Leer Globish, geen English

Parijs (Frankrijk)

Aan onze universiteiten komen almaar meer docenten uit het buitenland. Potjesengels en zinnen zoals “I heet you all welcome” zijn alomtegenwoordig. Een Fransman draagt nu een on-Franse oplossing aan: kies voor een bazaartaal, het Globish. Alle macht aan de globifonen?

De wachtrijen voor de Eiffeltoren, de trappen van de Sacré-Coeur op de Montmartreheuvel en de Champs Elysées zijn de kosmopolitische plekken van Parijs. Het meest werelds op de Champs Elysées is – horreur – de steen geworden triomf van de Engelse handelsijver: de Virgin Megastore. Het boek ‘Parlez Globish’ staat stout in het midden van de monsterwinkel.

Hebben die sloebers geen eerbied voor het Frans, de wereldtaal van de verfijning, de esprit, het bon mot en Brigitte Bardot? Globish, mon Dieu. Een Fransman die met weinig woorden de dood van het Frans als wereldtaal bevestigt en meteen een wisseloplossing bij elkaar grabbelt? Wie is de judas?

De scharrelaar van het Globish is Jean-Paul Nerrière, een gediplomeerde van de Ecole Centrale de Paris – één van de 184 oer-Franse Grandes Ecoles -, een ex- Commissaire de la Marine en oud-vice-president van IBM USA voor de internationale marketing. De schrijver was ondervoorzitter van het Comité voor de Ontwikkeling van de Grandes Ecoles. Hij is dus een Fransman gelaafd door de elite van la France éternelle en de wedijver binnen en buiten het grondig Amerikaanse IBM.

Het knutselen van kunsttalen is de bezigheid van blanke mannen. Van de vijfhonderd gefabriceerde talen ontstond het leeuwendeel in de negentiende eeuw (zie kader: De kunsttalen). Het Globish past in een Europese Unie van de pedagogie waar de master- en bachelorontwikkeling aan de universiteiten sluipwegen opent voor potjesengels, zoals in de Middeleeuwen het potjeslatijn zich spiegelde aan het klassieke Latijn (zie kader: Oosterlinck wil meer Engels). Jean-Paul Nerrière zet een punt achter de taaljaloezie tussen zijn moedertaal en het Engels.

1500 woorden

Wat is het Globish? Een bazaartaal, een taal met de elegantie van een strijkplank, een slibloos idioom wortelend in het gedemocratiseerde straatengels van taxichauffeurs in Rio de Janeiro, imams in Bagdad, scholieren in Eeklo, Vlaamse verkopers in China en kaderleden van France Télécom in Bangladesh.

Het Globish heeft 1500 woorden en een spraakkunst die opwelt uit de spreektaal. ‘Parlez Globish’ is een geloofsverklaring, een woordenboek en een oefenschrift (zie de webstek www.jpn-globish.com). De doopnaam Globish is een mormel gemaakt van globe en English.

Globish is een variant op de naam van de kunsttaal Volapük – een grote concurrent van het Esperanto: de samentrekking van world en speak. Jean-Paul Nerrière: “Met Globish praat je met alle andere niet-anglofonen, dus met 88 % van de planeet. Globish heeft een Engelse voedingsbodem, maar wordt internationaal beter begrepen dan de taal van de Engelsen en de Amerikanen. Ik wil de vanzelfsprekendheid van het Globish bewijzen, zijn eerste regels en eerste adelbrieven vastleggen.”

En zijn moedertaal? Jean-Paul Nerrière: “Het Globish bezorgt het Frans de kans om zich verder te ontwikkelen als de voorbeeldtaal voor het geestesleven. Het Globish is geen taal, het is een voertuig voor mondiale communicatie. Het Engels zal deels stikken door zijn verarmende internationalisering. Het Engels werd om populair te zijn in alle tijdzones een clochard.”

Een trend

Jean-Paul Nerrière volgt een trend. De Nederlandse taalonderzoeker Marc van Oostendorp bemint, wat hij noemt, het “steenkolenengels”. Hij heeft er geen systeem van gemaakt zoals Nerrière. Marc van Oostendorp (in 2000 in het tijdschrift Onze Taal): “De wereld is rijp voor een nieuwe taal: het steenkolenengels. De term steenkolenengels wordt meestal in smalende zin gebruikt, voor het taaltje dat mensen spreken die eigenlijk niet weten hoe het hoort, die om modieuze of andere redenen wel Engels proberen te praten, maar dat vervolgens niet op precies dezelfde manier doen als Britten en Amerikanen. Ik denk dat het tijd wordt om de term in plaats daarvan als een geuzennaam te gebruiken, als de naam van een soort Engels dat de toekomst heeft. Dat is de taal van slimme en mondige wereldburgers die zich weinig gelegen laten liggen aan de idiomatische manier waarop moedertaalsprekers het Engels hanteren. Voor dat steenkolenengels hoeven we niet bang te zijn: het bedreigt onze taal niet en het kan de wereld een stuk rechtvaardiger en gemakkelijker maken.” (zie kader: Espe-rantoland in België)

David Crystal, een van de schranderste Engelse taalkundigen, voorspelde in ‘English as a Global Language’ (1998) de geboorte van het World Standard Spoken English dat een Engelstalige van de Universiteit van Oxford naar de drank zou voeren van verdriet.

Het Engels is ‘s werelds rijkste taal want vreet gulzig van alle klanken en woorden van het ondermaanse. De Oxford English Dictionary telt 615.000 trefwoorden en die rijkdom volgt deels uit de taalroof bij het Frans, nadat de Normandiër Willem de Veroveraar in 1066 Engeland had bezet.

De Franse woordenboeken Littré en Petit Robert hebben respectievelijk 80.000 en 60.000 woorden. Een geletterde kent door de band 20.000 woorden. De Engelstaligen zijn niet onderhorig aan een club van ouderen van dagen met de pronte titel Académie Française om hun taal tijdens slepende zittingen te laten besnuffelen. Het Engels is een taal zonder vaste woning en zwerft rond de wereld als een stoephoer die met iedereen aanpapt.

Jean-Paul Nerrière zift de 1500 woorden van het Globish uit de provisiekast van het eigen geheugen, bij de Voice of America en het Basic English van Charles K. Ogden (zie kader: De kunsttalen)

Het Globish kent voorgangers, beginnend met het Grieks. De klassieke taal van Sofocles, Aristophanus en Thucydus wordt geroemd en met hun meesterteksten groeide gelijklopend onder Alexander de Grote het koinè, letterlijk “de gemeenschappelijke taal”, een rommeltje van hooggrieks, dialecten en gebrabbel. Het koinè was het Globish van driehonderd jaar voor Christus.

Op de schepen van de achttiende eeuw deelden de matrozen van Genua, Venetië, Duinkerken, Spanje een taal van fluitsignalen gebaseerd op twee basisklanken met een octaaf verschil. Deze fluittaal wordt nog gebruikt bij hoog bezoek aan een vloot.

Een landgenoot van Nerrière, de muzikant Jean-François Sudre, presenteerde in 1858 het Solresol, gebaseerd op het notenschrift.

De computerdialecten van de twintigste eeuw – Algol, Fortran – zijn onze fluittalen en het IP (Internet Protocol) schuilt in dezelfde nis. De meeste taalmakers werken vandaag voor het eigen plezier en wensen geen idealistische vredestaal.

J.R. Tolkien (1892-1973) van ‘In de Ban van de Ring’ ontwierp een mysterieuze taal voor zijn romanfiguren: het Quenya. Tolkien was een taalgeleerde met een excentrieke smaak. De spraakkunst van het Quenya is gebaseerd op het Fins dat een uitgebreid systeem heeft van voor- en achtervoegsels. Tolkien beschreef het openen van een Finse grammatica als de intrede in een kelder vol verbijsterende wijnen.

Het verzet

Vlaamse taalminnaars (zie kader: Oosterlinck wil meer Engels) zijn klein bier vergeleken bij hun Franse soortgenoten. De Académie Française voert een stalinistisch bewind over de “langue maternelle”.

Claude Hagège, een grote Franse linguïst, polemiseert: “Als Frankrijk in het buitenland zijn luxeproducten, parfums, kleding, wijn en kaas wil verkopen, dan verkiezen vele klanten dat zij aangesproken worden in het Frans, een prestigieuze taal, maar dat is zij niet voor enkele snobistische en vaderlandsloze ondernemers.”

Jean-Paul Nerrière kruist het rapier: “Monsieur Hagège heeft ongetwijfeld nog maar zelden de gelegenheid gehad om een kerncentrale te verkopen in Seoul, een TGV in Lima of een computerkamer in Riad. Wie zich inspant in het Engels is geen snob, noch een taalhater, hij vecht voor de economische welvaart. Nécessité fait loi.

De cultuurpolitici, de intellectuelen plus de taalpuristen kunnen zich meten met de Amerikaan Fred Stander, een kenner van Frankrijk: “Voor intellectuelen en de politieke klasse is het makkelijk om te krakelen over de mondialisering omdat zij werken in een omgeving die honderd procent binnenlands is. Om te overleven, hebben zij geen behoefte, zoals de anderen, aan een buitenlandse markt. Trouwens, het is onmogelijk om weg te kruipen voor de wrede waarheid: de strijd tussen het Engels en het Frans is geleverd. Het Engels won met wapperende vaandel en de Fransen doen alsof zij niet begrijpen dat hun taal internationaal verwasemt.”

Jean-Paul Nerrière ziet de kantelende machtsverhouding wel: “Het Frans heeft zich in de achttiende eeuw tot wereldtaal kunnen opwerpen omdat Frankrijk toen respect afdwong door wat het wist, kon en durfde. Die voorsprong zijn de Fransen kwijt, kijk naar de Nobelprijswinnaars van de twintigste eeuw. Voor 1950 waren wij aanwezig, nadien zijn zij verdwenen.”

Heeft Jean-Paul Nerrière de haat en nijd van zijn landgenoten moeten trotseren? Neen. De Fransen zullen het onder druk van hun taalmandarijnen niet toegeven, maar zij weten dat Globish de wereldtaal is.

Frans Crols

Het Globish heeft 1500 woorden en een spraakkunst die opwelt uit de spreektaal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content