“Kunst moet reizen en getoond worden. Anders gaat ze dood”

“Mijn vrouw en ik verzamelen al 35 jaar Belgische kunst. Niet uit chauvinisme, maar omdat je in dat segment nog topkwaliteit vindt die betaalbaar is. Werk van Franse en Amerikaanse tijdgenoten is veel duurder, maar niet noodzakelijk beter. Waarom we verzamelen, is moeilijk te zeggen. Op mijn 25ste kocht ik al Belgische modernisten uit de jaren twintig. Een coup de foudre, nadat ik op een tentoonstelling de Hongaarse avant-garde uit het interbellum had ontdekt. Ik wilde weten wat in die tijd in België werd gemaakt. In onze musea hing vrijwel niets: het succes van de Latemse School duwde al die modernisten naar de achtergrond. Artiesten als Victor Servranckx en Marcel Baugniet begonnen meubelen of behangpapier te ontwerpen. Nu denken we dat ze totaalkunstenaars waren, maar ze klusten bij uit armoede.

“Kunst is een esthetische emotie. Er komt veel buikgevoel bij kijken, we verzamelen niet zoals een kunsthistoricus die streeft naar volledigheid. We kopen zowel hedendaagse kunst als Belgische abstracte kunst. De periode vóór de Tweede Wereldoorlog noemen we graag de ‘warme abstractie’, omdat in het werk van Paul Joostens, Victor Servranckx, Jozef Peeters, Jules Schmalzigaug en Marthe Donas nog sporen van figuratie zitten. We hebben ook ‘koude’ naoorlogse abstracten, met Paul Van Hoeydonck, Jo Delahaut, Luc Peire, Vic Gentils, Antoine Mortier en Guy Vandenbranden.”

Nauwkeuriger kijken

“De collectie hangt deels bij ons thuis, deels in ons kunstencentrum in Berchem, het FIBAC. We kochten daarvoor een modernistische parochiezaal, die het architectenduo Swyzen & Bastijns verbouwde tot een strakke ruimte. Het gebouw leende zich perfect voor onze verzameling. Door de hoge ramen, de UV-filters en de aangepaste belichting is het nu ook aangepast om er kunst te tonen.

“De ruimtes hebben elk hun eigen karakter. Boven is er een intieme, donkere zaal. In de grote zaal beneden staat een podium, een restant van de voormalige parochiezaal waar ooit optredens plaatsvonden. Ik droom ervan hier ook film- of toneelvoorstellingen te houden.

“In het FIBAC loopt onze tweede tentoonstelling sinds de opening in 2013. Kunsthandelaar Ronny Van de Velde, een goede vriend, hielp me daarmee. In de eerste expo lag de klemtoon op de abstractie uit het interbellum. Deze keer verkennen we de grens tussen de naoorlogse fotografie, de architectuur en de schilderkunst. Er hangt ouder werk van Filip Tas, Julien Coulommier en Willy Kessels, maar ook recentere stukken van Stef Driesen en Rinus Van de Velde. Van sommige werken kun je niet zien of het een foto, litho, fotogram, architectuurschets of schilderij is. Die verwarring is interessant: je kijkt nauwkeuriger naar de werken.”

Rondleiding verplicht

“Ons kunstencentrum is regelmatig open voor bezoekers. Als we klanten van Delen Private Bank ontvangen, moeten ze eerst een rondleiding volgen. Eerst anderhalf uur cultuur, dan spijs en drank. Ik kan je verzekeren: er zijn al klanten kunst beginnen te verzamelen, sinds ze de collectie hebben gezien. Als musea me vragen bruiklenen af te staan, stemmen mijn vrouw en ik meestal toe. Het is goed Belgen op belangrijke tentoonstellingen te krijgen, want we hoeven ons niet te schamen voor onze artiesten. Kunst moet reizen en getoond worden. Anders gaat ze dood.”

THIJS DEMEULEMEESTER, FOTOGRAFIE JONAS LAMPENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content