Keltische Tijger richt zich langzaam weer op

Ierland ging van hemel naar hel toen in 2008 de financiële crisis in alle hevigheid losbarstte. Sindsdien heeft het land drastisch bezuinigd en zijn banken gesaneerd. Na vier jaar is er weer reden voor optimisme.

(*) Maria Woods, Ireland’s Financial Crisis: A Comparative Context, Quarterly Bulletin 04 / Oct. 2012, Central Bank of Ireland

Vraag aan een Ier hoe het met hem en zijn land gaat en het antwoord zal waarschijnlijk niet erg positief zijn. De werkloosheid schommelt rond 15 procent, de huizenprijzen zijn sinds de piek in 2007 met bijna de helft gezakt en deze week voerde de regering opnieuw een reeks maatregelen door om het begrotingstekort onder controle te krijgen. Toch blijven de straten van Dublin rustig in vergelijking met die van Athene of Madrid.

“De Ieren zijn een flexibel volk, en onze economie is sterker dan je zou verwachten”, verklaart Austin Hughes, die als econoom werkt voor KBC in Ierland. “De levensstandaard is nog altijd zeer hoog in vergelijking met vijftien jaar geleden, de exportsector boomt en we hebben de private consumptie de voorbije vier maanden zien opflakkeren, al blijft het herstel voorlopig fragiel.”

De Ieren hebben het vandaag inderdaad nog altijd beter dan tien of twintig jaar geleden. Met zijn stagnerende economie, grote werkloosheid en emigratie, en hoge begrotingstekorten (ondanks een gemiddelde belastingvoet van 60 procent) werd Ierland aan het begin van de jaren tachtig als de zieke man van Europa beschouwd. Daar kwam pas verandering in toen in 1986 een fors herstelprogramma werd doorgevoerd. Dat omvatte forse bezuinigingen op de overheidswerking, een hervorming van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt, een verbetering van het onderwijs, een drastische verlaging van de vennootschapsbelasting — een maatregel die de Ieren in 2010 ondanks Europese tegenstand wisten te behouden — en een devaluatie van het overgewaardeerde Ierse pond.

De zware maatregelen stootten indertijd op bijzonder veel verzet, maar ze hadden een grote impact op de Ierse economie. Dankzij het fel verbeterde investeringsklimaat trok het land buitenlandse investeringen aan, vooral van grote multinationals zoals Dell, HP, Google en IBM. In de jaren negentig groeide de Ierse economie als kool: het gemiddelde groeipercentage klokte in de tweede helft van de jaren negentig af op 9,4 procent per jaar. Dat in combinatie met de gestage daling van de werkloosheid — die eind jaren tachtig nog piekte op 18 procent — deed de levensstandaard pijlsnel de hoogte in schieten.

Ook dat is een van de redenen waarom het nu relatief rustig is in Ierland. De bevolking weet uit ervaring dat uit moeilijke maatregelen goede dingen kunnen voortkomen. Een ervaring die landen als Portugal of Griekenland niet hebben.

Kunstmatige groei

Maar nadat de dotcomcrisis van het begin van de jaren 2000 die eerste groeifase had gestuit, liep het goed mis in Ierland. Hoewel de economie vanaf 2003 opnieuw begon te groeien, weliswaar met een lager groeipercentage, was die groei anders dan in de jaren negentig. Ze kwam voornamelijk voort uit een forse toename van de kredieten. Volgens cijfers van de Europese Commissie steeg de verhouding van de uitstaande leningen tot het beschikbaar inkomen in Ierland tussen 2001 en 2006 met 120 procent (in de VS was dat 30 procent). Dat ging gepaard met een navenante stijging van de vastgoedprijzen.

De bouwsector groeide buitenproportioneel, volgens schattingen zelfs tot 12 procent van het bruto binnenlands product. In 2004 kwamen er 80.000 woningen bij. In het Verenigd Koninkrijk, dat 15 keer meer inwoners telt, waren dat er 160.000 in dat jaar. In 2006 zou de bouw van nieuwe woningen in Ierland pieken op 90.000.

De vastgoedsector werd enthousiast gefinancierd door een Ierse banksector, die zelf ook enorme proporties aannam, met activa die drie keer het bruto binnenlands product van Ierland bedroegen. Bovendien was er sinds de deregulering van de jaren negentig maar een zeer oppervlakkig toezicht op de banken. Daardoor bleven de groeiende risico’s grotendeels onopgemerkt, zoals de grote afhankelijkheid van de banken van vastgoedleningen op lange termijn — waarbij de voorkeur ging naar volume boven winstmarge — en van kortetermijnfinanciering op de internationale markten. Een dodelijke cocktail die ook de IJslandse banken onderuit heeft gehaald.

Maria Woods, econoom bij de Ierse centrale bank, stelt in een recentelijk verschenen paper (*) dat de evolutie van een vastgoedcrisis afhankelijk is van hoe nauw het financiële systeem verweven is met de reële economie. In Ierland is die situatie volgens haar bijzonder acuut omdat bankschulden de grootste financieringsbron waren voor residentieel vastgoed. Een duurzaam herstel van de Ierse economie kan dan ook enkel indien beide sectoren — zowel vastgoed als de banken — herstellen.

De Ierse vastgoedmarkt begon pas midden 2012 te stabiliseren, nadat de prijzen voor residentieel en commercieel vastgoed met respectievelijk 47 en 71 procent gezakt waren. Om het financiële systeem te stabiliseren heeft de Ierse regering tot op heden 63 miljard euro in de banken gepompt, of 40 procent van het bruto binnenlands product. Volgens Woods tonen vorige financiële crises, zoals die in Scandinavië in de jaren negentig, dat de sleutel tot het herstel van een financieel systeem in een snelle en transparante overheidsinterventie ligt, waarbij enerzijds de banken worden verplicht de verliezen door te slikken en anderzijds een resolutiemechanisme in het leven geroepen wordt om een nieuwe crisis te vermijden.

Bij de Ierse banken bleek een kwart van alle leningen van slechte kwaliteit. Ze slikten hun verliezen — die opliepen tot 14 procent van het bbp — in 2009 in één keer door via de overdracht van die leningen aan een nieuwe bad bank, NAMA (National Asset Management Agency). Hoewel dat een herkapitalisering noodzakelijk maakte, zijn de verliezen nu wel uit het financiële systeem verdwenen. Daarmee is de tweede pijler van het herstel aangepakt, al schat Woods dat de Ierse banken nog enkele jaren nodig hebben om weer winst te maken.

Hughes voegt daaraan toe dat de langzaam verbeterende economische toestand de banken helpt, en hun opnieuw toegang geeft tot de internationale markten. Ook de stabilisering van de spaardeposito’s is bemoedigend.

Concurrentievermogen

Tijdens de vastgoedboom verloor Ierland internationaal aan concurrentiekracht door de stijgende kosten van zakendoen in het land. De loon- en huurkosten stegen sterk, net als de prijzen van heel wat producten en diensten. Volgens Hughes moet een onderscheid worden gemaakt tussen de twee delen van de Ierse economie. Enerzijds is er het deel dat bevolkt wordt door de grote multinationals en de exportbedrijven. Een verlaging van de loonkosten met 5 procent heeft die sector opnieuw hyperconcurrentieel gemaakt. Hij ondervindt geen last meer van de binnenlandse crisis. Maar er is nog de inwaarts gerichte economie, namelijk de diensten- en de bouwsector. Die zullen meer tijd nodig hebben om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit, al heeft de hoge werkloosheid ook in dat deel van de economie de productiekosten enigszins verlaagd.

“We kunnen de verschuiving van de blik naar de exportsector alleen maar toejuichen”, vindt Hughes. “Het toekomstige Ierland zal gekenmerkt worden door voorzichtige consumenten, die meer sparen en minder consumeren, en door bedrijven die meer aandacht besteden aan kostencontrole. Hoewel de lagere consumptie zal leiden tot een trager herstel, zal de groei duurzamer zijn dan de voorbije tien jaar. De werkloosheid zal net als tijdens de Scandinavische crises van de jaren negentig wel nog geruime tijd hoog blijven”, voegt hij eraan toe. “Ierland heeft zelfs nog enkele troeven achter de hand. Zo is bijvoorbeeld de demografische situatie van het land gunstiger dan in andere Europese landen.”

De euro

Ierland blijft geloven in zijn lidmaatschap van de euro. De eenheidsmunt heeft het land in de eerste plaats behoed voor een muntcrisis, een scherpe devaluatie van de nationale munt met een inflatieschok als gevolg (zoals in IJsland). Volgens Hughes betekent de euro dat Ierland geen toverformules meer kan gebruiken om het concurrentievermogen te verbeteren. Als kleine, open economie – de tweede meest open economie ter wereld – is het verplicht de binnenlandse productiekosten onder controle te houden. Bovendien zijn de vele buitenlandse investeringen in het land net gebeurd omdat Ierland lid is van de euro, zodat die investeringen niet onderhevig zouden zijn aan politieke bokkensprongen zoals plotse devaluaties.

De hernieuwde kracht van de Ierse exportsector betekent dat het land het de komende jaren economisch beter zal doen dan de rest van de eurozone. De OESO schat het groeipotentieel van Ierland op de lange termijn zelfs op 2,5 tot 3 procent. Hoewel de Ierse regering een nieuw besparingspakket van 2,5 procent van het bbp moet doorvoeren, is er volgens Hughes opnieuw reden tot optimisme. “Ierland heeft deze crisis niet verspild. Hopelijk kunnen we over enkele jaren terugkijken en hetzelfde zeggen over Europa”, besluit hij.

MATHIAS NUTTIN

“Ierland heeft deze crisis niet verspild. Hopelijk kunnen we over enkele jaren terugkijken en hetzelfde zeggen over Europa” Austin Hughes, KBC Ierland

De Ieren hebben het vandaag ondanks de crisis nog altijd beter dan tien of twintig jaar geleden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content