Lichtende lefgozers

Frederic Eelbode medewerker Trends

In zijn oudste lampenfabriek heeft Philips een museum geopend. Het wereldconcern is trots op zijn verleden en is niet te beroerd om ermee te pronken. Je passeert langs elektrische koffiemolens of knalgele radiocassetterecorders, maar ook langs een MRI-scanner en uiteraard lampen.

“Meneer Gerard is de hardste werker van al. Als wij om zeven uur ‘s ochtends in de fabriek aankomen, is hij al aan de slag in wat wij de apothekerswinkel noemen. En als we om zeven, negen of soms zelfs om elf uur ‘s avonds naar huis gaan, is hij nog aan het werk. Gelukkig worden wij correct betaald. Als het goed gaat, krijgen we meer, als het slecht gaat, krijgen we minder. Meneer Gerard verdient zelf niks.”

Een fictieve lampenmaakster vertelt in een interactief filmpje over haar werk in de gloeilampenfabriek van Gerard Philips. Hij was het brein van de familie en richtte in 1891 met geld van zijn vader Frederik een bedrijf op. “Gerard was toen 32. Hij had aan de Polytechnische School in Delft gestudeerd en in buitenlandse bedrijven gewerkt waar ze al gloeilampen hadden”, vertelt Mark Grispen, de communicatiemanager van het Philips Museum in Eindhoven, de bakermat van het bedrijf.

“In de eerste jaren perfectioneerde Gerard de gloeilamp, maar het bedrijf maakte amper of geen winst. Het was pas toen zijn jongste broer Anton in 1895 op 21-jarige leeftijd in de zaak stapte, dat ze echt begon te draaien. De broers vulden elkaar uitstekend aan. Gerard was het technische wonder, de flamboyante Anton had een ongelooflijk zakeninstinct. Naar verluidt slaagde hij erin 50.000 gloeilampen aan de Russische tsaar te verpatsen, een gigantische order.” In 1895 verkocht Philips 200.000 gloeilampen, drie jaar later waren het er al 1 miljoen. Aan het einde van de negentiende eeuw was het bedrijf met zijn 1000 medewerkers een van de grootste werkgevers van Nederland. Het stadje Eindhoven groeide uit tot de vijfde stad van Nederland. Overal in de ‘beste binnenstad’ van Nederland bots je op industrieel erfgoed.

Dat het Eindhovense lampenfabriekje uitgroeide tot een internationaal bedrijf is in niet geringe mate te danken aan Anton Philips. “Zijn ondernemerschap heeft mij altijd erg geïnspireerd. Hij was geen man van ‘of’, maar altijd van ‘en’. Hij was concurrerend, toekomstgericht en internationaal. En ook altijd een beetje brutaal”, verklaarde CEO Frans van Houten aan koningin Beatrix toen ze het museum kwam openen. “In 1932 greep hij een ongeluk met een hofauto aan om de door Philips ontwikkelde natriumlampen aan te prijzen als ultieme straatverlichting.” Ze waren eerder trouwens al geïnstalleerd in de Scheldetunnel in Antwerpen.

R&D avant la lettre

In tegenstelling tot veel concurrenten hield Philips zich in het begin alleen bezig met de massaproductie van gloeilampen, niet met een elektriciteitscentrale, leidingen of armaturen. Het bedrijf leverde de lampen aan de elektriciteitsproducenten, pas later waren ze in de winkel te koop. Een gloeilamp lijkt een simpel product, maar dat is het eigenlijk niet. Technisch is het best een ingewikkeld ding, je hebt er kennis van metaal, glas, gasontlading en montagetechnieken voor nodig.

Van het begin was innovatie erg belangrijk. In 1914 mocht de jonge natuurkundige Gilles Holst een groot laboratorium inrichten om voor Philips een eigen octrooipositie op te bouwen. Zijn natuurkundig laboratorium werd bekend als het NatLab en zou uitgroeien tot een toonaangevend onderzoekscentrum. De High Tech Campus bevindt zich nog altijd in Eindhoven. In het museum wordt niet alleen gefocust op het verleden, maar ook op de toekomst. “De eerste innovaties waren meteen ook goed voor de verbreding van het bedrijf. Het NatLab ontwikkelde röntgen- en radiotechnologie. Vandaag sta je er versteld van dat healthcare al zo vroeg een van de pijlers van het bedrijf werd”, zegt Grispen.

Philips verbreedde tot een breed elektrotechnisch concern. Een bekende uitvinding was de Philishave, een elektrisch scheerapparaat met roterende koppen. “Het was toen ook vernieuwend om Amerikaanse filmsterren in te schakelen om reclame te maken”, merkt Grispen op. In het museum bots je onder meer op vintage mixers, frituurpannen, klokken, platen en, niet te vergeten, de compact cassettes. Die werden in 1963 in Hasselt door Philips ontwikkeld.

De kennis van lampen kwam in de jaren twintig ook goed van pas om radiolampen te produceren. Die werden later radiobuizen of elektronenbuizen genoemd. Dat leidde tot de productie van radiotoestellen en later ook van tv’s. In de naoorlogse periode was Philips trouwens een voortrekker van de televisie. De Nederlandse regering wilde er geen geld in steken en de omroepen stonden er weigerachtig tegenover. De KRO vond televisie een oppervlakkig medium. Onder meer onder druk van Philips kwam er aan het begin van de jaren vijftig dan toch een televisietoren.

FREDERIC EELBODE

“Anton Philips’ ondernemerschap heeft mij altijd erg geïnspireerd. Hij was concurrerend, toekomstgericht en internationaal. En een beetje brutaal”

Frans van Houten, CEO Philips

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content