Je t’aime, moi non plus (nu als roman)

In zijn nieuwe roman toont Arnon Grunberg de vivisectie van een hels huwelijk. En hij verruimt zijn pijnlijke doorlichting tot de post-9/11-maatschappij van bange blanke mannen.

Drie jaar was ze weg, zonder ook maar één berichtje voor haar man Jörgen Hofmeester, zonder ook maar één teken van interesse voor haar twee puberdochters. Aanvankelijk trok ze in op de woonboot van een jeugdvriend, aangemeerd op een Amsterdamse gracht. Plots staat ze er opnieuw, met dezelfde rode koffer waarmee ze destijds de deur uitging. Hij laat ‘de echtgenote’ (een andere naam krijgt ze niet) binnen en samen nemen ze de draad weer op. Niet dankzij een heropgeflakkerde liefde, maar omdat ze blijkbaar bij niemand anders kan schuilen. De echtgenote wrijft de man, de vijftig gepasseerd ondertussen, zelfs in dat ze hem nooit aantrekkelijk gevonden heeft. Vroeger verdween ze trouwens ook wel af en toe, zij het nooit drie jaar lang.

Nu begint alles opnieuw. En alles betekent hier in de eerste plaats het vernietigende gekissebis, de venijnige psychologische terreur en de sarcastische schoppen die het echtpaar Hofmeester voor elkaar in petto heeft. De vlijmscherpe dialogen, sardonische stiltes incluis, doen denken aan de donkerste relatiedrama’s van Lars Noren en vooral aan de illusieloze claustrofobische wereld van August Strindberg. Vooral Strindbergs drama Dodendans schemert sterk door in Tirza, de nieuwe roman van Arnon Grunberg.

In Dodendans bereidt een echtpaar zich voor op een feest (hun zilveren jubileum), in Tirza wordt een diplomafeestje voor de jongste dochter georganiseerd. Bij Strindberg is het mannelijke hoofdpersonage een militair wiens carrière op een dood spoor is aanbeland, bij Grunberg wordt het een redacteur bij een literaire uitgeverij die gewoon naar huis gestuurd is. Hij is immers te oud om ontslagen te worden. Zowel in het Zweedse toneelstuk uit 1900 als in de post-9/11-roman van de in New York wonende Nederlander Grunberg staan een hels huwelijk én – meer nog – de vernieling van elke illusie centraal. Strindberg noemde zijn stuk bij de première in 1900 een “strijd en dood zonder gif of dolk”. Bij Grunberg glijdt de impasse wel af op een orgelpunt van gif en dolk – in zekere zin. Grunbergs nihilisme is allesomvattend en dat wil hij pijnlijk beklemtonen.

Niet toevallig laat Arnon Grunberg vader Hofmeester (ook al met referenties aan Strindbergs toneelstuk De vader) ten onder gaan, omdat hij zich verkrampt vastklampt aan een eng soort hedendaags biedermeierfatsoen. Strindbergs drama’s lijken wel een voorbode van Gainsbourgs chanson scandaleuse Je t’aime, moi non plus, zij het dan met een zware klemtoon op Moi non plus. Grunberg heeft die klemtoon uitgebreid tot de godganse gemeenschap van bange blanke mannen. Als zijn jongste dochter er vandoor wil met een Marokkaans vriendje dat lijkt op 9/11-terrorist Mohammed Atta, slaan de stoppen door. Helaas strooit Grunberg her en der te veel gein en flauwiteiten rond, waardoor zijn roman dan toch niet helemaal overtuigt. Sporadisch wil hij te graag scoren met makkelijke joligheid – en op die ogenblikken trapt hij bijna in dezelfde val als zijn Vlaamse would-be epigoon Tom Lanoye.

Arnon Grunberg, Tirza. Nijgh & Van Ditmar, 430 blz., 19,90 euro (gebonden: 24,90 euro).

ARNON GRUNBERG (1971)

Een selectie uit zijn werk:

1994: Blauwe maandagen

2000: Fantoompijn

2003: De asielzoeker

2004: De joodse messias

2006: Tirza

Luc De Decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content