Kijk- en luisterdesign

Geen enkele fabrikant van audio/video-apparatuur kan er nog omheen : het design heeft ook zijn intrede gedaan in deze sectoren. Het fenomeen is eigenlijk niet nieuw, maar blijkbaar wordt steeds groter belang gehecht aan de ‘look’ van deze toestellen.

TEKST : SERGE VANMAERCKE.

Het is natuurlijk belachelijk een televisietoestel te kopen dat past bij de kleur van uw gordijnen. Wel wordt het algemeen aanvaard en zelfs bewonderd dat iemand aandacht besteedt aan de lijn van zijn hifi-audio en video-equipment, met het oog op comfort en gebruiksgemak, en niet te verwaarlozen als expressie van zijn of haar persoonlijke smaak.

Het sociale statussymbool als drijfveer aanduiden voor de evolutie van design in audio- en video-apparatuur is te voor de hand liggend. Deze ontwikkeling kan ook gepaard gaan met technologische vooruitgang en verbeterde gebruiksvriendelijkheid. Enerzijds hebben televisietoestellen de neiging om almaar groter te worden, home-theatre of de bioscoop-in-huis zeg maar. Anderzijds worden audiotoestellen steeds kleiner, zodat ze om het even waar in de woning een plaatsje vinden. We laten hier even de (nochtans belangrijke) invloeden op sociaal gedrag en de technische kwaliteit terzijde.

Moderne toestellen zijn in de meeste gevallen sober qua decoratie. De uitzonderingen bevestigen de regel, zoals de Londense decorateur Grant Louden (Betelgeuse) die kleine televisietoestellen (letterlijk) bekleedt met dierenhuid of met allerlei, vaak ludieke, accessoires.

De televisie, een onvervalste westerse totem, neemt een steeds grotere plaats in onze woonkamer in, zodat deze steeds meer gaat gelijken op een uit de kluiten gewassen communicatiestation. Sommigen onder ons wonen tussen vier muren, maar tegelijk in een global village zoals de Canadese mediaspecialist Marshall McLuhan het omschrijft. Dankzij de televisie nemen wij deel aan een ‘massacultuur’ (?) die ons de indruk kan geven dat we allemaal een beetje gelijk zijn. Enerzijds worden bepaalde verschillen als storend ervaren, anderzijds wordt de individualiteit steeds sterker benadrukt. De inhoud van de audiovisuele boodschap ( software) zet mensen ertoe aan zich zoveel mogelijk te onderscheiden van de ‘anderen’, ondermeer door de kwaliteit en het design van het toestel ( hardware) dat de ‘boodschappen’ ontvangt en doorgeeft.

Een veelheid

van ontwerpen voor verschillende merken en modellen biedt de verbruiker/klant de mogelijkheid zijn of haar ‘persoonlijke’ smaak uit te stallen. Het design van audio- en video-apparatuur is veel minder modegevoelig dan vermoed wordt. Wat niet wegneemt dat een geregelde vernieuwing van de ‘look’ al dan niet gepaard met technologische verbeteringen nooit kwaad kan voor de commercie.

Zoals andere industriële (massa)producten vinden ook audio- en videotoestellen sedert één of twee decennia een plaatsje in de afdeling ‘industriële vormgeving’ van de grote musea voor moderne kunsten. Zo vormen zij een onderdeel van het wijzigende beeld in de mediamaatschappij. De creaties van Jakob Jensen voor Bang & Olufsen en die van Marco Zanuso en Richard Zapper voor Brionvega zijn te bewonderen in het Museum of Modern Art van New York, naast meubilair van Marcel Breuer, Ludwig Mies van der Rohe of Werner Panton. Het Museum für Angewandte Kunst in Keulen bezit een volledige verzameling van toestellen die door Hans Gugelot en Dieter Rams gecreëerd werden voor het merk Braun (dat begin jaren ’80 uit de audiovisuele sector gestapt is).

De design-bijbel The International Design Yearbook, die ieder jaar door Thames and Hudson uitgegeven wordt onder de auspiciën van een major designer van dat moment, besteedt ettelijke pagina’s aan audio- en video-apparatuur en elektronische toestellen.

Het heeft nochtans zeer lang geduurd eer die toestellen een plaatsje veroverd hadden in magazines of in de musea, in tegenstelling tot meubilair of verlichting bijvoorbeeld.

In naslagwerken

over binnenhuisdecoratie en uitrusting van de twintigste eeuw (o.a. Moderne Klassiker/Möbel die Geschichte Machen, uitgegeven door Schöner Wohnen-Buch, of Interior Design of the 20th Century van Anne Massey, bij World of Art/Thames and Hudson) zien we ze pas rond de jaren ’50 verschijnen. Er moet nochtans een radio en een fonogram (platendraaier) en later een televisietoestel te vinden geweest zijn in de ‘klassieke’ Villa Savoye van Le Corbusier in Poissy (1929), in de villa Falling Water van Frank Lloyd Wright in Bear Run (1936, Pennsylvania), in het Maison de Verre van Pierre Chareau in Parijs (1932) of in het Glass House van Philip Johnson in New Canaan (1949, Connecticut).

Het zorgvuldig uitstallen van deze toestellen viel in werkelijkheid samen met de doorbraak van de popart, met name in de beroemde collage van Richard Hamilton : “Just what is it that makes todays homes so different, so appealing” (1956). Afgebeeld wordt een bodybuilder met een soort racket in de hand in een interieur van bedenkelijke smaak, waarin onder andere een televisietoestel en een bandopnemer te zien zijn, modellen waarmee vandaag minzaam gelachen wordt.

Heel lang was hout het belangrijkste materiaal voor de dragende structuur van radio en tv. De radio-met-ingebouwde-platenwisselaar en de televisietoestellen hadden soms enorme afmetingen. Het waren soms meubelstukken met geïntegreerde bar en/of krantenrek, al dan niet met deuren die konden opengemaakt worden tijdens het kijken of luisteren. Wie zo’n meubel in huis had, gaf inderdaad blijk van een bepaalde sociale status. In Europa vond een enorme ‘boom’ plaats in de jaren ’60, maar in 1954 reeds bezat meer dan de helft van de Amerikaanse huisgezinnen een tv-toestel. Men ging met z’n allen rond het meubel zitten om samen te luisteren of te kijken, een beetje zoals men zich vroeger rond de open haard schaarde. Het meubel had een bepaalde decoratieve waarde, maar als er niet gekeken of geluisterd werd, had men de neiging te verbergen wat erin zat.

Een hele poos voordat anderen op het idee kwamen, ontwierp Raymond Loewy in 1947 een radio met transparante behuizing. Later groeide inderdaad het idee dat technologie een stijlelement kon zijn.

Met de komst

van de transistor en het gebruik van synthetisch materiaal (begin jaren ’60) zou ook de vorm van die toestellen beetje bij beetje veranderen. De ‘dingen’ werden niet meer verborgen en kregen een eigen stijl. Een televisie, radio of platendraaier hadden voortaan een eigen identiteit en waren niet meer ‘ingebouwd’ in een of ander meubel-met-nog-andere-doeleinden.

Nog later verschenen de portables en de walkman. Tegelijk hiermee kregen de toestellen een ware hightech-look. Producten voor de (prille) jeugd werden in de gekste kleuren uitgevoerd, maar geïntegreerde hifi-ketens waren vooral grijs of zwart.

In de jaren ’80 won het uiterlijke aan belang, wat zich vertaalde in een originele lijn bij alle nieuwe producten die de markt veroverden. Zo ook de audio- en video-apparatuur. De Aziatische fabrikanten waren er als de kippen bij om hun deel van de designtaart op te eisen. Reeds in 1974 deed de Japanse groep Yamaha Electronics een beroep op de Italiaanse ontwerper Mario Bellini om een cassetterecorder te ontwerpen. In de jaren ’90 wordt nog meer het accent gelegd op de ‘verpersoonlijking’. Philips doet een beroep op Andrée Putman of Massimo Iosa Ghini en Thomson gebruikt het talent van Philippe Starck.

Op foto’s hiernaast ziet men hoe de eigen identiteit van audio- en videotoestellen wordt benadrukt, terwijl men in vergelijkbare gamma’s in dezelfde richting evolueert.

Lifestyle-keten van Bose : het zichtbare verkleinen en de woofer verbergen.

Phoenix Product Design ontwierp voor Loewe een volledig geïntegreerd ensemble : Loewe Systems. Sober en afgerond.

Het Deense merk Bang & Olufsen hecht het grootste belang aan de nieuwste technologische ontwikkelingen, en vooral aan het design. Compensatie voor het verdwijnen van de magie van de eerste toestellen en reactie op de banaliteit van de eenheidsworst.

Met design naar compact. De boxen zijn geïntegreerd in de keten PA3-II van Grundig. Met Space Fidelity bekomt men een stereo-effect, waar men het toestel ook plaatst.

Het design van Thomson zweeft tussen droom en werkelijkheid. Met een reeks ‘droomontwerpen’, zoals de Plasmaa (zonder beeldbuis) en de Comboo geeft hij hints voor de toekomst, terwijl de Starck-creatie Zeo aangeeft wat vandaag al kan.

Oz van Telefunken, ontworpen door Starck : Laten we de televisie weer een ziel geven, nu ze haar magie kwijt is, zodat deze bode zijn waardigheid terugvindt en door zijn karakter en verfijning, weer die vriend wordt die een plaats in ons huis verdient. L

Jim Nature van Saba, ontworpen door Starck : Vorm en materie zijn gebouwd uit een non-materie, zagemeel, dat in plaats van verloren te gaan, gerecupereerd wordt zodat dit toestel niets kost aan de aarde. Street Master, een van de ‘droomontwerpen’ van Sab

De SV-15A box van Canon verbindt design en technologie : breed stereo-effect via een akoestisch beeld.

In de jaren vijftig was Braun een van de design-pioniers in de audiovisuele wereld. Braun verliet de sector, op een kleine uitzondering na : een wekker die u uit de slaap haalt met een zelf opgenomen stemgeluid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content