“Jongeren durven geen risico’s meer te nemen”

De prioriteiten van mieke van hecke (vsko), bij de start van het nieuwe schooljaar. Dat onderwijs een cruciale plaats inneemt in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord, stemt Mieke Van Hecke, de kersverse directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), hoopvol. Maar problemen blijven er genoeg: 1 miljard achterstallige investeringen in schoolinfrastructuur, het povere onderzoek aan onze universiteiten, de herwaardering van BSO en TSO, en – opmerkelijk – de mentaliteit van de jongeren.

M ieke Van Hecke is amper twee maanden directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) en heeft amper de weinig tijd gekregen om zich in te werken in haar nieuwe functie. Zo kreeg de topvrouw van de Guimardstraat meteen een kakelvers Vlaams regeerakkoord op haar bureau. Daarnaast zag ze, in overleg weliswaar met minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP. A), een van haar naaste medewerkers naar het kabinet gedetacheerd. Geert Schelstraete, de topman van het katholiek gewoon secundair onderwijs, is sinds 1 september adviseur bij Frank Vandenbroucke. Volgens Van Hecke het bewijs dat de nieuwe minister zich minder dan zijn voorgangster Marleen Vanderpoorten (VLD) zal laten leiden door politieke kleur, levensbeschouwing of de herkomst van de schoolnetten. “Het is er de minister vooral om te doen deskundigheid aan te trekken. Ik ben blij dat ze op het kabinet van Onderwijs Geerts kwaliteiten hebben opgemerkt. Maar wij verliezen hier zelf ook een stuk deskundigheid.”

MIEKE VAN HECKE (VSKO). “De herwaardering van het technisch en beroepsonderwijs is inderdaad cruciaal en je mag er van mij ook het kunstonderwijs bij nemen. Maar dit thema duikt al een kwarteeuw in de regeerverklaringen en de partijprogramma’s op. Hopelijk gaan ze nu eindelijk de koe bij de horens vatten. Dit is immers niet alleen een onderwijsprobleem, maar ook een maatschappelijk probleem. Het valt mij op met welke fierheid ouders over hun studerende kinderen spreken, maar dat de toon verschilt naargelang de kinderen in een ASO-richting zitten dan wel technisch of beroepsonderwijs volgen. Het watervalsysteem waarbij jongeren zo hoog mogelijk starten en later eventueel afzakken naar het technisch en beroepsonderwijs is een van de belangrijkste oorzaken van het maatschappelijk onderwaarderen van die studierichtingen. Terwijl bedrijven schreeuwen om technisch geschoolde medewerkers.”

Hebt u geen pasklare oplossing om het TSO en BSO opnieuw aantrekkelijk te maken?

VAN HECKE. “Als die er zou zijn, vraag ik mij af waarom er nog geen werk van werd gemaakt. We moeten de diverse partners – de scholen, ouders, leerlingen, de overheid en het bedrijfsleven – opnieuw mobiliseren om naar een oplossing te zoeken.”

Twee jaar geleden haalde de studie ‘Accent op Talent’ de kranten. Ze pleitte voor een grondige hervorming van ons onderwijssysteem. Kinderen zouden via individuele trajecten aan hun diploma mogen bouwen. Is het niet de hoogste tijd om te evolueren in die richting?

VAN HECKE. “De minister moet iedereen oproepen om een gezamenlijke inspanning te leveren. Iedereen vindt die herwaardering belangrijk, maar er is een verschil tussen woorden en daden. Het is goed dat het regeerakkoord expliciet verwijst naar de herwaardering van TSO, BSO en KSO en naar een sterker partnership tussen scholen en bedrijven. Dat de minister van Onderwijs tegelijk bevoegd is voor Werk stemt mij ook hoopvol.”

In verband met dat partnership: er moeten toch mogelijkheden bestaan om het machinepark van scholen, in samenwerking met bedrijven, vaker te vernieuwen?

VAN HECKE. “Sommige scholen hebben nu al een bevoorrechte relatie met bedrijven. Maar je zal nog meer ondernemingen bij dergelijke projecten moeten betrekken. We moeten ook inspanningen doen om de zij-instroom van lesgevers vanuit het bedrijfsleven te bevorderen. Hier bestaan nog te veel hinderpalen. Daarnaast is het nog altijd moeilijk om deeltijds studerende jongeren een plaats in het arbeidscircuit te geven. Niet onbelangrijk, aangezien het vaak om jongeren gaat die afhaken en niet langer gemotiveerd zijn om school te lopen.”

Geeft u het onderwijshoofdstuk in het Vlaamse regeerakkoord goede punten?

VAN HECKE. “Ik ben gematigd positief. Al heb ik wel vragen bij de eenzijdige nadruk op de rechtstreekse inzetbaarheid van afgestudeerden op de arbeidsmarkt.”

Dat is toch belangrijk?

VAN HECKE. “Ja, maar onderwijs is méér dan dat. Je moet jongeren en volwassenen uitdagen om levenslang en levensbreed te leren. Rechtstreekse inschakeling in het arbeidscircuit is één van de finaliteiten van het onderwijs, maar niet de enige.”

Vlaanderen scoort zwak op het vlak van levenslang leren. Komt dat aspect niet te weinig naar voor in het regeerakkoord?

VAN HECKE. “Het akkoord staat vol over levenslang en levensbreed leren, aspecten die moeten leiden naar beter gekwalificeerd personeel en een betere inzetbaarheid van mensen. Dat is belangrijk, maar levenslang leren moet ook bijdragen tot de persoonlijkheidsvorming.”

Over persoonlijkheidsvorming gesproken: onze samenleving heeft nog altijd een negatief beeld van de ondernemerswereld. Het zouden allemaal fraudeurs en sjoemelaars zijn. Heeft het onderwijs daar geen taak te vervullen?

VAN HECKE. “Ik geloof niet dat jongeren worden afgeschrikt door het zogenoemd negatieve beeld van de ondernemer in de samenleving. Ik heb eerder de indruk dat ze tegenwoordig geen risico’s meer durven te nemen. En dat geldt voor meer dan alleen maar ondernemerschap. Jonge mensen stellen ook de kinderwens almaar uit en engageren zich niet meer zo snel in een relatie. Jongeren zijn volgens mij vooral op zoek naar zekerheid. Trouwens, de scholen leveren goed werk. Er zijn bijvoorbeeld heel wat onderwijsinstellingen waar je een project zoals de mini-ondernemingen niet meer kunt wegdenken.”

Het onderwijsbudget is tijdens de vorige legislatuur met bijna 25 % toegenomen, tot 7,8 miljard euro…

VAN HECKE (onderbreekt). “… En dus was Marleen Vanderpoorten ferm ontgoocheld dat het onderwijs nog niet tevreden was!”

Alle leerkrachten kregen toch een loonsverhoging van 3 %?

VAN HECKE. “Eerst en vooral ervaart bij iedereen de lineaire loonmaatregel als een te grote inspanning met een te pover resultaat. Zo heeft de lineaire loonsverhoging ervoor gezorgd dat bepaalde groepen uit de boot zijn gevallen. De maatregel was algemeen, maar voor specifieke categorieën, zoals de directeurs in het basisonderwijs, was die loonsverhoging te beperkt.”

De onderwijsvakbonden hebben het spel zeer hard gespeeld, tot ze hun slag thuishaalden.

VAN HECKE. “U verliest de omstandigheden waarin het akkoord totstandkwam uit het oog. De bonden werden gedwongen om voor alles of niets te gaan. De paarse coalitie heeft ze nooit betrokken bij het overleg en ze niet erkend als gesprekspartner. Het gevolg: almaar hardere standpunten en een overleg dat onmogelijk was geworden. Op een bepaald moment was er geen andere keuze meer om de schoolvrede te bewaren dan de vakbonden te geven wat ze vroegen. Bij een correct overleg zou er waarschijnlijk een win-winsituatie zijn totstandgekomen. Een beperkter deel van het beschikbare geld zou naar weddetoeslag zijn gegaan, waardoor er meer ruimte was vrijgekomen om andere inspanningen te doen.

“Het tweede verwijt dat ik de vorige regering maak, is dat ze heel veel problemen op hetzelfde moment heeft willen aanpakken. Ze heeft verwachtingen gecreëerd in zeer veel deeldomeinen, of het nu ging over investeringen in de infrastructuur of in onderwijs op maat. Ze heeft geprobeerd om op alle vlakken te scoren, maar heeft haar beloftes niet kunnen waarmaken.”

Wat is volgens u prioritair?

VAN HECKE (afwerend). “Ik voer geen beleid. Ik vertegenwoordig de koepel van alle onderwijsniveaus en van de inrichtende machten en directies. De eigenheid van een belangenbehartiger is dat hij bij beleidsvoorbereiding en uitvoering aandacht vraagt voor bepaalde problemen. Dat doen wij namens onze leden. Ik heb bij het VSKO bijvoorbeeld inrichtende machten die eigenaar zijn van de schoolgebouwen. Die zeggen mij dat er nog voor 1 miljard euro achterstallige investeringen zijn in schoolinfrastructuur. Daarnaast moet de overheid evenzeer investeren in het basisonderwijs. Idem voor de herwaardering van BSO en TSO.

“En dan heb ik het nog niet over het hoger onderwijs. Als er niet meer middelen komen voor onderzoek, zullen heel wat instellingen hun accreditatie mogen vergeten omdat ze niet langer concurrerend zijn met andere Europese scholen. Het is aan de overheid om de keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Maar binnen dat beleidskader ben ik wel bereid om mee te helpen.”

Waar u wel duidelijk over bent, is het verschil in financiering tussen de netten. Momenteel krijgt voor elke 100 euro aan het gemeenschapsonderwijs, het vrij onderwijs 61 euro.

VAN HECKE. “Iedereen is het erover eens dat dit een historisch gegroeide onrechtvaardigheid is. Maar ik zeg niet dat alle beschikbare middelen moeten gaan naar het rechttrekken van dat verschil. Iedereen gaat er wél mee akkoord dat er iets móét gebeuren. Het pad is uitgetekend en Vanderpoorten had al de eerste stappen op weg naar een gelijkschakeling gezet. Tot de centen op waren. Nu, we zijn bereid om over elke nieuwe financieringsvorm te spreken, alleen zijn er een aantal noden en ongelijkheden die we prioritair moeten wegwerken.”

Aan welke denkt u?

VAN HECKE. “Qua regelgeving zit je nog altijd met een groot verschil tussen het gemeenschapsonderwijs en het vrij onderwijs. Ik denk aan het onderhoudspersoneel, dat in het ene geval wordt betaald door de overheid en in het andere geval via werkingstoelagen. Over die elementen moeten we rond de tafel gaan zitten.

“Tweede punt – en velen onderschatten dat – is de concurrentie op het terrein. Ik heb het over de lokale overheden. Gemeenten en provincies besteden enorm veel middelen aan hun onderwijs, maar dat gebeurt niet op een transparante manier. Vooral in het basisonderwijs is dat een bron van frustratie. Een paar voorbeelden: de klassen in de gemeenteschool hebben een nieuwe verflaag nodig. Wel, het personeel van de gemeente komt die klus tijdens de vakantiemaanden opknappen. Idem voor het onderhoud van de tuin of het herstellen van de centrale verwarming. Daarvoor kan de technische dienst van de gemeente worden ingeschakeld. In het vrij onderwijs daarentegen moet je eerst een vrijwilliger aanspreken uit het oudercomité of anders moet je een vakman opsnorren en dus een beroep doen op de werkingsmiddelen. Terwijl de uitgaven van de gemeenteschool op de gemeentebegroting terechtkomen.”

Dreigt u er geen karikatuur van te maken? Alsof het gemeenschapsonderwijs in weelde zwemt?

VAN HECKE. “Nee, het gemeenschapsonderwijs zwemt niet in weelde. Maar de ongelijkheid tussen vrije scholen en gemeentescholen is iets dat zeer zwaar weegt. En die gelijkschakeling is nog niet voorzien in het inhaalpad. In mijn gemeente betalen ze twee bijkomende leerkrachten uit de algemene middelen van de gemeente omdat één klas bijvoorbeeld te groot wordt en ze die willen ontdubbelen.

“Als een vrije school met dezelfde vraag naar het gemeentebestuur stapt, zal de gemeente aanvankelijk ‘ja’ antwoorden. Maar uiteindelijk zal de school de wind van voren krijgen van de Vlaamse overheid. En terecht, want geen enkel decreet laat toe dat de gemeente hier het vrij onderwijs ter hulp schiet.” Alain Mouton

Alain Mouton

“Ik heb de indruk dat de jongeren vandaag geen risico’s meer durven te nemen. Niet alleen het ondernemerschap, maar ook relaties schrikken hen af.”

“De vorige regering heeft de onderwijsbonden nooit serieus erkend als gesprekspartner. Het gevolg was dat er geen overleg meer mogelijk was.”

Terwijl het gemeenschapsonderwijs per leerling 100 euro krijgt, ontvangt het vrij onderwijs er vandaag 61. “Die historisch gegroeide onrechtvaardigheid móét worden weggewerkt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content