Kunt u stoppen met werken?

Een einde maken aan uw actieve loopbaan om van een welverdiend pensioen te genieten is een van dé scharniermomenten in een mensenleven. Het is dan ook geen overbodige luxe om tijdig een financiële planning op te stellen. Zeker als u uw loopbaan vroeger dan gepland stopzet.

Wie gaat er nog met pensioen op z’n 65ste? Steeds meer mensen geven om allerlei redenen vroeger dan voorzien de brui aan hun loopbaan.

Maar de pensioensystemen en het opgebouwd vermogen zijn niet altijd berekend op een voortijdige uitstap uit het arbeidsproces. Niet alleen moet de inkomstenplanning onder de loep worden genomen, ook op het vlak van de vermogensstructuur zijn er heel wat aspecten die moeten worden herbekeken. Laten we vanuit deze dubbele benadering eens de effecten van een vervroegd terugtreden uit het arbeidsproces nagaan.

1. Inkomsten- en uitgavenplanning

Waardoor zal u uw arbeidsinkomen vervangen? Dat is de eerste vraag die u zich moet stellen als u vroegtijdig uit de arbeidsmarkt stapt (of daartoe wordt gedwongen).

Als een werknemer of kaderlid een onderneming op eigen initiatief verlaat, gebeurt dat meestal om bij een andere onderneming aan de slag te gaan. Wanneer het initiatief evenwel van de werkgever komt, gaat zoiets meestal gepaard met ontslag (en de bijbehorende vergoeding) of brugpensionering.

Bij een ontslag valt de werknemer terug op de werkloosheidsvergoeding en kan hij vanaf 60 jaar (in functie van de voorbije loopbaan) aanspraak maken op een wettelijk pensioen. In dat geval is er een (betrekkelijk) vangnet voorzien dat maakt dat er een vervangingsinkomen is. De periode van werkloosheid is niet verloren voor de pensioenopbouw, maar zal meetellen voor de pensioenberekening.

Bij een brugpensionering zal er eveneens een inkomen worden gegenereerd door de werkloosheidsuitkering en de aanvullende patronale vergoeding. Ook hier zullen de pensioenrechten gevrijwaard blijven. De periode van brugpensionering (meestal tot 65 jaar) zal als gelijkgestelde periode meetellen voor de pensioenberekening.

Laten wij één en ander illustreren aan de hand van een voorbeeld. Maurice Dewitte (57) is een hoger kaderlid bij de nv Glix, een multinational met 1200 personeelsleden. In het herstructureringsplan van begin 1999 werd afgesproken dat iedereen die ouder was dan 55 de onderneming kon verlaten via een systeem van brugpensionering. Maurice tekende voor akkoord op 1 juni 1999 en heeft nog een opzegperiode lopen tot 31 december 2001. Vanaf 1 januari 2002 zal hij terugvallen op een brugpensioen van 47.700 frank netto per maand. Als tegemoetkoming ontvangt hij op 1 januari 2002 ook een eenmalig kapitaal van netto 4 miljoen frank. En op zijn 60ste kan hij het kapitaal van de groepsverzekering opnemen: netto 18.950.000 frank.

Vandaag verdient Maurice netto 1.398.000 frank, inclusief vakantiegeld en dertiende maand (zie tabel 1). Eens hij met brugpensioen is, daalt zijn inkomen met 825.600 frank. Maurice mag ook niets meer bijverdienen als hij zijn brugpensioenuitkering niet geschorst wil zien. Maurice heeft nog een woning die hij verhuurt en waarvan hij netto 150.000 frank per jaar over houdt.

Wat het uitgavenplaatje betreft, moet Maurice nog minstens drie jaar de kosten ophoesten van de universitaire studies van dochter Linda (zie tabel 1, verplichte uitgaven).

Daarnaast zijn er de discretionaire uitgaven. Maurice heeft de intentie om verder te blijven storten voor het pensioensparen tot 65 jaar, wat een goed idee is. Door de brugpensionering verliest hij wel zijn bedrijfswagen en moet hij begin 2002 een nieuwe auto kopen. Hij voorziet hiervoor een budget van 900.000 frank. Nu Maurice wat meer tijd zal krijgen, is hij van plan geregeld te reizen. Hij voorziet daarvoor een jaarlijks budget van 300.000 frank. De consumptie-uitgaven bedragen 100.000 frank per maand of 1.200.000 frank per jaar.

In tabel 1 ziet u het effect op de cashflowsituatie van het gezin Dewitte. Terwijl het budget vandaag in evenwicht is, zien we de komende jaren de tekorten variëren tussen 800.000 frank en 2.000.000 frank. Vanuit de opgemaakte planning heeft Maurice zicht op de cashflowbehoefte die ontstaat door de brugpensionering.

2. Vermogensplanning

Nu Maurice zicht heeft op zijn cashbehoefte voor de komende acht jaar, moet hij nog uitmaken hoe hij zijn portefeulle zal organiseren.

De huidige beleggingsportefeuille van Maurice bedraagt 13.135.000 frank en is als volgt verdeeld: 1.545.000 frank in liquiditeiten, 3.800.000 frank in obligaties en 7.790.000 frank in aandelen en aandelenfondsen. Begin januari 2002 krijgt Maurice 4 miljoen frank uitgekeerd van de onderneming als onderdeel van de brugpensioentoezegging en begin 2004 wordt het kapitaal van de groepsverzekering uitbetaald: 18.950.000 frank (zie tabel 2).

Om de cashbehoeften te financieren, moet Maurice terugvallen op zijn vermogen (zie tabel 2). De cashbehoefte van 2002 kan onmiddellijk worden verrekend op de uitkering van 4 miljoen frank, zodat er nog 1.960.408 frank kan worden belegd. Op die wijze hoeft hij in de samenstelling van de huidige portefeuille geen rekening te houden met de onttrekking van geld in 2002. Ook in 2004 kan de cashbehoefte om dezelfde reden best worden gefinancierd door de uitkering die Maurice in dat jaar ontvangt van het groepsverzekeringskapitaal. Wat de cashbehoefte voor de overige jaren betreft (2003, en van 2005 tot en met 2009), zal Maurice moeten putten uit zijn vermogen. Maurice onttrekt dat bedrag best vandaag al aan zijn vermogen om te weten welk vermogen hij op zijn 65ste zal overhouden. Dat bedrag is gelijk aan de huidige waarde van de cashbehoeften van Maurice in die jaren (de som van de saldi in reële termen).

Op die manier kan Maurice met een huidige uitgave van 5.302.787 frank die hij onttrekt aan zijn huidige portefeuille de totale cashbehoefte voor de komende acht jaar veiligstellen. De resterende portefeuille van 7.843.213 frank (initiële portefeuille van 13.135.000 frank plus het overschot van 11.000 frank op de huidige inkomsten-uitgavenrekening minus 5.302.787 frank) kan dan met een langere horizon worden belegd zonder noodzaak tot cashopname. In 2002, 2004 en 2009 wordt er respectievelijk 1.960.408 frank, 17.570.854 frank en 157.986 frank aan toegevoegd.

Met dit schema in de hand kan Maurice naar zijn bankier of vermogensbeheerder stappen en vragen om dit zo optimaal mogelijk te implementeren. Zo heeft hij een kompas in de hand dat hem doorheen de komende vermogensmutaties moet loodsen.

3. Successieregeling

Alleen de successieplanning kan nu nog roet in het eten gooien. Maurice is destijds gehuwd onder het wettelijk huwelijksvermogensstelsel. Dat betekent dat er drie te onderscheiden vermogensbestanddelen zijn: het eigen vermogen van Maurice, het eigen vermogen van echtgenote Elsa en het gemeenschappelijk vermogen.

Alleen het verhuurde woonhuis maakt onderdeel uit van het eigen vermogen van Maurice. Hij heeft dat onroerend goed immers geërfd toen zijn ouders overleden. De huidige portefeuille is gemeenschappelijk.

Zolang Maurice bij de onderneming werkte, was zijn gezin goed beveiligd tegen een eventuele successie. Het wetboek Successierechten (artikel 8) voorziet immers een vrijstelling van successierechten voor uitgekeerde overlijdenskapitalen van een groepsverzekering, op voorwaarde dat ze worden uitgekeerd in het kader van een verplicht reglement van groepsverzekering waarbij de begunstigde(n) de langstlevende huwelijkspartner en/of kinderen jonger zijn dan 21 jaar.

Wanneer het kapitaal van de groepsverzekering wordt uitgekeerd in het licht van een pensionering geldt deze vrijstelling niet langer. Het uitgekeerde kapitaal maakt vanaf dat ogenblik deel uit van de roerende portefeuille. Hierdoor wordt het kapitaal belastbaar bij een successieoverdracht.

In welke mate is dat kapitaal nu belastbaar? Daarvoor moeten wij het karakter van de uitkering nagaan. Artikel 127 van de wet op de Landsverzekeringen voorziet dat de uitkeringen van verzekeringskapitalen steeds eigen goed zijn van de begunstigden. Dit betekent dat Maurice dat kapitaal zal ontvangen in zijn eigen vermogen, waardoor het bijgevolg volledig aan successierechten zal worden onderworpen bij een voortijdig overlijden van Maurice. Bovendien zijn er verregaande erfrechtelijke beschermingsmaatregelen voorzien voor de reservataire erfgenamen (in dit geval: de kinderen) wat betreft de eigen goederen.

Het eigen karakter van de uitkeringen (artikel 127 van de wet op de Landsverzekeringen) is evenwel door het Arbitragehof (26 mei 1999) strijdig bevonden met de Grondwet. Over de juiste toedracht van dit arrest bestaat momenteel nog onduidelijkheid. Bepaalde juristen pretenderen dat hiermee het eigen karakter volledig vervalt, anderen willen niet zover gaan en blijven genuanceerder. Hoe dan ook doet Maurice er best aan om in samenspraak met zijn notaris in zijn huwelijkscontract te bepalen welk karakter de uitkering heeft.

* * *

Alleen door tijdig de mogelijke consequenties van een vervroegde stopzetting van de loopbaan in kaart te brengen, kunnen dergelijke mutaties zonder zorgen verlopen. Zoiets kan natuurlijk alleen maar als u de nodige tijd vrijmaakt om alles op een rijtje te zetten en kritisch in vraag te stellen. In de (vaak hectische) laatste maanden van een actieve loopbaan wordt daar niet altijd tijd voor vrijgemaakt, waardoor de beslissingen onder tijdsdruk totstandkomen en naderhand onvolmaakt zijn.

De auteur is directeur van het Instituut voor Persoonlijke Financiële Planning.

Jo Stremersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content