vaak dient de wiskunde alleen maar om de armoede van de economische redenering weg te moffelen. Maar als ze oordeelkundig wordt gebruikt, kan wiskunde wel degelijk iets bijbrengen.

Simplistische veralgemeningen. Graag verwijzen we naar het werk van de Amerikaanse econoom Paul Krugman, al zouden we evengoed het voorbeeld van Edmund Phelps, Alberto Alesina, Olivier Blanchard of Daron Acemoglu kunnen geven. Krugman ontwikkelde de voorbije decennia briljante analyses over muntcrises, deflatie en economie en aardrijkskunde. Beknopte, simpele wiskundige modelletjes helpen Krugman om zijn analyse scherp neer te zetten. Diezelfde Krugman slaagt er even vlot in om in de New York Times bijna wekelijks een column te schrijven die economische analyse mengt met sarcastische humor (en nauwelijks verholen politieke voorkeuren). Ook Galbraiths generatiegenoten Paul Samuelson en Milton Friedman bezaten de Krugman-touch (theorie + empirie + popularisering) ten overvloede.

Met alle respect voor de literaire en journalistieke kwaliteiten en het entertainmentvakmanschap van de nu bijna 100-jarige John Kenneth Galbraith, blijft de typering die wijlen George Stigler (University of Chicago, Nobelprijs 1982) in 1985 neerschreef over Galbraith als econoom ook vandaag nog onverkort van kracht: “Als een econoom went aan simplistische veralgemeningen en impressionistische beschrijvingen van feiten, ontwikkelt hij al gauw een grote studieluiheid en een misplaatst geloof in zijn kennis en kunde”.

Tracht dit toch een beetje in gedachten te houden wanneer u geniet van de lectuur van Parkers uitstekende biografie van John Kenneth Galbraith.

Johan Van Overtveldt

Galbraith populariseert tegen de sterren op, maar helaas doet hij dat met ideeën die op drijfzand berusten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content