Lijfrenteverzekeringen flink duurder?

Eigenlijk zouden de premies van lijfrenteverzekeringen op 65 jaar minstens 20% duurder moeten worden. Tenminste, als we ons baseren op de nieuwe cijfers inzake levensverwachting.

De levensverwachting van de Belgen wordt steeds hoger, en dat begint de actuarissen – wiskundigen die bij verzekeringsmaatschappijen de premies berekenen – steeds meer zorgen te baren. De Beroepsverzekering der Verzekeringsondernemingen heeft zich nog niet officieel uitgesproken over het probleem, maar het ís er wel: de klassieke ‘sterftetabellen’ waarop verzekeringsmaatschappijen zich voor hun tarieven baseren, zijn niet langer up-to-date. Ze houden op geen enkele manier rekening met de vermoedelijke langere levensverwachting en onderschatten dus dit ‘langlevenrisico’.

Dat langlevenrisico speelt vooral op het niveau van het lijfrentecontract, dat voorziet in de regelmatige uitkering van een geldsom aan de gepensioneerde verzekerde zolang die leeft. Hoewel de formule in België nog altijd niet erg aanslaat, is de lijfrente de enige formule die de verzekerde een echte bescherming biedt tegen het langlevenrisico.

Om dat probleem op te lossen heeft de Koninklijke Vereniging van Belgische Actuarissen ( KVBA) in 1999 een werkgroep opgericht die technisch correcte oplossingen moest uitwerken voor dit langlevenrisico, en die een advies moest uitbrengen voor de herziening van de reglementaire basis.

De dood evolueert ook

De levensverwachting (het gemiddelde aantal jaren dat een pasgeborene zal leven of dat iemand nog zal blijven leven na een bepaalde leeftijd) is een indicator die vaak wordt gebruikt om de sterfte-evolutie te analyseren. Tabel 1 geeft de evolutie weer van de levensverwachting bij de geboorte en op 65 jaar, zoals die is terug te vinden in de periodieke tabellen van het Nationaal Instituut voor de Statistiek ( NIS).

Opvallend daarin is de spectaculaire toename van de levensduur in de loop van de twintigste eeuw. Op het eind van de negentiende eeuw was de levensverwachting van een pasgeborene nog 43,3 jaar voor mannen en 46,5 voor vrouwen. Een eeuw later is ze gestegen tot respectievelijk 74,8 en 81,2 jaar. Mannen die op hun 65ste de deur van hun werkplek definitief achter zich toetrekken, kunnen momenteel gemiddeld nog 15,6 jaar van hun pensioen genieten, vrouwen zelfs 19,9 jaar. Een eeuw geleden was dat maar respectievelijk 10,7 en 11,6 jaar. Eigenlijk kloppen die cijfers niet helemaal. Ze gaan er namelijk vanuit dat de sterftegegevens vast zijn en niet evolueren. En dat is natuurlijk wél zo.

Volgens de KVBA zouden we moeten werken met ‘prospectieve sterftetabellen’ , die voor elke leeftijd de sterftekans vermelden naar gelang van het geboortejaar. Ze worden opgesteld op basis van statistische modellen, die schattingen maken van de sterfte-evolutie. Er bestaan momenteel twee modellen: één van enkele onderzoekers van de UCL en een ander van een actuaris van KBC. Allebei komen ze tot ongeveer dezelfde resultaten. Hoewel dergelijke tabellen geregeld moeten worden bijgewerkt in het licht van nieuwe sterftestatistieken, zijn ze heel wat dynamischer dan de traditionele modellen. Ze beschikken voor elke leeftijd immers over precieze gegevens.

Tabel 2 en tabel 3 geven de levensverwachting bij de geboorte en op 65 jaar naar gelang van het geboortejaar. Deze aanpak levert heel wat interessante informatie op: eerst en vooral dat de levensverwachting elk jaar met ongeveer twee maanden toeneemt.

Zo ligt de levensverwachting van een pasgeboren jongetje volgens de gegevens van het NIS voor 2000 bijvoorbeeld op 74,5 jaar. Als we rekening houden met de waarschijnlijke sterfte-evolutie, heeft hij gemiddeld 81 jaar te gaan. Voor meisjes is dat respectievelijk 81 en 89,2 jaar. Er is dus een duidelijk verschil in levensverwachting tussen de gegevens van de KVBA en die van het NIS (opgenomen tussen haakjes).

Renteniers leven langer

De werkgroep van de KVBA heeft ook de sterftegegevens over de Belgische renteniers bestudeerd. Mensen die van een rente leven, zijn vaak in betere gezondheid – of dat denken ze tenminste – dan het gros van de bevolking. Dat is een direct gevolg van vergoedingen die in dat soort product worden voorzien. Het resultaat is duidelijk: een gevoelige stijging in vergelijking met de overeenkomstige levensverwachting voor de rest van de Belgische bevolking.

De Belgische verzekeraars en pensioenfondsen hebben echter een probleem. De sterftetabellen die hen momenteel voorgeschreven worden, bieden geen enkele veiligheid meer. De maatschappijen die tarieven hanteren die uitgaan van deze tabellen, zullen naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke technische verliezen lijden. Verzekeringsnemers die een lijfrenteverzekering hebben afgesloten op 65 jaar leven negen jaar langer dan de gemiddelde levensverwachting die het NIS vooropstelt.

In het verleden konden verzekeraars en pensioenfondsen hun technische verliezen nog compenseren aan de hand van financiële inkomsten, maar dat lukt niet meer. Er is een verschil van 2% nodig tussen het rendementspercentage van de beleggingen van de verzekeraars en de gewaarborgde rentevoet in het verzekeringscontract. Anders dreigt het evenwicht zoek te raken. Dat is geen geruststellende gedachte, als je weet dat de verzekeraars een gewaarborgde rentevoet tussen de 3,25% en de 3,75% hanteren, terwijl de rente op staatsleningen lager ligt dan 5%. En dan te weten dat pensioenfondsen soms een rentevoet van 6% garanderen.

En de problematiek wordt nog actueler nu minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke ( SP.A) van plan is te pleiten voor de uitbetaling van kapitaal van groepsverzekeringen en pensioenfondsen in de vorm van een lijfrente. We kunnen er dus zeker van zijn dat meer en meer verzekerden voor die vorm van uitbetaling zullen kiezen. De bepalingen in de voorgestelde wetteksten lijken echter moeilijk te verzoenen met de resultaten van het onderzoek van de werkgroep.

“De verzekeraars en de pensioenfondsen zouden zich voor hun tarieven moeten baseren op de prospectieve sterftetabellen,” waarschuwt KVBA-voorzitter Jean-Michel Kupper. “Dat zou bijvoorbeeld als logisch gevolg kunnen hebben dat de premies die voor een lijfrenteverzekering op 65 jaar worden ingebracht, moeten stijgen. En wel met ongeveer 25% voor mannen en met 20% voor vrouwen!”

Daarbij moeten we natuurlijk wel beklemtonen dat de studie alleen op de lijfrente slaat, en zich dus niet heeft gebogen over de zuivere levensverzekeringen (de verzekeraar betaalt alleen uit wanneer de verzekerde nog in leven is) of de zuivere overlijdensverzekering (de verzekeraar betaalt pas uit als de verzekerde is overleden). Hoed u dus voor overdreven veralgemeningen.

Laurent Feiner [{ssquf}]

Elk jaar neemt de levensverwachting met ongeveer twee maanden toe.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content