Kleine en grote jongens

José Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, is over de hele lijn een zwak figuur. Gebrek aan inzicht, aan moed en aan creativiteit zijn de steeds weerkerende klachten over de kleine Portugees. Het is tekenend voor de visie en de slagkracht die de jongste tijd uitgaat van de Europese gedachte dat iemand van zijn kaliber aan het hoofd staat van wat de Europese regering zou moeten zijn. Europees president Herman Van Rompuy heeft het ook niet onder de markt om zijn rol waar te maken, maar scoort toch veel sterker dan zijn Portugese kompaan. Met de hem eigen tact en sluwheid laveert Van Rompuy door het Europese labyrint. En passant zorgt hij voor inhoud en creativiteit bij het bedenken van de onvermijdelijke compromissen.

Zowel Barroso als Van Rompuy komt uit een kleine lidstaat van de Europese Unie en de eurozone. Soms kan dat een voordeel zijn, maar meestal niet, integendeel zelfs. Die vaststelling is van groot belang, nu beide heren het voortouw nemen om de voorstellen van de Duitse bondskanselier Angela Merkel te herzien. Zij wil voor de lidstaten van de eurozone een competitiviteitspact uitwerken. In Europa, zo leert de geschiedenis, bewegen de zaken pas echt als de grote lidstaten er hun volle gewicht tegenaan gooien. De ontstaansgeschiedenis van de monetaire unie illustreert dat treffend.

De eerste echt doorgedreven poging om tot een monetaire unie te komen, dateert van 1970. Toen kwam de Luxemburgse eerste minister Paul Werner met zijn plan om in tien jaar tot een monetaire unie in Europa te komen. De tekst van het Werner Plan zat vol onduidelijkheden en contradicties, omdat ook toen landen als Duitsland en Frankrijk heel verschillende doelstellingen voor ogen hadden. Voor de Fransen was een monetaire unie gewoon een middel om de hegemonie van de Duitse mark en van de Bundesbank te doorbreken. Voor de Duitsers kon de monetaire unie niet meer zijn dan een hooguit korte prelude voor een heuse politieke unie. Paul Werner kon als politicus van een minuscuul landje onvoldoende gewicht in de schaal leggen om die fundamentele tegenstellingen zelfs maar enigszins te overbruggen.

Het Werner-plan vormde wel de aanzet van diverse mechanismen om de fluctuaties van de wisselkoersen in Europa in te perken. Maar de beweging naar een echte monetaire unie kreeg pas een nieuw elan toen Jacques Delors in 1985 aantrad als voorzitter van de Europese Commissie. Delors kwam niet alleen uit het grote Frankrijk, hij had ook een reputatie om u tegen te zeggen. Nagenoeg eigenhandig was hij er als minister van Financiën in geslaagd om de Franse president François Mitterrand te overtuigen van de onzin van het ouderwetse socialistische beleid van nationalisaties en onoordeelkundige stimulering van de economie.

De Fransman Jacques Delors kreeg de zaken wel in beweging. Geholpen door de dynamiek van de Duitse eenmaking en het voluntarisme van Mitterrand en de Duitse kanselier Helmut Kohl, kwam eind 1991 het Verdrag van Maastricht tot stand. Dat leidde tot de start van de monetaire unie in 1999 en de geboorte van de euro. Zoals we onlangs aan den lijve ondervonden, zaten er grote hiaten in het opzet van de monetaire unie. De discussie die zich nu al een aantal maanden ontrolt in Europa gaat ten gronde om wat er moet gebeuren om de constructiefouten in het eurohuis structureel te herstellen.

Een meer flexibele arbeidsmarkt en de vorming van een politieke unie zijn de twee belangrijkste voorwaarden om tot een leefbare monetaire unie te komen. Vermits een echte politieke unie vandaag even onhaalbaar is als in de tijd van Paul Werner, moet er een second best-oplossing komen. Vandaar het competitiviteitspact, gelanceerd door Angela Merkel met de steun van de Franse president Nicolas Sarkozy. Zonder het met evenveel woorden te zeggen, is het de bedoeling om te komen tot zodanig stringente regels voor het sociaaleconomische beleid dat er daarvoor de facto een politieke unie ontstaat.

Barroso en Van Rompuy komen met voorstellen die een afzwakking inhouden van wat Merkel initieel voorstelde. Tijdens zijn speech op 23 februari aan de universiteit van Luik legde Jean-Claude Trichet, de president van de Europese Centrale Bank (ECB), zijn voorstellen voor het competitiviteitspact op tafel. Die gaan nog veel verder dan wat Merkel voorstelde. Economische analyse leert dat Trichet het bij het rechte eind heeft. De afzwakkingsoefening van Barroso en Van Rompuy zal de euro zuur opbreken. Het valt echter af te wachten of het compromis van de kleine jongens überhaupt kans maakt bij de groten.

JOHAN VAN OVERTVELDT Hoofdredacteur

In Europa, zo leert de geschiedenis, bewegen de zaken pas echt als de grote lidstaten er hun volle gewicht tegenaan gooien.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content