Kortsluiting op de elektriciteitsfactuur

De forse stijging van de energieprijzen doet de energie-intensieve Belgische industrie pijn. Op de koop toe krijgen de industriëlen een bijkomende kostenhandicap in de maag gesplitst, terwijl ze recht hebben op een nucleaire bonus.

Daan Killemaes

De Belgische industriëlen scheuren dezer dagen met een bang hart hun energiefactuur open. Op enkele kwartalen tijd steeg zowel de elektriciteitsprijs als de aardgasprijs voor de industriële verbruikers met tientallen procenten tegelijk. Een aantal verbruikers geniet nog historische contracten die bescherming bieden tegen de stijgende marktprijzen, maar deze contracten doven uit. En wie een nieuw contract moet onderhandelen, krijgt ongenadig de fel gestegen marktprijs voor elektriciteit onder de neus geschoven (zie grafiek 1).

Een beleidsnota van VKW Metena, die volgende week op het VKW Congres wordt gepubliceerd, gaat dieper in op deze kortsluiting op de elektriciteits- en aardgasfactuur.

Linkse en rechtse dreun

De prijsstijging is niet de enige klap die de industrie incasseerde. De linkse dreun werd meteen gevolgd door een rechtse: de Belgische ondernemingen zijn op enkele kwartalen tijd ook een kostenhandicap rijker geworden ten opzichte van de buurlanden en handelspartners Duitsland, Frankrijk en Nederland. In vergelijk met het prijsgemiddelde van deze drie landen betaalt een Belgische industriële verbruiker ruim 20 % meer voor elektriciteit (zie grafiek 2).

Aan de basis van deze handicap ligt vooral de bevriezing van de elektriciteitsprijs in Frankrijk. “De Franse patroons kunnen weliswaar vrij hun energieleverancier kiezen, maar ze zijn niet verplicht om uit het gereguleerde systeem te stappen. Dat is een troef, want de door de overheid gereguleerde tarieven zijn een stuk lager dan de marktprijzen,” zegt Frank Vandermarliere, hoofdeconoom van Agoria. De Franse overheid kan de bedrijven deze steun bieden dankzij de grootschalige beschikbaarheid van relatief goedkope kernenergie. België heeft ook de kernenergie in huis om haar industrie deels te beschermen tegen de stijgende energieprijzen, maar daar is (nog) geen sprake van. “De Belgische bedrijven betalen nu systematisch de volle marktprijs,” zegt Vandermarliere

De klappen komen intussen hard aan. De hoogte van de energieprijzen weegt weliswaar minder zwaar door in de concurrentiekracht dan de loonkosten, maar de Belgische economie en industrie is nog altijd energie-intensief. De energiekosten zijn goed voor ruim 4 % van het totale kostenplaatje van de Belgische industrie, wat in een internationaal perspectief veel is. Stijgende energieprijzen zijn net als de loonkosten een sluipend gif. Bedrijven sluiten niet omdat de factuur dit jaar met 20 % stijgt, maar investeringen worden uitgesteld, aanwervingen verdaagd, en als de situatie aanhoudt, volgt delokalisatie en sluiting. Het is dus een nieuwe voetveeg voor de concurrentiekracht van de Belgische ondernemingen.

“Onze elektriciteitsfactuur is nu goed voor 3 % van de kosten, vroeger was dat maar 2 %. Die extra kosten vreten rechtstreeks aan onze winstmarge,” zegt Peter Janssen, chief technology officer van ijsfabrikant Glacio. “In vergelijking met 2004 is onze elektriciteitsprijs met 56 % gestegen. De meerkosten zijn hoger dan de indexstijging van de loonkosten. Het energieverhaal weegt dus zwaar op onze concurrentiepositie.”

Waarom steeg de prijs?

De moeder van alle energieprijzen is de olieprijs. De olieprijs stuurt de aardgasprijs, en de aardgasprijs is op dit ogenblik op zijn beurt de belangrijkste drijfveer achter de stijgende marktprijs voor elektriciteit. En de steenkoolprijs is de voorbije drie jaar ook verdubbeld voor levering in West-Europa.

De stijgende prijzen voor aardgas en steenkool hebben ook in de “nucleaire” landen als Frankrijk en België de elektriciteitsprijs opgestuwd. Niet zozeer de relatief goedkope stroom uit de kerncentrales van Doel of Tihange, maar de gas- en steenkoolcentrales van West-Europa – vooral de Duitse centrales – hebben de grootste impact op uw energiefactuur. Een daling van de olie- en aardasprijzen, zoals begin dit jaar, lijkt daarom een goed moment om een nieuw elektriciteits- en aardgascontract af te sluiten. Dat prijsvoordeel vastklikken voor enkele jaren is zeker het overwegen waard. Een goede contracttiming is zowat het enige wat de industrie nog kan doen om de pijn van de structureel gestegen prijzen te verzachten.

De elektriciteitsproducenten waarschuwen voor toenemende schaarste op de Europese productiemarkt. De reservecapaciteit daalt, wat de kans op prijsuitbraken groter maakt. Europa moet veel investeren in nieuwe (kern)centrales, en om die investeringen te financieren moeten de prijzen structureel hoog genoeg blijven. België is nu al afhankelijk van de invoer van elektriciteit en de eigen reservebuffer verdwijnt langzaam maar zeker. België staat in vergelijking met de handelspartners het dichtst bij “Californische” toestanden, of een langdurige grootschalige black-out. Maar een investering in een nieuwe gasgestookte centrale biedt op dit ogenblik te weinig financiële garanties. Het verschil tussen de elektriciteitsprijs en de brandstofkosten is te laag om de totale kosten terug te verdienen die gepaard gaan met de productie van elektriciteit via een gasgestookte centrale.

Suez verklaart terecht de stijgende prijzen als een noodzaak om nieuwe investeringen mogelijk te maken. Maar hier moet een serieuze kanttekening worden gemaakt. “Rekening houdend met het feit dat zowel in België, Frankrijk en Duitsland de markt wordt gedomineerd door een beperkt aantal marktspelers, kan de indruk ontstaan dat deze dominante spelers onderling de prijs zo bepalen dat de interne markten worden afgeschermd voor nieuwe investeerders – en dus voor concurrentie,” waarschuwt de waakhond op de energiemarkt, de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (de Creg).

De dominante spelers houden er wellicht een prijsstrategie op na die doet denken aan het sprookje van Goudlokje: ze serveren de pap niet te koud en niet te warm. Ze zetten de prijs niet te laag om genoeg winsten te maken, maar ook niet te hoog, want dat zou nieuwe spelers en nieuwe investeringen aantrekken. “Vooral het feit dat binnen de drie markten nucleaire centrales en andere goedkope brandstoffen aanwezig (steenkool in Duitsland) zijn en dat nieuwe investeerders, vooral binnen het huidige politieke klimaat (uitdoofscenario’s voor kernenergie, weinig beschikbare sites voor nieuwe centrales, CO2-problematiek) beperkt worden tot investeringen in vooral gasgestookte centrales, leidt ertoe dat er weinig nieuwe spelers opduiken binnen bijvoorbeeld de Belgische elektriciteitsmarkt,” schrijft de Creg.

Ook de kosten voor het vergroenen van het productiepark en de beperking van de uitstoot van broeikasgassen zullen steeds zwaarder doorwegen op uw energiefactuur. De vooruitzichten zijn eensgezind: een daling van de elektriciteitsprijs ligt niet in het verschiet en een verdere stijging is heel waarschijnlijk op basis van deze objectieve gronden.

Nucleaire paraplu gaat niet open voor industrie

Deze analyse van de gestegen elektriciteitsprijzen geldt voor heel West-Europa en verklaart daarom niet de oplopende kostenhandicap die Belgische industriële elektriciteitsverbruikers in de maag gesplitst kregen. De oplopende energiehandicap is zonder meer bizar en zelfs onrechtvaardig te noemen. Want het Belgische productiepark is bijna 10 % kostenefficiënter dan het park in de buurlanden, met dank aan de volledig afgeschreven Belgische kerncentrales, die 55 % van het Belgische elektriciteitsverbruik bijzonder goedkoop opwekken. Trouwens, om zo kostenefficiënt mogelijk elektriciteit op te wekken, heeft België nood aan een bijkomende grote kerncentrale (zie kaderstuk).

In theorie zou de Belgische economie van een prijsvoordeel van bijna 10 % moeten genieten in vergelijking met de drie buurlanden Maar in de praktijk kijkt de Belgische industrie tegen een prijshandicap van 20 % aan. Dan rest maar één vraag: hoe komt dat?

Vreemd genoeg heeft het marktmechanisme de industrie een pad in de korf gezet, en Suez een fortuin gebaard. Zoals gezegd zijn het de dure aardgasgestookte centrales van West-Europa die de marktprijs zetten en de nucleaire producenten kunnen die prijs aanrekenen voor hun goedkope kernenergie. De volledig afgeschreven Belgische kerncentrales produceren stroom tegen 10 à 15 euro per MWh. Op de groothandelsmarkt was die stroom vorig jaar gemiddeld 50 à 60 euro waard. De Belgische industrie ziet het competitief voordeel dat kernenergie biedt (als bescherming tegen stijgende prijzen voor fossiele brandstoffen en op termijn oplopende kosten voor de uitstoot van broeikasgassen) door de neus geboord. Het is Suez dat met de nucleaire rente aan de haal gaat.

De nucleaire paraplu gaat niet meer open voor de industrie. In het oude gereguleerde systeem werd de elektriciteitsprijs berekend op basis van een “cost-plus”-systeem. In dit systeem zou de goedkope stroom uit de kerncentrales worden doorgerekend aan de verbruiker. Maar dat systeem is dood en begraven sinds de vrijmaking van de energiemarkt.

In een competitieve markt zijn deze megawinsten op zich geen probleem. Ze lokken concurrenten en nieuwe investeringen, en er zal meer productiecapaciteit op basis van de goedkoopste technologie worden gebouwd. Marktprijzen en winstmarges zullen dan dalen. De enige voorwaarde om dit marktmechanisme te laten werken is dat er geen onoverkomelijke toegangsdrempels tot de markt mogen bestaan en dat er vrije keuze bestaat wat betreft opwekkingstechnologie. Beide voorwaarden zijn in België niet vervuld. De dominantie van Electrabel schrikt investeerders af en op kernenergie is voorlopig een moratorium afgekondigd. Zolang de markt niet wordt opengemaakt, zullen de Belgische bedrijven daarom de speelbal blijven van de internationale energiemarkten. Daan Killemaes

daan.kilemaes@trends.be

EXTRA INFORMATIE OP WWW.TRENDS.BE

De volledige beleidsnota van VKW Metena

“Kortsluiting op de energiefactuur”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content