Klauwende tijgers

Geen enkel ander koppel landen wordt zo vaak met elkaar vergeleken en heeft toch zo weinig gemeen. China is groter, sterker, rijker en beter georganiseerd dan India, het enige andere land met meer dan 1 miljard inwoners. De Indiërs scheppen trouwens meer genoegen in de vergelijkingen met hun noorderbuur dan omgekeerd. India geniet ervan om in dezelfde klasse te spelen als China, ook al verliest het de meeste wedstrijden.

In 2011 kan India wel eens een rondje winnen. Volgens sommige prognoses kan zijn economie even snel groeien als die van China en misschien zelfs iets sneller. De Wereldbank verwacht dat de Indiase economie met 8,7 procent groeit en dat is net iets meer dan de 8,5 procent die voor China voorzien wordt. Maar consensus bestaat daarover zeker niet.

Hoewel slechts een handvol economen van oordeel is dat de Indiase groei de Chinese volgend jaar overtreft, zijn er ook heel wat die geloven dat het wel gebeurt in het komende decennium. De reden is grotendeels demografisch. De Chinese economie kan niet snel blijven uitdijen als zijn beroepsbevolking begint te krimpen. Als gevolg van de eenkindpolitiek uit 1978 daalt het aantal jonge Chinezen (15-29 jaar) na 2011 scherp waardoor de fabrieken het moeten doen met minder handvaardige, nomadische arbeiders. Over een paar jaar zijn er meer Indiase jongeren dan Chinese. Het is wel pas in 2025 dat er evenveel Indiërs als Chinezen zijn.

Het is ook mogelijk dat India dit decennium China voorbijsteekt om de eenvoudige reden dat het armer is en dus over meer inhaalpotentieel beschikt. Het Indiaas inkomen per hoofd moet in zeventien jaar met 8 procent groeien om het Chinese niveau te halen. Eén jaar van snelle groei wil dus nog niet zeggen dat India voorbijsteekt.

Erop en erover

De Indiase economie moet haar momentum in stand houden in weerwil van de campagne die zijn centrale bank voert tegen de hardnekkig hoge inflatie. En China moet aanzienlijk gas terugnemen. CLSA voorspelt dat de Chinese economie in 2011 met 8 procent groeit, tegenover 10 procent in 2010.

Zo’n relatief lage groeiverwachting weerspiegelt een groot respect voor de Chinese leiders. Dat klinkt paradoxaal, een tragere groei is een teken van politiek falen en niet van succes, toch? De Chinese leiders streven niet langer koste wat het kost groei na. Als ze zelf geloven wat ze zeggen, zouden ze een minder halsbrekend tempo van economische expansie verwelkomen.

In de bewoordingen van president Hu Jintao moet groei een ‘harmonieuze maatschappij’ bevorderen. Harmonie vereist dat de kloof tussen het platteland en de steden, en die tussen de armere regio’s in het binnenland en de kustgebieden smaller wordt. Ze vereist dat een groter deel van de productie van China verbruikt wordt door Chinese gezinnen en niet geïnvesteerd wordt in overcapaciteit of gedumpt wordt op de buitenlandse markten. Ze vereist ook dat China minder energie verbruikt en minder vervuiling uitstoot per dollar output.

Niet elke beleidsvormer in China is het met de doelstellingen van Hu eens. De leiders in Peking hebben het soms moeilijk om hun wil op te leggen aan ambitieuze ambtenaren in het hinterland. De economie van China wordt voortgetrokken door een span galopperende paarden die er meer op uit zijn om elkaar te overtreffen dan dat ze aandacht hebben voor de spanning op de teugels.

Maar die teugels worden strakker aangehaald. De Chinese regering leek bijvoorbeeld oprecht vastbesloten om het energieverbruik met 2 procent naar beneden te halen in de periode van 2005 tot 2010. In de lente van 2010 beval eerste minister Wen Jiabao de sluiting van duizenden steenkoolcentrales, verouderde ijzersmelterijen en andere fabrieken. Hij zond inspecteurs uit naar het halve land om ervoor te zorgen dat iedereen met ‘ijzeren hand’ handelde.

De Chinese beleidsmakers vergoelijken de extreme maatregelen niet, maar ze lijken wel te aanvaarden dat de economie afstellen zijn tol eist op de groei. In het lopende vijfjarenplan (van 2006 tot 2010) werd een target van slechts 7,5 procent vastgelegd. Het is dus niet het officieel beleid van China om met dubbele cijfers te groeien. Als India in 2011 de snelst groeiende economie wordt, heeft het dat meer te danken aan de Chinese dan aan zijn eigen leiders.

De auteur is redacteur Aziatische economieën van The Economist.

SIMON COX

De Chinese economie kan niet snel blijven uitdijen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content