Liefde voor la machina

Je hoort wel eens dat managers te veel bezig zijn met cijfers, en te weinig met hun product. Trends nam de proef op de som bij de invoerder van Alfa Romeo. En vond de uitzondering op de regel: een algemeen directeur die nog iedere dag heel stilletjes geniet, als hij bij aankomst op kantoor grote foto’s van zijn producten tegen de muur ziet. Liefde voor ‘la machina’ vanuit de directiestoel.

U beseft het niet meteen als u dit magazine ter hand neemt, maar gaan praten met de grote baas, dat doe je niet zomaar. Die lui willen vooraf weten waarover het gesprek zal gaan. Om snel allerlei cijfers, flip charts en grafieken bij elkaar te zoeken, en hun betoog met kurkdroge feiten te stutten. “Ja, over de marktevolutie en zo,” veinsden we aan de telefoon. Terwijl uw dienaar met heel andere bedoelingen afreisde naar de Genèvestraat in Brussel, alwaar de importeur van Alfa, Fiat en Lancia huishoudt: om het antwoord op één vraag te vinden: houdt die ‘grote baas’ eigenlijk wel van auto’s?

Toegegeven: het zou zonde zijn, mocht dat niet zo zijn. In dit huis meer dan elders, want wie een Alfa Romeo koopt, doet dat in de eerste plaats uit passie. Liefde voor de wielen, voor de heilige machina. En die liefde, je voelt ze meteen in de directiestoel, als de deur opengaat. Hervé Aboab, grote baas van de Belgische importeur van Fiat, Lancia en Alfa Romeo, ademt het zuiden en Latijnse invloeden. Zweert bij de taal van Molière en laat zijn kleine oogjes glinsteren als we hem vragen welke de mooiste Alfa Romeo ooit was, en hij ook het enige juiste antwoord geeft: “De Giulia. Meer bepaald de TI Super. Heerlijke auto. Het geluid van die motor, dat grote stuurwiel, die afwerking van het interieur. Die auto, dat maakte iets in me los. Zelfs als ik er gewoon naar keek.”

Juiste antwoord, ja. Een auto die in zijn tijd verraste met zijn speelse aard, de hint van snelheid die hij gaf, van de betere wegligging die hij in zijn vroegste jaren ook had. De ultieme test om uit te maken of je van auto’s houdt: als je in de periode van 1962 tot 1978 leefde, of later naar oude Italiaanse politiefilms keek, dan heeft de Giulia op de een of andere manier je ziel geraakt.

Italiaanse renaissance

Wat ook iets losmaakt bij de heer Aboab, is de opleving van de Italiaanse auto in onze contreien. Dan toch even grasduinen in de goed voorbereide cijfers: “Als we Lancia even buiten beschouwing laten, dan zijn Fiat en Alfa Romeo er in 2006 met 30 procent op vooruitgegaan in België.” Klopt. Dat abstractie wordt gemaakt van Lancia om dat mooie cijfer overeind te houden, begrijpen we: het epicuristische Italiaanse merk bracht weinig spraakmakende nieuwigheden op de markt, vorig jaar. Fiat scoorde dus wel, onder andere met de Grande Punto. En Alfa Romeo met de 159, die met zijn uitstekende dieselmotor vooral in de fleetmarkt scoort.

Hervé Aboab even in zijn rol van industriële kapitein: “Fleet en leasing, dat is een markt die heel veel tijd vergt. En energie. Daar zijn we nu volop mee bezig.” En daarmee bezig zijn, dat doet een mens graag als hij er het juiste product voor heeft. Want het juiste product, dat mangelde bij Alfa Romeo, in de crisisjaren. De grote baas heeft nog pijn in het hart: “In die moeilijke jaren verloren we klanten omdat het Italiaanse karakter helemaal uit de Alfa Romeo wegsijpelde. Omdat we ook te veel standaardiseerden, onderdelen van Fiat in een Alfa stopten. Pas met de 156 keerde die Alfaspirit terug, en zagen we ook onze typische klanten terugkeren.” En bij Fiat, krek hetzelfde: “De Stilo leek veel te veel op de andere merken.” Vandaar, glinsterende oogjes, alweer: “We hebben begrepen dat we een Italiaanse auto moeten maken.” En dan, enthousiast: “Ja, zo is het: we moeten voor Italiaans gaan!”

“Naar 300.000 auto’s per jaar”

Italiaans qua design en sfeer dan, maar ook technisch? Alfa en Fiat lijden nog altijd onder de reputatie dat die auto’s niet meteen uitmunten op het gebied van bedrijfszekerheid. Ondanks die turbodiesel in het vooronder, een van de betere en betrouwbaardere op de markt. Aboab: “Kwaliteit is een zeer moeilijk gegeven in de autowereld. Om de heel eenvoudige reden dat je minstens vijf keer meer tijd nodig hebt om je reputatie op te bouwen, dan om ze met de grond gelijk te maken.” Klopt. In de volksmond is Opel nog altijd de auto met een tere waterpomp, terwijl dat verhaal uit de prehistorie stamt.

“We moeten de mensen overtuigen met mond-tot-mondreclame. Zeggen dat je goede auto’s bouwt, dan kan je niet met een affiche op straat.” En daar wordt werk van gemaakt, want Alfa Romeo heeft ambitie. Wereldwijd (“naar 300.000 auto’s per jaar”) en in dit land. “We willen gaan vissen in het vijvertje van BMW of Audi en andere. Ons ook daar positioneren,” zegt de algemeen directeur in Hervé Aboab. Maar ondertussen ook denken aan de trouwe Alfafan? Heftig: “Natuurlijk. En die breng je helemaal terug met een auto als de 8C Competizione. We merkten dat op autosalons, de mensen werden er stilletjes van als ze ernaar keken. En ook niet-Alfaklanten kwamen kijken. Maar iedereen die hem bewonderde, had een gemene deler: passie voor verfijndheid, voor mooie dingen. Voor mooie auto’s, ja.”

En de heer Aboab, hij vond het heerlijk. “Want de auto, ik ben erin geboren. J’adore …”

Jo Bossuyt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content