Kiezen tussen reorganisatie en faillissement
Het schuldenmoratorium wordt opgeheven. Schuldeisers mogen wanbetalers opnieuw in faillissement dagvaarden. Een gerechtelijke reorganisatie biedt een uitweg voor ondernemers in moeilijkheden, maar soms is een faillissement zo slecht nog niet.
Vanaf deze week komt er een einde aan het schuldenmoratorium dat de regering had ingevoerd om te vermijden dat te veel bedrijven failliet gingen als gevolg van de lockdowns. Schuldeisers kunnen ondernemingen die hun schulden niet terugbetalen, daardoor opnieuw in faillissement dagvaarden. “Door dat moratorium konden heel wat ondernemingen die het voor de coronacrisis al moeilijk hadden, hun problemen voor zich uit schuiven”, stelt Stan Brijs, insolventieadvocaat van het kantoor NautaDutilh. “Nu komt het uur van de waarheid.”
De cijfers spreken voor zich. In 2020 daalde het aantal faillissementen met een derde tegenover 2019 (7557 tegenover 11.210), leren de cijfers van Trends Business Information. Het percentage ondernemingen met een negatieve solvabiliteit steeg nochtans van 14 naar 19 procent. Meer dan de helft van de taxibedrijven, cafés en restaurants heeft een negatief eigen vermogen. “Er gaan minder bedrijven failliet, terwijl er meer zware financiële problemen hebben”, verzucht Pascal Flisch van Trends Business Information. “Dat is onhoudbaar. Ooit moeten die zogenoemde zombiebedrijven de boeken neerleggen.”
Het insolventierecht verplicht de bestuurders van een vennootschap daartoe binnen de maand na de staking van betaling van opeisbare schulden. Gebeurt dat niet, dan maken ze zich schuldig aan het onrechtmatig laten voortbestaan van een in se failliet bedrijf, wrongful trading genoemd. De bestuurders kunnen dan na het faillissement persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor het volledige nettopassief van de vennootschap. Brijs: “Ondernemingen in financiële problemen die zich kunstmatig in stand houden, tasten de rest van de economie aan en verdwijnen beter” (zie kader Zombies moeten snel weg).
Er gaan minder bedrijven failliet, terwijl er meer zware financiële problemen hebben. Dat is onhoudbaar’ Pascal Flisch, Trends Business Information
Gerechtelijke reorganisatie als reddingsboei
Guido De Croock, de voorzitter van de ondernemingsrechtbank in Dendermonde, verwacht niet dat het aantal faillissementen drastisch zal toenemen. Normaal gezien behandelt zijn rechtbank jaarlijks tot 650 faillissementsdossiers. Vorig jaar waren het er 440. “Ik verwacht geen faillissementengolf”, stelt hij. “Bepaalde sectoren worden hard getroffen door de coronacrisis, andere ondernemingen doen het beter. Meestal zijn het trouwens niet de schuldeisers die dagvaarden in faillissement, maar het parket of de voorlopige bewindvoerder. Er zal wel een inhaalbeweging komen, waardoor we dit jaar eventueel 800 faillissementen zullen behandelen. Dat kunnen we wel aan met onze capaciteit.”
Kris Slabbaert, gerechtsdeurwaarder van Agerant Gerechtsdeurwaarders, zit op dezelfde lijn. “De fiscus en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid stellen zich zeker niet agressief op tegenover schuldenaars. De banken blijven ook redelijk. Alles blijft voorlopig onder controle.”
De ondernemingsorganisatie Unizo betreurt dat het moratorium ook wordt opgeheven voor bedrijven die nog altijd verplicht gesloten zijn. “Het moratorium was nodig omdat in mei niemand de situatie van zijn bedrijf kon inschatten en wist welke maatregelen gepast waren”, reageert Brijs. “Er dreigde door een tijdelijk probleem een cascade van faillissementen. Nu zijn de bedrijven beter in staat om goed overwogen te bekijken wat de situatie is en welke stappen nodig zijn. Als duidelijk is dat een bedrijf in tijdelijke moeilijkheden verkeert, bijvoorbeeld door een verplichte sluiting, is een gerechtelijke reorganisatie soms de beste oplossing.”
Een procedure van gerechtelijke reorganisatie kan leiden tot een minnelijk akkoord met enkele schuldeisers, tot een collectief akkoord waarbij de meerderheid van de schuldeisers een herstelplan goedkeurt, of tot een gedeeltelijke overdracht van het bedrijf. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) koppelt de opheffing van het schuldenmoratorium aan de vereenvoudiging van die procedure. Zo zouden gezonde bedrijven beter beschermd zijn tegenover hun schuldeisers. Brijs: “Alles wat kan helpen om het gezonde economische weefsel te redden, is welkom. Maar een gerechtelijke reorganisatie mag niet dienen om het leven van de onderneming zinloos te rekken. Dan komen we weer bij wrongful trading.”
Onlangs besliste de ondernemingsrechtbank van Dendermonde dat een bestuurder persoonlijk moest opdraaien voor alle schulden van een failliete vennootschap, omdat hij een gerechtelijke reorganisatie had opgestart die geen schijn van kans had.
Herstart na faillissement
Een faillissement heeft nochtans ook voordelen. “De nieuwe insolventiewetgeving geeft failliete ondernemers kansen voor een snelle heropstart”, zegt Brijs. Vroeger bleef een zelfstandige wiens zaak failliet ging, heel zijn leven persoonlijk aansprakelijk voor de bedrijfsschulden als hij de onderneming in persoon had geleid (dus niet via een vennootschap). Vandaag kan zo’n ondernemer aan de rechtbank vragen alle schulden van het failliete bedrijf kwijt te schelden. Zijn privévermogen op het moment van het faillissement wordt nog aangesproken, maar de toekomstige inkomsten uit een nieuwe zaak of zijn loon worden gevrijwaard. De curator, de schuldeisers en het parket kunnen zich enkel verzetten tegen de kwijtschelding van de schulden als de ondernemer door een ‘kennelijk grove fout’ het faillissement in de hand heeft gewerkt. Fiscale fraude is een voorbeeld.
Brijs: “Een faillissement kan een streep trekken onder het verleden. Een ondernemer heeft vaak weinig zin om zonder enig perspectief al zijn toekomstige bedrijfswinsten te spenderen aan de afbetaling van zijn schulden. Zo iemand legt liever de boeken neer om vanaf nul te herbeginnen.”
Zombies moeten snel weg
De Belgische economie heeft behoefte aan een stevige portie creatieve destructie, na de lange verdoving door de coronamaatregelen. De economische groei staat op een laag pitje, onder meer doordat verlieslatende ondernemingen te lang overleven en een te groot beslag leggen op mensen en kapitaal. Die middelen vloeien te traag naar de productieve en snel groeiende ondernemingen. In België is zowel de oprichtingsgraad als de stopzettingsgraad van ondernemingen laag, zeker in vergelijking met de buurlanden. Er is een lichte beterschap, maar de kloof met het Europese gemiddelde blijft hoog.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) legt een verband tussen de stroeve wetgeving, het lage aantal oprichtingen en hoge aantal zombiebedrijven. Een van de oorzaken van de lage stopzettingsgraad is de stroeve Belgische regelgeving om een bedrijf te vereffenen. Joep Konings, hoogleraar economie aan de KU Leuven: “Onderzoek van de Amerikaanse centrale bank in zeventien landen, met data die teruggaan tot de negentiende eeuw, suggereert dat we niet wakker hoeven te liggen van de zogenoemde zombiebedrijven. De opbouw van schulden in ondernemingen leidt niet tot grotere of langere recessies, op voorwaarde dat er een vlot herstructureringsproces is, en faillissementen en vereffeningen snel worden aangepakt. Het uitstel van de liquidatie en de herstructurering leidt tot lagere investeringen en minder productiviteit. Dat gebeurt als te veel partijen betrokken zijn, als de contracten onvoldoende transparant en afdwingbaar zijn, of als de juridische afhandeling te lang aansleept.”
Ook de banken helpen te voorkomen dat het zombieleger groeit. Joep Konings: “Banken geven pas leningen na een grondige gezondheidsscreening van het bedrijf, op basis van strikte criteria. Zeker na de crisis van 2008 zijn de banken op hun hoede om dat goed te doen.” De banken zijn in deze coronacrisis eerder een deel van de oplossing dan een deel van het probleem. Dankzij de ruime kapitaalbuffers kunnen ze een gezonde portie creatieve destructie aan, zonder dat de kredietverlening aan de gezonde bedrijven in het gedrang komt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier