Korte metten

Een streng regelsysteem moet Brugge behoeden voor de problemen waar andere steden mee kampen.

Sinds mensenheugenis staat Brugge te boek als een mooie, aantrekkelijke stad. Denk maar aan de vaak gehoorde vergelijking met het Italiaanse Venetië en aan het epitheton ornans ‘die scone’. Voor een dergelijke reputatie moeten er een aantal oorzaken bestaan. Of anders : wat heeft Brugge dat de meeste andere steden niet hebben ?

REGLEMENT IS REGLEMENT.

In de eerste plaats een goed functionerend verkeersplan. Zelfs voor leken is Brugge makkelijk met de wagen bereikbaar, terwijl de stad doorkruisen nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt. Bedoeling is dat bezoekers op de ring dadelijk de toegangsweg kiezen die hen naar hun eindbestemming in de stad brengt.

Jean Van den Bilcke, eerste schepen en schepen van Stadsvernieuwing, Monumentenzorg, Ruimtelijke Ordening en Burgerlijke Stand en Bevolking : “In de jaren ’70 besloot het stadsbestuur het toevallig verkeer uit Brugge te bannen. Een lussensysteem ontmoedigt de toevallige passanten. Rondrijdende autobussen zie je niet in Brugge. Verder moesten we zoeken naar een oplossing voor het parkeerprobleem van de binnenstad. Met het heil van drie soorten parkeerders in het achterhoofd (de langparkeerders werken en wonen , de kortparkeerders winkelen , en de dagjesmensen en toeristen). Hiervoor kwamen er parkings op het einde van elke verkeerslus. De grootste parking, die van het Zand, ligt centraal. Zo kom je met de auto tot vlakbij het centrum zonder de binnenstad te belasten.”

Van den Bilcke is al 11 jaar als schepen verantwoordelijk voor de Brugse Ruimtelijke Ordening. Met zijn directe voorgangers deelde Van den Bilcke de mening dat stilstaan achteruitgaan was. Vandaar de transformatie die Brugge de voorbije twee decennia onderging. Pleinen werden verkeers- en parkeervrij gemaakt, de stad bracht een nieuwe stadsverlichting aan en verbreedde de stoepen.

Het stadsbestuur besloot jaren geleden al het het wonen in de stad te promoten via een functionele verbeteringspremie. Een geldelijke steun voor fundamentele verbeteringswerken aan residentiële panden : vernieuwing van daken, isoleren van woningen… Brugge keerde al voor 600 miljoen frank aan premies uit, en niet alleen voor de binnenstad : 60 % voor panden in de deelgemeenten, 40 % voor woningen in het centrum.

Bouwmaatschappijen mogen nog op een hogere tegemoetkoming rekenen dan particulieren. Zo wil de stad vermijden dat door deze maatschappijen doorgevoerde renovaties tot onbetaalbare panden zouden leiden.

Deze tendens zette zich zowat 10 jaar geleden immers in. Te hoge prijzen dreven bewoners naar de randgemeenten en dreigden in de binnenstad leegstand en verkrotting te creëren. De stad zette en zet nieuwe projecten op om deze tendens tegen te gaan. De Brugse overheid kocht en koopt panden, zelfs langs de reien, die na restauratie worden verhuurd tegen gematigde prijzen.

OVERREGULERING ?

Er zijn op dit ogenblik 1000 panden meer bewoond in Brugge dan 10 jaar geleden, maar er wonen minder mensen (60.000 in Brugge-stad, 140.000 in groot-Brugge). Meer alleenstaanden en kleine gezinnen betrekken een woning in de binnenstad. Tot voldoening van de overheid. Die wil immers niet ten allen prijze het bewonersaantal van de stad optrekken, wel een leefbare stad creëren met een verweving van de diverse functies.

Om dit te bereiken, werkte Brugge een systeem uit van stricte regels. Al te streng, volgens sommigen. Die wanen zich in een communistisch regelsysteem. Een kritiek die Jean Van den Bilcke strijdwaardig weerlegt. De schepen maakt zich sterk dat alleen zo de leefbaarheid van zijn stad kan worden gevrijwaard.

“In ’93 zijn, na jaren studie en gesprekken, alle Brugse stedebouwkundige bouwverordeningen via een ministerieel gepubliceerd in het staatsblad. Hierdoor kunnen we alle normen en regels juridisch afdwingen : willekeur en politiek dienstbetoon worden zo onmogelijk. De regels zijn streng, maar laten voldoende ruimte voor vernieuwing. We stellen een aantal eisen aan vormen en gebruikte materialen. Maar hierbinnen zijn er nog vele mogelijkheden. Gevels moeten niet uniform wit en ossenbloedrood worden gekleurd. Nieuwe architectuur kan en moet : gebouwen moeten een eigen gezicht hebben. We willen geen museumstad zijn waar nooit iets verandert. En namaakarchitectuur is wel het laatste dat we voor ogen hebben.”

De strenge bouwregels hebben ook gevolgen voor het Brugse winkelvastgoed. Handelaars moeten volgens de schepen beseffen dat ze leven van een stad die bemind en bezocht wordt door de mensen die ervan houden. Slechts 50 % van de gevel mag tot etalage worden omgebouwd. Vanaf een gevelbreedte van 5 meter moeten winkeluitbaters een aparte voordeur voorzien voor bewoning op bovenliggende verdiepingen. Men mag nauwelijks of geen koopwaar op de straat plaatsen. Elke gevel beschikt verplicht over een plint van 40 cm. De naam van de winkel mag slechts op de voorflap van de zonnekappen worden vermeld. Van neonreclame geen spoor.

Bemoeizuchtig ? Misschien. Feit blijft dat uitbaters tenminste weten waaraan ze zich moeten houden. En niemand kan ontkennen dat de Brugse winkelstraten harmonieus en mooi ogen. Een verademing na de monotone veelkleurigheid van de meeste andere Belgische winkelstraten.

Ook Brugge ontsnapte echter niet aan het ketenfenomeen. De grote winkelgroepen zijn onvermijdelijk present. Bij voorkeur op de topplaatsen. Daartoe rekenen de plaatselijke makelaars Pol Dewaele (tevens voorzitter CIB-West-Vlaanderen) en Guy Delbecque de Steenstraat en de Zuidzandstraat. Samen met de Markt en het Zand vormen die straten een winkelommegang. Als betere B-ligging vermelden ze de Noordzandstraat, de Vlamingstraat, de Wollestraat, Den Dijver en de Geldmuntstraat.

PANTA REI.

De betere zaken van kleinere zelfstandigen verplaatsen zich meer richting Smedestraat. Academiestraat en Gentpoortstraat liggen naar verluidt moeilijker. De leegstand hier is dan ook groter.

Allemaal peis en vree is het in Brugge echter niet. Ook het Venetië van het Noorden kent zijn wijken met problemen. En zijn erg gevoelige historische sites waar een nieuwe bestemming voor dient te worden gezocht. De bekende voormalige gevangenis ‘Het Pandreitje’ bijvoorbeeld. In 1992 werd besloten tot de sloop van een groot gedeelte van dit pand. De plannen voor een nagelnieuw winkelcentrum annex congreszalen en hotel waren in een vergevorderd stadium.

Herhaalde insinuaties over politiek gesjoemel in dit dossier, het wegvallen van de Japanse geldschieters en het faillissement van de promotor zorgden er echter voor dat de plannen werden opgeborgen. Echter niet voor lang. Net iets meer dan een jaar geleden leek een project voor een vijfsterrenhotel het te halen als nieuwe bestemming. Tot schepen Van den Bilcke de bouw van nieuwe hotelruimte in de stad een halt toeriep.

Het schepencollege bepaalde dat er over nieuwe bestemmingen voor het Pandreitje (en voor andere hete Brugse hangijzers als nieuwe cinema’s, de ontwikkeling van de stationsbuurt en een winkelcentrum aan de rand van de stad) geen uitspraken meer zouden worden gedaan alvorens bevoegden hun advies zouden hebben gegeven. Die bevoegden (vertegenwoordigers van universiteiten en Bruggelingen met stedebouwkundige ervaring) werden samengebracht in een Brugse stedebouwkundige commissie. Die bestudeert wat het draagvlak van de betrokken plaatsen in de stedelijke context kan zijn. Of simpeler : wat kan er waar ? De Brugse overheid hoopt dat na publicatie van de resultaten van dit onderzoek de promotoren projecten zullen voorstellen die aan de wensen van de stad tegemoetkomen.

Tegen een woonfunctie in elk van de voorgestelde projecten zal de stad zich waarschijnlijk nooit verzetten. De binnenstad leefbaar houden, blijft immers hoofdbekommernis nummer één.

Maar is een onderkomen in Brugge wel voor iedereen betaalbaar ? Volgens makelaars Delbecque en Dewaele alvast wel. Zij stellen dat in Brugge iedereen zijn gading kan vinden.

De gouden driehoek, begrensd door het Begijnhof, de Onze-Lieve-Vrouwkerk en de Markt, is residentieel naar verluidt de duurste zone. Elders in de stad heeft de nabijheid van een rei of een pleintje een gunstig effect op de prijs van panden. In de top-driehoek staan vooral vrij ruime patriciërswoningen met een historische gevel en een tuin. Hun prijskaartje schommelt tussen 20 en 25 miljoen frank.

Vrij centraal gelegen burgerwoningen zouden tot 10 miljoen frank halen. De vraag naar deze panden is naar verluidt groter dan het aanbod. Kleinere burgerwoningen en arbeidershuizen gaan van de hand voor 3 tot 6 miljoen frank.

De randgemeenten hebben ook hun voorkeurplekjes. Het meest gegeerd zijn randgemeenten met een goede verbinding naar de snelweg : St-Michiels, St-Andries en Christus Koning. De grotere villa’s rond Brugge halen prijzen van 20 tot 25 miljoen frank.

Luxe-appartementen in de binnenstad gaan volgens de makelaars van de hand voor 50.000 à 60.000 frank per m². In de randstad liggen de verkoopprijzen per m² ongeveer 50 % lager. De huurprijzen in het centrum zijn de voorbije jaren dan weer met 10 à 15 % gedaald. Ook voor een onderkomen in ‘die scone’ betaalt men niet meer eender welke prijs.

Stijn Peeters / Geert Wellens

HET VENETIE VAN HET NOORDEN Op zoek naar de geschikte bestemming voor enkele erg gevoelige sites.

HET PANDREITJE Het stadsbestuur stelt de uitspraak over het nieuwe project uit tot na advies van bevoegden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content