“Je moet toch het gevoel krijgen dat je iets zinnigs hebt gedaan”

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Een ontmoeting tussen een rode auteur en een grootburgerlijke CEO. Walter Van den Broeck en Thomas Leysen over de zware erfenis van Umicore, de samenzweerders achter Davos en de gesel van de globalisering. En over de inkomsten van Kim Clijsters.

Het weerzien met Vieille Montagne wordt voor auteur Walter Van den Broeck een verrassing van formaat. Wat vandaag Umicore heet, beantwoordt in niets aan de sterk milieuvervuilende Métallurgie die ook synoniem stond voor sociale strubbelingen. De auteur groeide op in de Cité van Olen, te midden van de arbeiders, en aan de voet van ‘t fabriek. “Broer Staf woont nog in de Cité. Hij ging op 15 Tnieffabriek binnen en kwam er op 60 buiten.” Bovendien verloopt de verbale tweestrijd met de grote kapitalist Thomas Leysen erg minzaam. “Ik ben aangenaam verrast door wat hier gebeurt,” meldt de schrijver na twee uur debatteren. “Meneer Leysen geeft het heel mooie en heel goede voorbeeld.”

THOMAS LEYSEN (CEO UMICORE). “Hij is wellicht de Vlaamse schrijver die het meest over ons bedrijf geschreven heeft. Ik heb vier jaar in Olen gewerkt, van 1993 tot 1997. Ik heb toen meteen het boek Brief aan Boudewijn gelezen. Het beschrijft de jeugdjaren in de Cité. Een mooi boek, het heeft me getroffen. Het beschrijft zeer menselijk het wij-gevoel in de Cité. Uiteraard is die periode voorbij. Vandaag is de Cité bewoond door mensen die noch in Toudfabriek, noch in Tnieffabriek werkten. Onze groep omvat ook wat vroeger Vieille Montagne was. Ik heb dus ook Groenten uit Balen onlangs herlezen.”

Was de milieuzorg terecht? Walter Van den Broeck zei in een interview in 2001: “Mijn vader heeft zijn leven lang op de fabriek gewerkt en is net zo goed tachtig geworden.”

WALTER VAN DEN BROECK. “Ja, dat is ook het argument dat mensen hier altijd hanteerden. Zij hoorden niet graag dat ze niet mochten eten van de groenten in hun tuin. Als radioactiviteit een kleur had, zouden ze het meteen hebben aanvaard. Maar radioactiviteit is ongrijpbaar en onzichtbaar. Inderdaad, mijn vader is tachtig geworden, dat klopt. Maar van de 24 gezinnen op het einde van de Koperstraat, waar ik woonde, zijn er negen of tien mensen gestorven met een gemiddelde leeftijd van 51,2 jaar. Kanker of hartproblemen. In de hele Cité zijn het er nog veel meer. In de straat waar ik nu woon in Turnhout, heb ik in dezelfde tijdsspanne twee bejaarden weten sterven. Dat is het verschil.”

Beantwoordt het beeld dat Walter Van den Broeck schetst in zijn werken, aan het Vieille Montagne zoals u denkt dat het was?

LEYSEN. “Ik heb die tijd persoonlijk niet gekend. Maar de milieustandaarden waren tot eind jaren zestig heel anders. Het grote breekpunt kwam er begin jaren zeventig. De wetgeving verstrengde, de publieke opinie veranderde. Die vroegere toestanden zijn vandaag uiteraard niet meer aanvaardbaar. De actuele milieu-emissies waren al vele jaren in orde. Maar we zaten met die erfenis. Wie betaalt dat? Juridisch was het onduidelijk. Het was een lang verhaal van getouwtrek met de overheid. We ondertekenden twee jaar geleden een historisch convenant met de Vlaamse regering. Umicore betaalt 77 miljoen euro. Dat was voor mij ook een persoonlijke voldoening. Ik heb me immers geëngageerd om die erfenis van vorige generaties niet meer door te geven aan mijn opvolgers. We zullen in de komende jaren die bladzijde volledig kunnen omslaan.”

Reageerde u als schrijver euforisch na het convenant? Dacht u: mijn werk droeg bij tot de oplossing van de problematiek?

VAN DEN BROECK. “Zo heb ik dat niet gezien. Beschouw wat ik gedaan heb maar als een keitje dat je in een vijver gooit. Het waterpeil is lichtjes gestegen door dat keitje, maar het is nauwelijks meetbaar.”

Is dat antwoord te bescheiden?

LEYSEN. “Ik denk dat de bewustwording zich geleidelijk heeft opgebouwd. Veel mensen en veel onderzoeken hebben ertoe bijgedragen. Het beeld is juist, het was misschien een grotere kei. Maar het was een brede tendens sinds de jaren zeventig.”

Kunt u nog geïnspireerd worden door een verhaal over Umicore vandaag?

VAN DEN BROECK. “Dan moet ik vertrekken vanuit een kant waarmee ik minder vertrouwd ben. Destijds bekeek ik het vanuit kikkerperspectief. Wij staan hier, en daar boven staat de koning als aandeelhouder van de Société Générale. Maar dan zou ik het van boven naar beneden moeten bekijken. Ik weet niet of ik dat kan.”

Was u toen u die mooie dingen op papier zette woedend op ondernemers: wat zijn dat voor gewetenloze onverlaten?

VAN DEN BROECK. “Ik denk dat ik vandaag woedender ben dan toen. ( vergoelijkend) Niet op meneer Leysen, want die geeft hier het heel goede en heel mooie voorbeeld. Maar sinds de val van de Berlijnse Muur triomferen de vrije markt en de globalisering. Bedrijfsleiders en kapitaalgroepen dragen bij tot maatschappelijke onrust. Vroeger was het simpel. Ik ben opgegroeid in een wereld met aan de ene kant de slechten (de communisten) en aan de andere kant de goeden (de kapitalisten). Daartussen zat een muur. Oost en West leefden op voet van koude oorlog. Dat was duidelijk. Wie in die tijd zijn werk goed deed, behield het tot zijn 65ste. Vandaag word je bij Renault in Vilvoorde op een dag wakker en verneem je dat je ontslagen bent. Door de globalisering, de verhandeling van hele bedrijven. Dat wekt grote onrust bij de mensen.”

U wordt niet milder met het ouder worden?

VAN DEN BROECK. “Neen, want de economische ontwikkelingen geven daar weinig aanleiding toe. Een voorbeeld. Ik werkte twintig jaar met dezelfde uitgever, Manteau. In 1986 komt er plots een multinational, Elsevier. Die koopt Manteau en begint eraan te frutselen. Elsevier vond dat men ook met het papier – zo noemden ze de boeken – 20 % rendement moest kunnen halen.”

Maar bent u slechter geworden door de verandering? Eigenlijk zegt u: ik had mijn ganse leven bij Manteau willen blijven.

VAN DEN BROECK. “Dat had ik inderdaad gewild. En ik ben er ook slechter van geworden. Niet in financieel, maar in psychologisch opzicht. Vroeger was een uitgever een baken en een compagnon de route die je je hele carrière begeleidde. Vandaag krijg je om de haverklap een andere redacteur. Of wordt je uitgeverij nog maar eens doorverkocht. Dat creëert grote onduidelijkheid rond projecten waarmee je bezig bent.”

LEYSEN. “Het klopt dat in die beweging van overnames onrust kan worden gecreëerd. Maar dat moet niet noodzakelijk. Wij deden in 2003 in Duitsland een zeer grote overname. Het bedrijf had 3500 werknemers. Wij hebben hard gewerkt om die integratie zo goed mogelijk te doen lopen. We hebben de eerste dag een brief geschreven, in dertien talen, aan alle werknemers. Waarom hebben we het bedrijf overgenomen? Hoe gaan we het integreren? De tweede dag ben ik persoonlijk voor 700 mensen gaan spreken. Op die manier kan je de ongerustheid voor een groot deel wegnemen. Er zijn dus positieve voorbeelden. Maar bedrijven moeten soms herstructureren. Je kan geen auto’s blijven produceren die niet verkocht worden. Uiteraard had Renault het niet op die manier moeten aanpakken. Daarover is iedereen het eens.

“Over de globalisering heb ik ook een meer genuanceerde visie. Multinationals zijn de voortrekker geweest voor betere standaarden in Azië. Azië maakte door de globalisering een enorme vooruitgang naar welvaart. Welzijn is dan nog een andere vraag. Maar welvaart zeker. Afrika is een ander probleem. Het schrijft zich veel moeilijker in de globalisering in. Dat neemt niet weg dat het voor onze bevolking een moeilijk verhaal is. Er wordt meer welvaart gecreëerd in de wereld. Maar vandaag is die aangroei vooral buiten Europa te vinden. Wij denken dat de welvaart bij ons automatisch elk jaar hoger moet worden. Dat wordt moeilijk als men vandaag concurrentie krijgt uit andere delen van de wereld. Men is er bereid harder te werken. De komende tien tot dertig jaar zal de globalisering ervoor zorgen dat de welvaart hier dreigt te stagneren. Andere delen van de wereld zullen verder bijwinnen…”

We krijgen dus een relatieve verarming?

LEYSEN. “Ja, maar als humanist moet je zeggen: dat is een goede zaak. Relatieve verarming is wat provocerend. We moeten aanvaarden dat andere delen van de wereld, die bereid zijn even hard of nog harder dan ons te werken, sneller vooruitgaan.”

VAN DEN BROECK. “Veel producten worden enkel gemaakt om verkocht te worden. Ze dienen tot niets. Het is pure verspilling. Kijk naar de computersector. Die producten zijn zo goed, dat ze niet verslijten. De producenten verouderen hun eigen producten kunstmatig door om de haverklap met nieuwe modellen op de markt te komen. Stel dat je al het kapitaal dat aanwezig is in de wereld verdeelt over de zes miljard aardbewoners, dan had iedereen de levensstandaard die wij hadden in de jaren vijftig. Ik zeg niet dat we terug naar die tijd moeten. Ik gebruik een beeld om te tonen wat we aan het doen zijn. Wij verspillen, terwijl het grootste deel van de wereld honger lijdt.”

Pleit u voor een andere vorm van economie? Blijft u principieel gekant tegen de vrije markt?

VAN DEN BROECK. “Ik pleit niet voor een ander systeem. Maar ik ben tegen de uitwassen van dit systeem. Dit systeem moet gecontroleerd worden. Het wordt steeds moeilijker binnen de geglobaliseerde markt. De staten hebben er bestuurlijk geen greep meer op. Regeringsleiders worden herleid tot verkeersagenten die voor de orde moeten zorgen. Maar verder hebben ze geen invloed meer op de toekomst van hun land.”

LEYSEN. “Ik denk dat het fel wordt overschat. Het klopt dat grote multinationale bedrijven nog één vrijheid hebben. Zij beslissen in welk land ze gaan investeren…”

VAN DEN BROECK. “En waar ze gaan sluiten…”

LEYSEN. “Voor een stuk ook waar ze gaan sluiten. Maar dat is onderhevig aan zeer zware regels. Nog afgezien van het morele – wat men ook moge denken van harteloze ondernemers. Een fabriek sluiten, daar lig je nachten van wakker vóór je het moet aankondigen. Anderzijds is de overheid nooit zo regelend opgetreden als vandaag. Het Belgische Staatsblad bevat elk jaar 60.000 pagina’s aan regels, wetten, decreten. En dat is nog zonder de aanhangsels. Je hebt regels op Europees, federaal, Vlaams, gemeentelijk niveau.”

Ziet u Davos als een proces waar ondernemers samentroepen om zich te verzetten tegen de soevereiniteit van landen?

VAN DEN BROECK. “Een uitgenodigde vakbondsman zei: Het bedrijfsleven heerst, de staten managen. Dat was zijn conclusie. Je kunt er een karikatuur van maken met mannen met zwarte hoeden en dassen met landschappen op, die het slechtste met de mensheid voorhebben. Maar zo is het niet. Ze hebben het beste met hun eigen bedrijf voor. Ze verdelen de visvijvers onder elkaar, zodat ze elkaar niet voor de voeten lopen.”

LEYSEN. “Ik ben enkele keren in Davos geweest. Het is een zeer divers forum. Je kunt uit het menu pikken. Vorig jaar zag ik een zeer aangrijpende Zuid-Afrikaanse film over aids. Ik heb economische debatten over deviezen en de dollar gehoord. Maar je hoort er heel verschillende mensen, met verschillende levensvisies. Vakbondsmensen, schrijvers. Er was een zeer boeiend debat met onder meer Kazuo Ishiguro, auteur van The Remains of the Day.”

Volgens het jaarverslag 2004 van Umicore verdiende het directiecomité van negen mensen 4,2 miljoen euro. Wat vindt u van de hoge lonen van managers?

VAN DEN BROECK. “Dat is een moeilijke vraag. Ik vind het in elk geval een forse vergoeding. Maar of het schandalig is? Het heeft te maken met verantwoordelijkheid, kundigheid. Ook plastische kunstenaars halen soms prijzen waar je van achterover slaat. Tenslotte is een schilderij toch ook maar wat verf op doek. Of zelfs niet. Het is omdat díe meneer het op díe manier bij elkaar heeft gebracht, dat het plots een geweldige meerwaarde krijgt.”

LEYSEN. “Ik ben altijd voorstander geweest van de publicatie van de cijfers, zeker voor het directiecomité in zijn geheel, want dan weet je ongeveer wat de mensen verdienen. Maar ik ben tegen de publicatie apart van de vergoeding van de CEO, en de leden van het directiecomité. Die te grote focus zal nog veeleer pervers werken dan matigend, wat de politici er ook van mogen zeggen. Ik denk dat de voorstanders de perverse effecten niet hebben willen zien. Mijn basisloon is de voorbije vier jaar niet aangepast. Er is dus zelfs geen index op toegepast. Maar mijn loon is hoog genoeg. Daar staan ook zeer vele uren werk tegenover. En verantwoordelijkheid waar niet iedereen tegen opgewassen is. En dan wordt het een zeer moeilijke discussie. Waarom is een schilderij van Luc Tuymans een miljoen euro waard, en dat van een andere schilder niet? Waarom heeft Kim Clijsters al 14 miljoen dollar aan prijzengeld bijeengemept en nog zoveel meer aan sponsorgeld?”

Frans Crols

Frans Crols | Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content