KLEIN EN FRAAI GEVORMD

De enige zekerheid is de onzekerheid en de chaos van het leven. Op de stelligheid verwoord in dat bedenksel zijn er, zoals steeds, uitzonderingen. Bijvoorbeeld, het wordt met de dag zekerder dat de dagen van deze staat geteld zijn – ook als men de zoete tot scherpe, soms emotionele en hier en daar dwaze tussenkomsten van de N/F-intellectuelen op het België-colloquium van vorige zaterdag beluisterde. Niet meer de uitkomst van het Belgische nationaliteitenvraagstuk staat ter discussie, wel het tijdstip van de breuk. Vijf, tien of twintig jaar? Wat zijn de economische gevolgen van het einde van België? Hoe leven de 6 miljoen Vlamingen dan verder? Als stakkers? Moet een land groot zijn om een welvarende economie te scheppen of maakt het weinig uit of een land groot of klein is en heeft voorspoed eerder te maken met durf, verbeelding en doorzichtigheid?

Wie antwoorden zoekt, hoeft niet terecht te komen bij vunzige radicale geschriften en dient zich evenmin te encanailleren met auteurs waar elke intellectueel de neus voor optrekt. Je kan The Economist niet verdenken van zijn portret van kleine landen in de nieuwe wereldeconomie, getiteld Small but perfectly formed (3 januari 1998) – de aanhef boven deze Focus is geletterdiefd -, geschreven te hebben met het oog op de toekomst van Vlaanderen. Je kan de Italiaans-Amerikaanse economen Alesina en Spolaore niet verdenken van partijdigheid over de kansen van een onafhankelijk Vlaanderen. Het raakt hen niet. Toch betogen ook zij al enkele jaren in hun brochure On the Number and Size of Nations, nog opgefrist met nieuwe cijfergegevens in november ’97 (zie ook blz. 46), dat meer kleine en leefbare landen ontstaan door de voortschrijdende democratisering en het groeien van grote markten die het bijvoorbeeld mogelijk maken dat Québec kan bloeien zonder een Canadese bovenbouw binnen een Noord-Amerikaanse Vrijhandelszone ( Nafta).

Vlaanderen is qua bevolking twintigmaal groter dan IJsland en strategisch honderdmaal beter gelegen. IJsland is een buitenbeentje en een symbool van de 21ste eeuw. IJsland heeft 270.000 burgers, gelijk aan Gent, maar al een pak minder dan in Antwerpen. Toch vertoont IJsland alle kenmerken van een moderne staat: een eigen taal, munt en centrale bank, een luchtvaartmaatschappij en ambassadeurs, en een prachtig letterkundig patrimonium. De ministaat IJsland staat symbool voor de toekomst, schrijft The Economist.

Niet alleen zijn er vandaag veel meer landen dan aan het begin van de 20ste eeuw, de versnipperingstendens neemt toe: de wereld zal in de 21ste eeuw veel meer IJslanden tellen. De explosieve groei van het aantal onafhankelijke staten tijdens de voorbije vijftig jaar betekent dat de helft van de landen in de wereld een kleinere bevolking heeft dan die van de staat Denemarken met zijn 6 miljoen inwoners en Vlaanderen met zijn 6 miljoen inwoners.

Kleine staten zijn niets nieuws. Zij geraakten echter uit de mode tijdens de uitbarsting van nationale overnames en fusies in de 19de eeuw. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bestonden er in de hele wereld slechts 62 onafhankelijke staten. Sedert de Tweede Wereldoorlog groeide het aantal van 74 tot 193 vandaag. Het zijn de IJslanden die daarbij overwegen: 87 landen tellen een bevolking van minder dan 5 miljoen inwoners, 58 landen van minder dan 2,5 miljoen en 35 zelfs van minder dan 500.000. Europa evolueerde van 32 naar 48 staten.

Kleiner betekent niet noodzakelijk armer. Landen met een grote bevolking hebben dikwijls een grote politieke macht, maar ze zijn niet zo vaak welvarend. Een kijkje op de hitlijst van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking openbaart een opvallende afwezigheid van grote – en zelfs middelgrote – landen aan de top. Van de tien landen met een bevolking van meer dan 100 miljoen zijn alleen de Verenigde Staten en Japan welvarend. De economie van India met zijn 1 miljard inwoners staat volledig in de schaduw van die van Nederland met zijn 16 miljoen inwoners; de economieën van de grootstaten Nigeria en Bangladesh hebben grofweg dezelfde omvang als die van de kleinstaat Puerto Rico (3,7 miljoen inwoners). Uiteraard zijn heel wat kleine landen arm. Maar kleinheid vormt geen barrière voor rijkdom in termen van koopkracht. Luxemburg (bevolking: 400.000) heeft het hoogste bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking in de wereld.

Zou het kunnen, zo vragen sommigen zich af, dat kleine landen, net als kleine ondernemingen, sneller kunnen groeien dan grote? Kijk naar Singapore: 3 miljoen mensen, zonder eigen voedsel- of natuurlijke rijkdommen, zijn in Singapore opgeklommen van een per capita bruto binnenlands product van 1000 dollar bij de onafhankelijkheid, tot 24.000 dollar vandaag. Waar het op aankomt, is leiderschap en visie. Ook al vormt een grote omvang niet noodzakelijk een handicap, het levert minder voordelen op dan vroeger. De nadelen van het klein-zijn daarentegen, worden steeds beperkter. De breuk van België kan traumatiserend zijn voor velen, ze is echter voor onze welvaart minder dramatisch dan de inzenders van brieven en vrije tribunes naar de kranten betogen.

FRANS CROLS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content